Japan

Swipe

Het Showa-tijdperk (1926-1990)

Keizer Hirohito

In 1926 stierf keizer Taisho; hij werd opgevolgd door keizer Hirohito, die de naam Showa aan zijn regeerperiode gaf. Showa betekent 'schitterende vrede'. De vraag rijst hoe de 124ste telg van het oudste keizerlijke geslacht ter wereld en al 25 jaar oud toen hij de troon besteeg, voor 'schitterende vrede' kon kiezen; de voortekenen waren er niet naar. Het is waarschijnlijk dat Hirohito persoonlijk een voorkeur voor vrede had. Hij had echter een hekel aan staatszaken in het algemeen en politieke intriges in het bijzonder. Hij was als marinebioloog meer geïnteresseerd in het boeiende leven onder de waterspiegel, dan in het roerige leven daarboven. De werkelijke machthebbers kwamen nog steeds voort uit de clans Choshu en Satsuma. Zij hadden tijdens de Meiji-restauratie in 1868 de keizer weer op de troon gezet, maar sindsdien hielden zij feitelijk de touwtjes stevig in handen. De clan Choshu beheerste een aantal staatsorganen en het leger; de clan Satsuma domineerde de marine. Het leger en de marine hadden volgens de toenmalige grondwet het recht ministers te benoemen of te ontslaan; van dit recht maakten zij volop gebruik. Het parlement, ten slotte, werd beheerst door de enorme zakenconcerns (de zaibatsu). De machtigste zakenconcerns waren Mitsui en Mitsubishi. Deze reusachtige industriële conglomeraten hadden belangen in alle sectoren van 's lands economie.

De wereldcrisis van 1929

De economie had zeer veel te lijden van de wereldcrisis in 1929, de zakenconcerns zagen hun afzetmarkten ineenstorten. Ook de boeren kregen zware klappen te incasseren; zij konden geen zijde meer exporteren naar de Verenigde Staten. Dit alles versterkte in Japan de gedachte dat men zijn aandacht wederom op expansie moest richten. Hierdoor kregen de militaristische elementen in de politiek de wind in de zeilen. In 1931 besloot het Japanse leger, zonder enig overleg met de regering in Tokyo, om het aan grondstoffen zo rijke Mantsjoerije te bezetten. Een jaar later riepen de Japanners de nieuwe staat Manchoukuo uit, met aan het hoofd de 'stroman' keizer Henry P'u-yi, die als kleine jongen de laatste keizer van China was geweest. De nieuwe staat werd niet door de Volkenbond erkend, met als gevolg dat Japan de Volkenbond in 1933 verliet. In 1937 vielen de Japanners China binnen, waarbij de stad Nanking volledig werd verwoest. De Japanse soldaten gingen in de stad als beesten te keer en begingen vele weerzinwekkende gruweldaden.

