Het meest kenmerkende onderdeel in de Filippijnse vlag vormt de witte driehoek. Een zijde van de driehoek grenst aan de vlaggenmast en de twee andere zijden worden geflankeerd door respectievelijk een blauwe strook (boven) en een rode strook (beneden). In het midden van de driehoek staat de zon afgebeeld en in elk van de hoeken bevindt zich een ster. De sterren representeren de geografische indeling van de archipel: Luzon, de Visayas en Mindanao. De zon staat voor vrijheid, waarbij de acht bundels zonnestralen de eerste acht provincies symboliseren welke in opstand kwamen tegen het Spaanse bewind. De blauwe strook staat voor vrede, eenheid en gerechtigheid en de rode voor vaderlandsliefde en dapperheid. De nationale vlag werd voor het eerst gehesen op 12 juni 1998, de dag waarop generaal Emilio Aguinaldo de Filippijnen onafhankelijk verklaarde in de nabij Manila gelegen plaats Cavite.