Bolivia

Swipe

Tropische regenwouden en Pantanal

In de warme en vochtige oostelijke laaglanden van Bolivia bevindt zich het Amazonebekken met nog grote gebieden intact gebleven tropisch regenwoud. Het regenwoud is een gecompliceerd ecosysteem met een enorme diversiteit aan dier-, insecten-, planten- en vogelsoorten en de gevoelige relatie tussen al deze soorten. Het regenwoud kan verdeeld worden in primair en secundair woud. Het eerste is oorspronkelijk, onaangetast bos dat ten minste 150 jaar oud is; dit is de periode die een bos nodig heeft om zich te vormen.

Secondair bos is voorheen ééns gekapt, verbrand of door een storm verwoest geweest en is zich nu aan het herstellen en wordt in de toekomst, mits het onberoerd blijft een primair bos.

Het Amazonegebied wordt verdeeld in -Tierra firme, grond die nooit onder water komt te staan en de pantanosas, gebieden rond de rivieren die elk jaar tijdens de regentijd onder water komen te staan.

Tierra Firme

Vanuit de lucht ziet het tropisch regenwoud eruit als een aaneengesloten tapijt van groen waar sporadisch enkele grote bomen bovenuit steken, de woudreuzen. Er zijn echter drie lagen te onderscheiden: de laagste is de bosgrond of kruid- en struiklaag, tussen de vier en tien meter is een middenetage en tussen de 10 en 40 meter bevindt zich de kroonlaag of het bladerdak. Elke laag heeft zijn eigen planten- en dierenwereld.

Het bladerdak ontvangt bijna 95% van al het zonlicht en hier vindt de voor het leven op aarde zo belangrijke fotosynthese plaats; de omzetting van kooldioxide (in de bladeren) in koolhydraten (voor de groei van bladeren), waarbij grote hoeveelheden zuurstof worden uitgestoten, de basis van het leven op aarde. De kroonlaag is de habitat van diverse apensoorten, de luiaard, vogels, reptielen en ontelbare insectensoorten, allemaal op zoek naar voedsel. Het bladerdak is zo dicht begroeid dat het nagenoeg geen licht doorlaat voor de andere lagen. Hierdoor wordt het in de overgangslaag donkerder, koeler en vochtiger, ideale leefomstandigheden voor de epifyten zoals de orchidee, bromelia en varen. Deze planten groeien op bomen zonder daarbij voedsel te onttrekken aan de gastheer. Dit in tegenstelling tot parasitische planten. Zij groeien bij voorkeur op de ruwe boomschors die bedekt is met korstmos en gewoon mos. In deze tussenlaag slingeren de lianen en andere klimplanten zich langs de bomen omhoog op zoek naar licht. Deze laag is een soort tussenstation voor dieren op zoek naar voedsel zoals fruit, bloesem en insecten. Bovendien bevinden zich hier schuilplaatsen en nesten in holen en takken.

De onderste laag van vier meter hoogte, de bosgrond, ontvangt nauwelijks licht, slechts 2%, en heeft daardoor geringe plantengroei. Hier groeien planten die tolerant zijn voor schaduw zoals de dwergpalm en de candela. Bovendien zijn hier de plankwortels die de grote bomen ondersteunen. Deze woudreuzen kunnen hoogtes bereiken van 65 meter, zoals de kapokboom. Als een woudreus na een storm of onweer omvalt ontstaat er een open plek in de kroonlaag en kan zonlicht de bodem bereiken. Hier groeien dan razendsnel allerlei struiken zoals aronskelken, heliconias en wilde gember. De bosgrond vormt echter een tapijt van bladerafval waarin insecten, slakken, en spinnen leven die prooi vormen voor reptielen en insectenetende vogels. Hier vinden de grotere zoogdieren zoals de jaguar, de tapir en zwijn een doorgang.

Flora

•, Mahonia (Swietenia macrophylla, mahonie). Deze woudreus is geliefd voor zijn hardhout en wordt op grote schaal (illegaal) gekapt.

