Bolivia

Swipe

Overige bevolkingsgroepen

Afro-Bolivianos (afstammelingen van Afrikaanse slaven)

Er wonen ongeveer 15.000 zwarte Afro-Bolivianen, voornamelijk in de Yungas bij La Paz. Hun voorouders werden in de 16e eeuw door slavenhandelaars via Peru en Buenos Aires naar Bolivia gehaald om te werken als slaven in de zilvermijnen van Potosí. Ze konden echter niet wennen aan de grote hoogtes en waren daarom niet geschikt om in de mijnen te werken, en werden vervolgens naar de Yungas gebracht om daar gedwongen op de cocaplantages te werken. De slaven ontwikkelden onderling een taal die de Spanjaarden en indianen niet begrepen, en die tegenwoordig nog steeds gesproken wordt. De meeste Afro-Bolivianen spreken of verstaan Aymara. Veel zwarte vrouwen dragen het Aymara bolhoedje en de typische pollera, een rok die uit diverse lagen bestaat. De meesten werken in de landbouw, op de koffieplantages of plukken cocablaadjes. Tot 1953 werkten ze min of meer als slaven, maar na de revolutie werden de haciënda’s (landgoederen) van de machtige landeigenaren onteigend en verdeeld onder de bevolking. Er is niet zoveel cultuur meer over van hun verleden, behalve de populaire saya-dans die begeleid wordt door ritmische drumslag en liederen. Tijdens het carnaval van Oruro wordt de bekende Diablada-dans uitgevoerd waarbij zwartgemaskerde dansers de uit Afrika afkomstige slaven voorstellen.

Japanse kolonisten

Veel Japanners emigreerden als gevolg van de Tweede Wereldoorlog naar Zuid-Amerika en 10.000 van hen vestigden zich in Bolivia, voornamelijk in Santa Cruz. De kolonisten kregen van de regering een gebied toegewezen, 50 hectare per familie, midden in een moerassig gebied met poema’s, kaaimannen en inheemse stammen. Amerika doneerde tractors en andere landbouwmachines en zo begonnen ze met het produceren van rijst, soja en suikerriet wat een goede bron van inkomsten is geworden. In die dagen was er alleen een tweedaagse rit per paard naar Santa Cruz mogelijk want het moerasgebied maakte doorgang voor trucks onmogelijk. Nu is er een redelijke weg en zijn er goede voorzieningen zoals een ziekenhuis. Dankzij de Japanners produceert Bolivia rijst.

Mennonieten

De Platduits sprekende mennonieten kwamen 40 jaar geleden vanuit Rusland, Amerika, Canada, Mexico en Belize naar Bolivia op zoek naar landbouwmogelijkheden en vrijheid van godsdienst. Zij vestigden zich, verspreid over 40 gemeenschappen, in de wildernis van Santa Cruz en wisten daar winstgevende landbouwbedrijven op te zetten. Nu leveren ze onder andere sojabonen, zonnebloemolie en voedsel voor dieren. Ze leven volgens eigen gebruiken en wetten en gebruiken bijvoorbeeld geen elektriciteit en auto’s, maar door paarden voortgetrokken wagens. Hun enige scholing bestaat uit de studie van scripties en andere onderwerpen in het Duits, tot de leeftijd van 12. De families zijn groot en hebben tussen de zes en twaalf kinderen. De vrouwen en meisjes dragen allemaal ouderwets uitziende jurken en een sjaal als hoofddoek. De mannen dragen zonder uitzondering een cowboyhoed en een overall met een geblokt overhemd. Ze hebben weliswaar Boliviaans staatsburgerschap, maar hebben liever niets van doen met de rest van Bolivia.

Mestiezen, creolen en blanken

Deze groepen hebben een andere levensstijl en denkwijze dan de inheemse bevolking en leiden een ‘modern’ leven. Doordat veel indianen naar de stad trekken en de levenswijze van de mestiezen overnemen en door de gemengde huwelijken wordt het verschil tussen de bevolkingsgroepen kleiner. De mestiezen en blanken hebben over het algemeen de betere banen in Bolivia. Vooral Santa Cruz is een blanke stad en kent voor Boliviaanse begrippen een redelijke levensstandaard. Tenminste voor een gedeelte want sinds het midden van de jaren 80 is de economie sterk gegroeid in deze stad met als gevolg dat veel mensen met weinig middelen uit de Altiplano hun geluk gingen zoeken in en rond Santa Cruz met als consequentie dat hier ook de armoede relatief gestegen is.

Discriminatie

Volgens een onderzoek van Defensora del Pueblo, vertegenwoordiger van het volk, worden de mensen met VIH/ SIDA (aids), indígenas (indianen), campesinos (boeren) en ten slotte homo’s en lesbiennes, in deze volgorde, het meest gediscrimineerd in Bolivia. Maar de invalide wordt eveneens gediscrimineerd. Dit begint in de familie waar men niet wil accepteren dat er een invalide binnen de groep is. Op het platteland schaamt men zich om een dove, blinde of ‘manke’ zoals men zegt, in de familie te hebben. Binnen de dorpscultuur moet men ‘normaal’ zijn. Nu is er sinds 2005 een wet die zegt dat 4% van de overheidsbanen door mensen met een handicap moet worden bezet.

Mensen met aids worden ontslagen en soms wordt medische hulp geweigerd uit angst om het zelf op te lopen. Vrouwen hebben eveneens niet veel te zeggen en het beeld van een goede vrouw is er een die veel kinderen heeft, kookt en huishoudelijke taken doet. Bovendien worden vrouwen gediscrimineerd op de werkplaats. Homo’s zijn taboe alhoewel er reeds een gay parade in La Paz is gehouden, waarbij onlangs helaas wel een dynamietstaaf werd ontstoken.

10 prachtige bestemmingen in Bolivia