De Tweede Wereldoorlog

In 1940 sloot Japan een bondgenootschap met Duitsland en Italië (het pact der asmogendheden). Vervolgens bezetten de Japanners Zuid-lndochina. De westerse mogendheden besloten tot een totaal handelsembargo tegen Japan. Deze maatregel bracht het land van de rijzende zon in een lastig parket en dus besloot Japan in 1941 om de vloot van de Verenigde Staten te vernietigen. De massale verrassingsaanval op Pearl Harbor bij Honolulu (Oahu-Hawaii) mondde uit in een sensationele overwinning voor de Japanners. Een overwinning die op langere termijn slecht zou gaan smaken: de aanval bracht namelijk de Verenigde Staten in de oorlog. Na de slag van Midway, in 1942 in de Stille Oceaan, begonnen de gebeurtenissen voor Japan een verkeerde wending te nemen. In 1943 en 1944 werden de Amerikanen steeds sterker. Met hun tactiek voortdurend ver vooruitgeschoven bases te vormen op eilanden waar betrekkelijk geringe tegenstand te verwachten viel, hadden ze de Japanners keer op keer verrast en verder teruggedrongen. Nadat onder andere Nieuw-Guinea en de Filippijnen waren bevrijd, naderden de Amerikanen steeds dichter Japan. Iwo-jima en Okinawa werden in de lente van 1945, na een hevige strijd en zware verliezen aan beide zijden, veroverd. De kwetsbare Japanse steden werden in puin gegooid door B-29 bommenwerpers en de Japanse economie stortte in. De wanhoop nabij begonnen de Japanners kamikaze-piloten in te zetten. Deze piloten van de 'goddelijke wind' stortten zich met bemande torpedo's, motorsloepen en vliegtuigen, volgeladen met explosieven, op de Amerikaanse schepen. De naam 'kamikaze' verwees naar de zware tyfoon die in 1281 een Mongoolse invasievloot voor de kust van Japan vernietigde (zie 'Het Kamakura-tijdperk'). Het effect van het inzetten van deze zelfmoordcommando's was gering. Toch dachten de Japanners er niet aan om te capituleren. Het was dus niet duidelijk hoeveel strijd en hoeveel geallieerde levens het nog zou gaan kosten voordat men Japan definitief op de knieën kreeg. In deze context besloten de Amerikanen om gebruik te gaan maken van atoombommen. Bij het nemen van deze ingrijpende beslissing heeft waarschijnlijk meegespeeld dat de Amerikanen tevens in de gelegenheid waren om via deze atoombommen de communistische machthebbers in de Sovjetunie de militaire kracht van de Verenigde Staten te tonen. Op 6 augustus 1945 liet een Amerikaanse B-29 bommenwerper vanaf een hoogte van 8.500 meter op de stad Hiroshima een atoombom vallen die het leven kostte aan ongeveer 200.000 mensen: 148.177 mensen werden direct of binnen drie maanden na de explosie gedood; 60.000 anderen stierven binnen enkele jaren, vaak na een lange lijdensweg (zie 'Hiroshima'). Drie dagen later, op 9 augustus 1945, liet een B-29 bommenwerper een atoombom vallen op de stad Nagasaki, die 80.000 mensen het leven benam (zie 'Nagasaki'). Op 15 augustus maakte keizer Hirohito via de radio de capitulatie bekend aan het Japanse volk. Een paar weken later trokken de Amerikaanse troepen Tokyo binnen; de Tweede Wereldoorlog was ten einde. Tijdens deze oorlog heeft het Japanse leger veel wreedheden begaan in landen als China, Singapore, Vietnam, Laos, Korea, Taiwan, de Filippijnen en Nederlands-lndië. Tussen 1942 en 1945 vonden in het toenmalige Nederlands-lndië tussen de 10.000 en 20.000 burgers de dood door het zeer brute geweld van het keizerlijk leger. Tienduizenden anderen overleefden nauwelijks de weerzinwekkende kampen. Keizer Hirohito ontkende, onder druk van de Amerikaanse overwinnaars, die hem een proces als oorlogsmisdadiger bespaarden, in 1946 in het openbaar een god te zijn. De keizer werd mens en als constitutioneel monarch het symbool van het volk en de eenheid van de natie.

De na-oorlogse periode in Japan

Aan het hoofd van de geallieerde bezettingstroepen in Japan stond generaal Douglas MacArthur. In 1946 werd onder zijn toezicht een nieuwe grondwet aangenomen waarin onder meer werd bepaald dat Japan een democratie werd, dat de leden van de regering voortaan burgers moesten zijn, dat vrouwen kiesrecht kregen, de keizer geen macht had en dat Japan ontwapend werd. Voorts werd de landbouwgrond verdeeld onder de boeren. Nadat Japan en de geallieerden het Vredesverdrag van San Francisco hadden getekend, kwam er op 28 april 1952 een einde aan de Amerikaanse bezetting. Alleen de Ryukyu Eilanden bleven tot 1972 onder Amerikaanse controle. De Sovjetunie ondertekende het verdrag niet.

Onenigheid over de Koerilen Eilanden

Tot februari 1992 konden Japan en de voormalige Sovjetunie geen overeenstemming bereiken over de Koerilen Eilanden. De eilanden Etorofu, Kunashiri, Shikotan en wat nietige rotsformaties, die bekend staan onder de naam Habomai Archipel, behoorden volgens Moskou tot de Koerilen Archipel, die op de Conferentie van Jalta in het voorjaar van 1945 aan de Sovjetunie was beloofd en vlak na de Japanse capitulatie door het rode leger werden bezet. Japan van zijn kant staat op het standpunt dat de omstreden eilanden op grond van ruim een eeuw oude verdragen met tsaristisch Rusland van Japan zijn. Japan noemt ze de Noordelijke Gebieden. In het voorjaar van 1991 hielden voormalig Sovjetpresident Gorbatsjov en premier Kaifu van Japan een topconferentie in Tokyo om een einde te maken aan dit geschil. De partijen kwamen geen stap nader tot elkaar. Japan liet vervolgens weten dat het geen vredesverdrag met de Sovjetunie sluit zolang de kwestie niet is opgelost. Enige tijd na het uiteenvallen van de Sovjetunie heeft Rusland, in februari 1992, Japan de teruggave van het eiland Shikotan en de Habomai Archipel in het vooruitzicht gesteld.