•, Castaña of nuez del Brasil (Bertholltia excelsa, paranootboom) is een woudreus die de castaña (paranoot) produceert, voor de lokale bevolking een belangrijke bron van inkomsten. Een bolvormige harde vrucht, de coco van twee kilo valt uit de boom en deze wordt in februari verzameld door de castañero die de coco met behulp van een machete doormidden slaat. Een paranoot bevat tussen de 12 tot 25 zaden.

•, Bibosi (ficus crassiuscula, wurgvijg). De levenscyclus van een wurgvijg begint wanneer de overblijfselen van een vrucht via ontlasting van een vogel of zoogdier in de takken belandt van een andere boom. Hier ontspringt het zaad en de vijg begint zijn leven als een epifyt. Door de zonnestralen groeien de bladeren en algauw ontwikkelt zich een eigen kroonlaag. Daarna stuurt de ficus zijn luchtwortels naar de grond. Deze worden met de tijd dikker en omstrengelen de stam van de gastheer tot ze een beklemmend netwerk van houten lussen vormen. De in dit wurgende netwerk gevangen boom sterft langzaam af door gebrek aan voedingsstoffen en zonlicht (door de kroonlaag van de wurgvijg) en vergaat, waarna de wurgvijg alleen achterblijft, als een holle zuil vol met wortels.

•, Ceiba (Ceiba trichistandra, kapokboom). Dit is een grote, epifyt dragende boom met een brede parasolvormige kroon. Vaak zijn zij de enige overblijvende boom als land wordt vrijgemaakt. Deze woudreus kan wel tot 60 meter hoog worden en wordt soms gebruikt als uitzichttoren, boven het bladerdek. De vezelrijke kapok (soort katoen) wordt gebruikt om kussens en matrassen op te vullen. Deze boom heeft voor sommige inheemse stammen een religieuze rol en wordt gezien als arbol madre, moederboom. Enkele stammen begraven hun doden rond de boom.

•, Costus Lima (wilde gember). Zijn stengel groeit als een spiraaltrap, vaak meer dan een meter hoog. Wilde gember komt vaak voor op de bosgrond en heeft heldere en opvallende bloemen. Zij bloeien om de beurt en vormen een paradijs voor de kolibries en insecten die er hun nectar aan onttrekken en bestuiven.

•, Achiote (Bixa orellana, orleaanboom). Deze struik heeft vruchten met zaden die anatto genoemd worden en die als rode kleurstof gebruikt worden in de levensmiddelenindustrie, textiel en cosmetica.

Apen

De Amerikaanse apen leven vooral in de bomen en hebben daardoor een grijpstaart in tegenstelling tot apen in andere continenten. Hierdoor verkrijgen ze meer stabiliteit en kunnen ze hun armen vrijhouden om voedsel te verzamelen.

•, Maquisapa negro (Ateles belzebuth, slingeraap) heeft flexibele poten en beweegt zich snel en behendig door het bladerdak. Ze eten voornamelijk vruchten en leven in groepen van 10 tot 35, bestaande uit vrouwtjes van diverse families, hun jonkies en soms een mannetje. Ze maken een enorm kabaal als ze mensen zien.

•, Machín negro (Cebus apella, bruine kapucijnaap) is het meest intelligent van alle Amerikaanse apen en gebruiken bijvoorbeeld gereedschap om noten te kraken of ze beoordelen of fruit rijp genoeg is voordat ze het opeten. Ze kunnen bovendien met hun sterke kaken ook noten kraken.

•, Mono aullador (Alouatta caraya, zwarte brulaap) leeft in een kleine familiegroep tot vijftien leden die geen territorium bezit. Om aan soortgenoten aan te geven waar ze zich bevinden en om confrontaties te vermijden brullen ze alvorens jonge bladeren te verorberen. Ze gebruiken weinig energie en zijn sloom. Bij de mannelijke brulaap is het tongbeen vergroeid tot een klankkast die zorgt voor het enorme gebrul dat tot op kilometers afstand te horen is.

