Campanië

Swipe

Napolitanen

De Napolitanen vormen een lastig volk: ze verwelkomen nieuwe heersers om een verfoeid vorig regime te vervangen, maar de juichenden van vandaag zijn de ontduikers van de wetten van morgen, meer dan dat zij de confrontatie zoeken. Een stad met twee miljoen anarchisten kan geen rustig bestaan opleveren. Napels is constant in beweging, als een chaotisch straattheater. Handelsgeest hebben al die straatjongens (scugnizzi) rond de Forcellamarkt. De criminele camorra beheerst nog steeds grotendeels het economisch leven, door afpersing van bedrijven en winkels, maar ook in de bouw, de smokkel, de drugshandel en de prostitutie. In de arme buurten worden allerlei activiteiten bedreven: leerbewerken, het maken van schoenen en handschoenen en van kleding, vaak in eenkamerwerkplaatsen in de woonhuizen van de dichtstbevolkte stad van Italië. Ook ziet men er dikwijls bizarre kunstenmakers optreden. Natuurrampen zijn mede oorzaak van de armoede. De grote aardbeving van 1980, met 5000 doden in Campanië, leidde tot grotere woningnood, terwijl het geld uit hulpfondsen vaak in de zakken van de camorra terechtkwam. De ziekenhuizen zijn overvol en verouderd. De vuilophaaldienst werkt nergens zo slecht als hier. In het begin van de 21e eeuw leidde dat tot zeer onhygiënische vuilstapels, stakingen en militair ingrijpen. Grote openbare werken en nieuwe industrieën brachten weinig nieuwe werkgelegenheid, wel meer milieuvervuiling. Er waren duidelijke banden tussen de politiek (vooral christen-democraten) en de camorra. Terwijl Italianen al bekend zijn om de kunst van het ritselen spannen wat dat betreft de Napolitanen wel de kroon. In de lange geschiedenis van absolute, vaak vreemde, heersers bleek slimheid een beter wapen dan verzet. In het onderwijs, zelfs bij de universiteit, worden docenten in de examentijd extra verwend door de ouders van studenten.

Ook de kunst, vooral de barok, weerspiegelt de volksaard. Populair zijn de ‘trompe l’oeil’ en perspectivische trucs. De typische Napolitaanse kunst is levendig, kleurig, extrovert en onconventioneel. De echte volkskunst is roerende kitsch, zoals de vele kerststallen (presepi) in kerken en thuis. De bevolking is overtuigd katholiek. Elke buurt heeft haar eigen heilige met heiligdom. De patroonheilige van Napels, San Gennaro, maar ook de Madonna en Santa Lucia worden hevig vereerd. Hierbij heerst er een enorme mate van bijgeloof. Amuletten tegen het boze oog zijn algemeen en het wonder van de jaarlijkse vloeibaarwording van het bloed van San Gennaro is een hoogtepunt van geloofsbeleving. De eerste zaterdag van mei wordt met het bloed door de binnenstad geparadeerd als een rituele zegening van de stad. De paasprocessie met het beeld van de Madonna dell’Arco biedt een soortgelijke surrealistische aanblik. De ‘terugkeer van de pelgrims’ op 2e pinksterdag uit de heuvels van Montevergine is duidelijk een gekerstende versie van een antiek Bacchusritueel, compleet met ezels en vruchten. Ook begrafenissen vormen vaak een enorm schouwspel; bij rijken of camorraleiders lopen soms honderden mensen achter de prachtige, door zwarte paarden getrokken lijkwagen aan. Bij hun conversatie speelt de gebarentaal een grote rol. Allerlei handgebaren hebben een zeer eigen, versterkende betekenis. Muziek is een natuurlijk gegeven voor de Napolitanen. De ‘canzoni napolitane’ behoren tot de beroemdste producten van de stad. Emigranten brachten ze op podia over de hele wereld. Wie kent niet liederen als ‘O sole mio’, ‘Santa Lucia’, Funiculi, funicula’ of ‘Torna a Surriento’? Typerend is ook de liefde voor het melancholieke en toch vrolijke belcanto; de San Carlo is het grootste operagebouw van Italië. Exuberantie blijkt ook duidelijk bij het vele vuurwerk, tijdens de Bourbons een middel om het volk rustig te houden, nu een bron van vreugde bij allerlei plechtigheden, het hele jaar door.

Economisch is het Napels sinds de oorlog niet voor de wind gegaan. De grootscheepse overheidsinvestering sinds de jaren vijftig via de ‘Cassa per il Mezzogiorno’ is grotendeels mislukt door corruptie en door een tekort aan zowel gekwalificeerde managers als aan vaklieden. Zo ging bijvoorbeeld de staalindustrie Ilva in Bagnoli te gronde. De scheepswerf Cantieri Navali in Stabbia is nog wel in bedrijf. Ook de autofabrieken van Alfa-Lancia in Pomigliano d’Arco en de fabriek voor lichte vliegtuigen van Vulcanair doen het nog goed. De alom aanwezige camorra vormt voor nieuwe bedrijven echter een reëel obstakel. Het blijkt heel moeilijk hooggeschoold leidinggevend personeel aan te trekken; men heeft ze te weinig in de buurt en van elders zijn ze niet of alleen tegen exorbitante salarissen te krijgen. Om economisch te overleven, pakt men van alles aan, ook in het zwarte circuit, zoals het imiteren van bekende merkartikelen.

10 prachtige bestemmingen in Campanië