Politieke partijen in Japan

Ondanks deze problematiek herstelde Japan in 1956 de diplomatieke betrekkingen met de Sovjetunie en trad het toe tot de Verenigde Naties. Japan richtte zich op de wederopbouw, economische groei en economische expansie. De periode na het toetreden van Japan tot de Verenigde Naties wordt gekenmerkt door een reusachtige economische groei, die ervoor zorgde dat het land politiek stabiel bleef. Japan kent zes grote politieke partijen, de Liberaal Democratische Partij (LDP), de Japanse Socialistische Partij (JSP), de Komeito (de links geörienteerde partij van de boeddhistische Sokagakkai-sekte), de Japanse Communistische Partij (JCP), de Democratisch Socialisten (DC) en de Nieuwe Liberale Club (NLC, een afgescheiden partij van de LDP, die ontstond na de onverkwikkelijke Taneda-affaire in 1974). De macht van de LDP is aan het afnemen; in de zomer van 1990 verloor de LDP zelfs haar meerderheid in het Hogerhuis. De LDP is altijd de partij geweest van de boeren, kleine winkeliers en kleine en middelgrote bedrijven. Dankzij hen kon de LDP haar macht en heerschappij handhaven. Ook een slim verkiezingssysteem bevoordeelde de LDP. Het electorale gewicht van het platteland, waar de meeste stemmen van de LDP vandaan komen, is in termen van parlementszetels vier keer zo groot als dat van de stad. De onbegrensde industriële expansie heeft altijd de hoogste prioriteit gekregen en de economische groei speelde de LDP in de kaart. Desondanks heeft het regeringsbeleid van de LDP in de loop der jaren met stevige oppositie te maken gehad.

Aan het eind van de jaren zestig begonnen de regering van Japan en de Verenigde Staten besprekingen over een nieuw veiligheidsverdrag. Daarop braken er in geheel Japan rellen uit. Onder aanvoering van linkse studentengroeperingen betoogden studenten dagelijks fel en gewelddadig tegen de aanwezigheid van Amerikaanse militaire steunpunten in Japan. In het bijzonder de gevechten rond de beroemde universiteit van Tokyo trokken wereldwijd de aandacht. Verser in het geheugen liggen de felle protesten tegen de aanleg van de internationale luchthaven Narita bij Tokyo: vanaf 1971 tot mei 1978 hebben boeren en studenten de aanleg van de luchthaven met gewelddadige demonstraties en sabotageacties proberen te voorkomen. De boeren wilden hun grond niet afstaan en de studenten wilden het milieu beschermen. Tot op de dag van vandaag wordt de luchthaven Narita zeer zwaar bewaakt om haar te beschermen tegen sabotageacties van extreem linkse groeperingen.

n 1972 kwam premier Tanaka aan het politieke roer. Hij probeerde de betrekkingen met de Volksrepubliek China te verbeteren en bracht een bezoek aan Beijing (Peking). Hij moest echter in 1974 het veld ruimen na het Lockheed-schandaal. Toch sloten Japan en de Volksrepubliek China als gevolg van zijn inspanningen in 1978 een vriendschaps- en vredesverdrag. Dit neemt niet weg dat China en de andere buurlanden met littekens uit het verleden hun wantrouwen tegen Japan niet zijn kwijtgeraakt. Zeker nadat Yasuhiro Nakasone in 1982 door het parlement (de Diet) tot premier was gekozen. Nakasone wilde af van de 'vredesgrondwet' die de opbouw van een machtig leger verhinderde, wilde de staatkundige rol van de keizer versterken en vooroorlogse waarden van discipline en trouw aan de staat introduceren in het onderwijs. Gelukkig bleek er onder de Japanse bevolking weinig animo te bestaan om hem op dit pad te volgen. Alleen de defensiebegroting groeide, onder Amerikaanse druk, boven de norm van 1%; volgens NAVO-normen besteedt Japan al 1,6% van zijn Bruto Nationaal Produkt aan defensie. Bovendien zijn in Japan de politieke marges van een regeringsleider klein. De LDP is in verschillende elkaar soms beconcurrerende machtsblokken opgedeeld. Voorts heeft de premier te maken met een invloedrijke bureaucratie en toonaangevende economische machtsblokken. Nakasone's gedachten over het onderwijs werden hem niet overal in dank afgenomen. Veel Japanners irriteert het toch al dat de jongste generatie vrijwel niets van de Tweede Wereldoorlog afweet; bijna de helft van de Japanners leerde en leert op school niets over de oorlogsjaren en de LDP wil dit in meerderheid ook zo houden, in tegenstelling tot de oppositiepartijen. Japan is in de oorlog verslagen en dat willen velen zo snel mogelijk vergeten. China klaagt, net als de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschap, over het tekort op de handelsbalans. Japanse bedrijven exporteren gigantische hoeveelheden produkten, maar laten maar mondjesmaat produkten uit andere landen op hun markt toe (zie 'Economie'). Er is daarom weer enige vrees ontstaan voor de prominente economische rol die Japan speelt aan de Aziatische kant van de Grote Oceaan.