•, Mono ardilla of fraile (Saimiri sciureus, doodshoofdaap) leeft in groepen met soms wel 100 leden. Zij smeren zich in met urine, misschien om hun spoor te markeren en ze bevinden zich vaak in de onderste lagen van de vegetatie en langs de oevers van rivieren.

Vogels (in de regenwouden)

•, Toekans zijn makkelijk te herkennen aan hun grote felgekleurde snavel die ze gebruiken om vruchten te plukken van twijgen die te dun zijn om op te zitten. Met de punt van de snavel wordt de vrucht geplukt, omhoog gegooid en vervolgens in het brede deel van de snavel opgevangen. De toekan kan 60 cm worden en weegt slechts 700 gram. Ze leven in groepen van twaalf en roven de nesten leeg van andere vogels. Ze slapen in de holtes van bomen. Als ze uitrusten vouwen ze hun staart op. Hun soms felgekleurde veren zijn geliefde voorwerpen voor verzamelaars.

•, Tanagers lijken op vinken en zijn fruiteters. Men kan vele soorten onderscheiden door hun verschillende kleurpatronen.

•, Guacamayo (ara). De grootste papegaaien van de Amazone kunnen een meter lang worden en hebben schitterende felgekleurde veren. Zij zijn monogaam want ze hebben in het leven slechts één partner. Ze vliegen altijd in koppels en maken een enorm kabaal. Hun nesten bevinden zich in uitgehakte holen van bomen op 20 meter hoogte maar geschikte nesten zijn schaars en de ara’s vechten er dan ook om. Het zijn zaadeters die met hun sterke snavel de hardste noten en zaden kunnen kraken. Bovendien eten ze klei die ze vinden in verticale kleiwanden in sommige delen van de Amazone. De klei neutraliseert de gifstoffen die zich bevinden in sommige zaden en noten die de ara’s consumeren.

Vlinders

•, De blauwe morpho heeft schitterende grote metalliekblauwe vleugels en is geliefd bij verzamelaars om zijn groene pigment. De binnenkant van zijn vleugel is bedekt met schubben die een paarsblauwe tot blauwgroene weerschijn vertonen. De bruine kleur van zijn buitenvleugels dient als camouflage wanneer hij uitrust op een tak.

Insecten

•, Termieten leven in een bolvormig nest dat gemaakt is van een door de termieten zelf uitgescheiden mengsel van hout en lijm. Het nest bevindt zich meestal in een boom en heeft een diameter van 25 tot 50 cm en een lengte van een meter. Ze zijn uiterst nuttig voor de voedselkringloop en recycling van hout. Hun hoofdvoedsel is hout en een eencellig diertje in de maag van de termiet verteert de houtstof. Sommige indianen steken hun hand in een termietennest en smeren vervolgens de termieten over hun lichaam, als bescherming tegen muggen. Termieten bouwen tevens enorme kastelen van leem die tot twee meter boven de pampa uitsteken.

•, Parasolmieren lopen in lange colonnes door het bos en dragen daarbij kleine stukjes blad boven het hoofd die zij naar een ondergrondse kolonie transporteren. Hier verbouwen zij microscopische paddenstoelen op het bladerafval die dienst doen als voedsel voor misschien wel een miljoen mieren in het mierennest.

•, Trekmieren leven niet in een mierennest maar trekken elke dag naar een andere plaats. Zij verplaatsen zich in kolonies die soms uit een miljoen mieren bestaan. Zo’n kolonie mieren van 500 tot 1000 meter lang en 30 cm breed, verwoest alles op zijn weg.

•, Tarantula is een grote vogelspin die een holletje graaft in de losse grond waarin hij zich verschuilt. Als er ’s nachts een prooi binnen zijn bereik komt wordt deze razendsnel besprongen, verlamd en vervolgens ingespoten met een gif dat het weefsel aantast. Daarna wordt de prooi zoals kleine zoogdieren, vogels en insecten leeggezogen. De tarantula is met 30 cm de grootste vogelspin.

Pantanosas

De rivieren in het Amazonebekken slingeren zich als een slang door het regenwoud. De oevers aan de buitenkant van de bochten eroderen doordat het water hier snel stroomt. Aan de binnenkant van de bocht stroomt het water echter langzaam en meegevoerd zand en slib zinken en vormen langzamerhand een strand. Er ontstaat nieuw vruchtbaar land met veel zonlicht. Struiken, planten en grassen groeien razendsnel op dit vruchtbare land zoals de pajarobobo. Deze zorgt voor grondstabiliteit voor andere plantensoorten zoals de veelvuldig voorkomende caña brava, dat op suikerriet lijkt. Daarnaast groeit hier de cecropia boom met grote bladeren en een holle stam waardoor ze snel kunnen groeien. Deze gaan echter snel dood en hiervoor in de plaats komen ficus- en cederbomen. Zo ontstaat na 150 jaar een nieuw regenwoud dat niet meer overstroomd wordt door de stijgende rivier. Daarnaast zijn er rivierbochten die na verloop van tijd een loep gaan vormen. Als de rivier in het regenseizoen gaat stijgen wordt de stroom zo sterk dat hij niet meer de loep volgt maar rechtdoor stroomt, dwars over het land heen, en hierbij een kanaal vormt tussen het begin en einde van de bocht. In de droge tijd raakt de bocht geïsoleerd van de rivier en zo heeft zich een meandermeer gevormd.

Flora

•, Heliconia in het Spaans platanilla (wilde banaan) behoren tot dezelfde familie als de banaan en lijken er ook op. Veel soorten hebben rood/geel gekleurde schutbladen die de witte of groene onopvallende bloemen beschermen. De kolibrie onttrekt zijn nectar van de heliconia en bevrucht deze.

•, Cedro (cederboom) is een boom met een rechte stam die 40 meter hoog kan worden en een geliefde houtsoort is voor de meubelindustrie.

•, Aguaje (Mauritia flexuosa, morichepalm) kan 35 m hoog worden en heeft luchtwortels van wel vijf meter zodat hij kan overleven in gebieden die seizoensgebonden onder water staan. Deze veelvuldig voorkomende palm geeft vruchten die gebruikt worden voor onder andere drank en ijs en van de stam verkrijgt men zetmeel. Ten slotte geven de schilfers van de vruchten plantaardige olie.

•, Lirio de agua, (Victoria regia, reuzen-waterlelies). Waterlelies met een stengel van vijf meter en bladeren met een doorsnede van twee meter die op het water drijven en het gewicht van een kind kunnen dragen.

Zoogdieren

•, Capibara (Hydrochoerus hydrochaeris, waterzwijn) is een van de grootste knaagdieren van de wereld; anderhalve meter lang, 60 cm hoog en 50 kg zwaar. Zij leven in groepen van 10 tot 30 exemplaren en eten het grootste gedeelte van de dag gras. Bij gevaar duikt de hele groep het water in. Daarnaast zijn er de kleinere knaagdieren zoals de agouti en paca die een belangrijke rol vervullen als zaadverspreiders voor bomen.

•, Pecarí de labio blanco (Tayassu pecari, witlippekari). Zij lopen in kuddes van soms wel enige honderden. Het zijn alleseters en ze worden gekenmerkt door een scherpe geur. Als ze toevallig op je pad komen, is een boom inklimmen de enige manier om ze te ontvluchten. Daarnaast is er de kleinere pecarí de collar (Tayassu tayacu, halsbandpecari).

•, Tapir amazónico (Tapirus terrestris, tapir) gebruikt zijn grote neusgaten om voedsel te grijpen alvorens het te consumeren. Het zijn planteneters en ze zoeken hun voedsel bij de rivieroevers. Hij heeft een goed reukorgaan en gehoor, dat hem waarschuwt voor roofdieren. Als de tapir zich bedreigd voelt, slaat hij op de vlucht en verwoest alles op zijn spoor. Tapirs zijn de grootste zoogdieren van het bos en worden tot twee meter groot en kunnen een gewicht hebben tot 250 kg. Het zijn uitstekende zwemmers en duikers. De lokale bewoners houden van hun vlees.