Rol als economische supermacht

De economische supermacht Japan bezet alle afzetmarkten in Zuidoost-Azië. De Japanse investeringen in de regio bedragen tientallen miljarden dollars, mede dankzij de lagere lonen en grondprijzen in de buurlanden. De belangen om bijvoorbeeld de vitale zeeroutes in de Grote Oceaan te beschermen zijn groot. In feite heeft Japan bereikt wat het voor de Tweede Wereldoorlog nastreefde: een 'Groot-Aziatische gemeenschappelijke welvaartssfeer', met als spin in het web de economische grootmacht Japan. De wijze waarop Japan zijn ontwikkelingsgelden besteedt, is typerend: van oudsher gaat de meeste Japanse hulp naar de landen in Azië en met name naar het Verre Oosten. Tegenwoordig is dat circa 70% van het ontwikkelings¬budget, dat ruim tien miljard dollar per jaar (of 0,35% van het Bruto Nationaal Produkt) bedraagt. De overige 30% is gelijkelijk verdeeld over Afrika, Latijns Amerika en het Midden-Oosten. Dit is een weerspiegeling van Japans economische belangen: dicht bij huis drijft men veel handel en wordt er flink geïnvesteerd. Ontwikkelingshulp wordt dus als een voornaam instrument gezien om de stabiliteit in de regio te handhaven. Net als de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschapslanden gebruikt Japan zijn ontwikkelingsgelden ten behoeve van de eigen politiek-strategische en economische belangen. Desalniettemin is de kwaliteit en de kwantiteit van de hulp de laatste decennia sterk verhoogd en varen veel Aziatische landen wel bij de economische en handelsbetrekkingen met het land van de rijzende zon. Binnen Japan staan er belangrijke verschuivingen te wachten, vooral op demografisch gebied. De invloed van de boeren wordt, door de trek van het platteland naar het stedelijk gebied, steeds minder. Het hooggerechtshof heeft beslist dat de oude verhoudingen tussen het gewicht van een plattelandsstem en een stedelijke stem niet langer aanvaardbaar zijn. De kraan van de landbouwsubsidies wordt langzaam maar zeker dichtgedraaid en Japan zal zijn grenzen gaan openen voor voedselimporten (zoals rijst). De Japanse overheid moet leren omgaan met een snel vergrijzende bevolking, een groeiende vraag naar sociale voorzieningen en een toenemende milieuverontreiniging. Eenvoudig zal dat niet zijn, zeker niet nu het vertrouwen in de politiek de laatste jaren nogal wat deuken heeft opgelopen. Er waren behoorlijk wat schandalen. In 1989 bleek dat onder andere premier Takeshita niet-genoteerde aandelen had aangenomen van de uitzendorganisatie Recruit. Zijn opvolger, Uno, moest ontslag nemen omdat hij een buitenechtelijke relatie had met een geisha en aan het einde van ditzelfde jaar bleken ruim honderd parlementsleden grote bedragen te hebben ontvangen van de baronnen in de pachinko-industrie (gokhallen). Een bedrijfstak die in crimineel opzicht niet geheel van verdenking vrij is. De nieuwe premier Toshiki Kaifu heeft in 1990 de bezem door zijn kabinet gehaald en alle politici die betrokken waren bij het Recruit-schandaal verwijderd; een stap die het vertrouwen van het volk in de Japanse politiek moest terugbrengen.

10 prachtige bestemmingen in Japan