•, Jaguar of otorongo (Felix onca, jaguar). Dit is de grootste en krachtigste katachtige van het Amerikaanse continent met een lengte van anderhalve meter en een gewicht van 150 kg. Hij jaagt op herten, tapirs, maar ook op apen en de luiaard. Hij heeft een heel scherp zicht en jaagt ’s nachts, wanneer hij vele kilometers afloopt. Hij kan bovendien goed zwemmen. De jaguar kan grommen en dat is te horen tot op honderden meters ver. De enige vijand is de mens die op de jaguar jaagt voor zijn huid, maar ook als bescherming voor het vee.

•, Oso hormiguero (Myrmecophaga tridactyla, reuzenmiereneter) heeft net zoals de luiaard en het gordeldier geen tanden en is een miereneter die er nogal vreemd uitziet. Hij kan twee meter lang worden, waarvan de helft zijn behaarde staart is en gebruikt zijn lange kleverige tong voor voedsel dat uit mieren en termieten bestaat. Met zijn stevige klauwen kan hij harde termietennesten openbreken. Vijanden zijn de arend en de uil, die hij met zijn achterpoten afslaat. Zij komen vooral in moerassige gebieden en savannes voor.

•, Perezos (Bradypus sp, drieteenluiaard) is uiterst sloom en leeft in het bladerdak, waar hij ondersteboven aan takken hangt en zich voedt met bladeren. Hij komt slechts één keer per week naar de grond om zich te ontlasten.

•, Tayra (Eira barbara, marter) is een dagactieve boombewoner, 60 cm groot met korte poten, lange staart en een bruine kleur.

•, Ciervo de los pantanos (Blastocerus dichotomus, moerashert), kan een hoogte bereiken van 1.80 m en een gewicht van 80 kg en leeft in de vochtige savannes. Zijn grootste natuurlijke vijand is de jaguar en er wordt op hem gejaagd.

•, El lobo gigante de río (Pteronura brasiliensis, reuzenotter). Zij behoren tot de marterachtigen, wegen 30 kg en zijn twee meter lang, de staart van 70 cm inbegrepen. Hij heeft een krachtige staart die hem verandert in een snelle en behendige zwemmer. Zijn ronde kop beschikt over sterke nek- en kaakspieren en hij kan daardoor in een hap grote vissen nuttigen. Het heeft grote ogen en een grote snor die helpen bij het zoeken naar een prooi in de troebele wateren van de Amazone. Ze leven in familiegroepen die gezamenlijk op voedsel jagen en gezamenlijk hun kindjes verdedigen. De vacht is veel waard en het beest wordt daarom met uitsterven bedreigd. De reuzenotter is makkelijk te observeren want overdag spelen ze graag en maken daarbij een hoop lawaai. Ze rusten vaak op een boomstam.

•, Lobo del río (Lutra longicaudis, rivier-otter) is aanmerkelijk kleiner dan de reuzenotter en leeft overal verspreid rond de rivieren en is minder bedreigd.

•, Bufeo (Inia geoffrensis, roze dolfijn). Deze ziet men vooral in grotere rivieren en worden vaak alleen aangetroffen.

Vogels

•, Jabiru (Jabiru mycteria, jabiroe ooievaar) kan 140 cm hoog worden. De vogel heeft een grote zwarte snavel, een rode hals en een wit verenkleed. De ooievaar lijkt door zijn knieën te knikken, een raar gezicht maar dit komt doordat de knie veel hoger zit en het bovenbeen kort is.

•, Garcilla bueyera (Bubulcus ibis, koereiger) komt het meest voor langs de rivier en ziet men vaak in de buurt van vee. Zij wachten op opspringende kikkers en insecten wanneer het vee rondloopt.

•, Garza blanca (Casmerodius albus, grote zilverreiger). Deze vogel heeft een zilverwit verenkleed en gele snavel en verblijft meestal rond het water waar hij jaagt op vissen, kikkers en ongewervelde dieren.

•, Espatula rosada (Ajaja ajaja, rode lepelaar) behoort tot de familie van de ibissen en dankt zijn kleur aan kleine kreeftjes die tot zijn voedsel behoren.

•, Oropéndola, is te herkennen aan zijn felgele staart, die in contrast staat met zijn donkere veren. Deze kabaal makende groepsvogel bouwt spectaculaire, hangende ronde nesten.

Reptielen en amfibieën

•, Anaconda (Eunectus murinus). Deze mythische reuzenslang met een doorsnede van 30-40 cm kan wel acht meter lang worden en 250 kg wegen. Zijn voedsel bestaat uit zoogdieren (zelfs een jonge tapir of een pekari), kaaiman, vogels en vissen, die door wurging worden gedood. Anaconda’s zijn waterslangen die alleen aan land gaan om te zonnen of om een prooi te verschalken. Een andere bekende wurgslang is de boa constrictor die vier meter lang kan worden.

•, Shushupe (Lachesis muta, bosmeester) is de meest giftige slang maar gelukkig schuw en kan drie meter lang worden. De slang is afhankelijk van zijn schutkleur om zijn prooi, kleine knaagdieren, te vangen en soms ligt hij weken op één plaats op de loer. Hij heeft goed ontwikkelde thermische zintuigen door middel van een groef in de zijkant van de kop en kan zijn prooi ontdekken door de warmte die het uitstraalt. Zijn beet met giftanden bevat een stof (hemotoxine), dat weefsel en cellen kapotmaakt. Een soortgenoot is de fer de lance (Bothrops asper, lanspuntslang), een tot 2,5 m lange giftige slang, die minder schuw is en rustig blijft liggen als er iemand passeert. Men moet er vooral niet op gaan staan want deze slang heeft een zeer pijnlijke beet.

•, Cascabel tropica (Crotalus durissus, tropische ratelslang) gaat bij gevaar met het verharde uiteinde van zijn staart schudden wat een luid ratelend geluid veroorzaakt. Zijn beten zijn levensgevaarlijk.

•, Serpiente de coral (koraalslang), zijn verwant aan de cobra en hebben twee giftanden waarmee ze zenuwgif injecteren. Ze zijn minder dan een meter lang en leven onder bladeren of boomstronken. Er is een giftige en een niet-giftige soort. Beide zijn bontgekleurd met zwarte, witgele en/of rode kringen. Dit is een voorbeeld van mimicry waarbij de kleuren van een ander worden overgenomen zodat deze op de ander lijkt om de overlevingskansen te vergroten.

•, Lagarto blanco (Caiman crocodylus, brilkaaiman) wordt ongeveer 2-3 meter lang en heeft de voorkeur voor ondiepe warme wateren in open gebieden zoals de rivierstranden. Een groot gedeelte van dag liggen ze op de oevers te zonnen om hun lichaamstemperatuur iets hoger te houden dan de omliggende wateren. Het voordeel hiervan is dat ze minder voedsel nodig hebben dan andere dieren van hun afmetingen. Ze zijn niet agressief en voeden zich met kleine vissen, knaagdieren en schildpadden. Ze paren in het water in het droge seizoen en leggen 30 eieren in nesten die zich in de bosjes langs de rivier bevinden. Vrouwtjes blijven in de buurt van het nest gedurende de tien weken durende incubatie.

•, Caimán negra (Melanosuchus niger, zwarte kaaiman) kan vier tot vijf meter lang worden en zij groeien hun hele leven door. Zij leven in meren en stilstaand water en consumeren vooral piranha’s die op hun beurt de kaaiman verwonden. Hun huid bij de buik wordt gewaardeerd voor het leer.

•, Charapa (Podecnemis unifilis, rivierschildpad) is koudbloedig en daarom ziet men ze vaak in rijen, op drijvende boomstammen in de rivier liggen te zonnen. Dit verhoogt hun stofwisseling. Bij gevaar duiken ze collectief het water in want het zijn uitstekende zwemmers. Hun eieren, ongeveer 100 stuks, leggen ze in uitgeholde nesten in zanderige gronden. Deze komen na 45 dagen in het donker uit. De kuikentjes rennen vervolgens voor hun leven naar de veiligheid van het donkere water. Ze zijn uiterst geliefd vanwege de olie die ze geven en bovendien eet de lokale bevolking hun vlees. Vandaar dat ze met uitsterven bedreigd zijn.

•, Ranas (kikkers) leven van de woudbodem tot in de hoogste boomkruinen en variëren in grootte van 1 tot 20 cm. Felgekleurde kikkers hebben meestal een huid die gif afgeeft. De kleuren geven net zoals bij felgekleurde bloemen en vlinders een waarschuwingssignaal af aan eventuele aanvallers.

Vissen

•, Piranha’s (Serrasalmus spp) kunnen 30 cm lang worden. Ze hebben weliswaar messcherpe tanden en sterke kaken maar de helft van dit soort heeft zaden, vruchten en insecten als voedsel. De rodebuik- en zwarte piranha eten wel vlees en vreten hele dieren op die in het water gevallen zijn. Ze komen vooral voor in rustige wateren. Bij aanhoudende droogte komen rivieren droog te staan en ontstaan er poelen of plassen waar na verloop van tijd nauwelijks nog voedsel voorradig is voor de piranha’s. Onder zulke omstandigheden kunnen ze zelfs mensen aanvallen.

•, Pacu (Myleus pacu) kan 60 cm worden en heeft weliswaar scherpe tanden maar gebruikt die voor het consumeren van harde zaden en vruchten. Ze komen vooral in meren en lagunes voor en zijn geliefd eten voor de lokale bevolking vanwege hun overvloedige vlees.

•, Anguila eléctrica (Electrophorus electricus, sidderaal) kan 500 volt uitstralen met het doel zijn prooi te verdoven en om zich te beschermen tegen aanvallers.

•, Doncella (Siluriformes, meerval) heeft baarddraden in zijn mondhoeken en kan twee meter lang worden. Zij smaken uitstekend.

•, Paiche of arapaima (Arapaima gigas) is grootste zoetwatervis ter wereld, die meer dan drie meter lang kan worden en tot 250 kg kan wegen. Om te overleven in zuurstofarm water, moet hij verse lucht happen en komt ten minste een keer per uur boven het water uit. Zijn vlees is uitstekend en heeft een hoge prijs en hij wordt daardoor met uitsterven bedreigd.

Bedreigingen voor het regenwoud

In het droge seizoen, vanaf augustus/september, is de lucht bedekt met rook van branden die veroorzaakt zijn door zogenaamde ‘kolonisten’, vooral vee- en sojaboeren, om woud te verbranden en zo land beschikbaar te maken voor landbouw. Door het kappen en verbranden van bomen komen enorme hoeveelheden stikstof vrij, die warmte vasthouden en daardoor de aarde opwarmen, het zogenaamde broeikaseffect. De kolonisten merken algauw dat landbouw snel de dunne voedingsarme bodem uitput en zijn genoodzaakt andere stukken regenwoud op te zoeken en te verbranden. Daarnaast gaat veel bos verloren als gevolg van het delven van aardolie en gas en de aanleg van infrastructuur en vervuiling die hiermee gepaard gaat. Het delven van goud en andere metalen bevuilt het water met kwik en andere giftige stoffen.

Reservaten en land die toebehoren aan inheemse stammen worden geregeld illegaal betreden en gebruikt voor commerciële doeleinden, hetgeen leidt tot heftige ontmoetingen. Sommige stammen zijn verdwenen, andere worden bedreigd.

Talrijke bomen zoals mahonie, die gewaardeerd worden door meubelmakers in de hele wereld, worden in snel tempo illegaal gekapt en via de rivieren en in trucks verdwijnen deze bomen op de inter-nationale markt. Om in hun voedsel te voorzien jagen de illegale houthakkers op apen, tapirs, papegaaien en herten en verkopen die zelfs in de rivierplaatsjes. Daarnaast is er een illegale markt voor verzamelaars van exotische vogels en dieren.

Ten slotte zorgt de productie van illegale cocaïne met behulp van chemicaliën voor vervuilde rivieren.

10 prachtige bestemmingen in Bolivia