Marrakech en de Hoge Atlas

Swipe

Marrakech

Hoewel in grootte Marrakech overtroffen wordt door Casablanca is het toeristisch gezien de belangrijkste stad van Marokko. Het land dankt ook zijn naam aan deze magische roze stad. Het bijzondere aan Marrakech is de mengeling van de traditionele oosterse sfeer te vinden in het labyrint van de medina en de moderne, modieuze entourage van de ville nouvelle. De prachtige architectuur in de vorm van oude paleizen en moderne gebouwen geven de stad allure. De tuinen en parken in de stad en de zeer nabije bergachtige omgeving van de Hoge Atlas maken het mogelijk om snel te ontsnappen aan de hectiek van Marrakech.

De Djemaa el-Fna als avontuurlijk en magisch centrum van de stad met zijn slangenbezweerders, verhalenvertellers, gnaoua-muzikanten en dampende stalletjes met geitenkoppen, ingewanden en andere heerlijkheden zullen op je netvies gebrand blijven.

Marrakech kent verschillende wijken die interessant zijn vanwege de sfeer en de bezienswaardigheden. Deze zijn: de medina met de Djemaa el Fna als centrum en de wijken Gueliz en Hivernage in de ville nouvelle.

Geschiedenis

Bijna alle Marokkaanse dynastieën hebben hun stempel gedrukt op Marrakech, de ene wat meer dan de andere.

De stichting van de stad in 1062 was het werk van de uit het zuiden afkomstige Almoraviden. Vanwege strategische overwegingen koos hun leider Youssef Ben Tachfine deze plek. Zijn zoon Ali Ben Youssef koos de stad als hoofdstad en bouwde er in 1126/27 muren omheen, die nu nog de basis vormen van de huidige muren. Voor de bouw van een paleis en moskee, de aanleg van khetarra’s (ondergrondse irrigatiekanalen) en versiering van de stad liet hij ambachtslieden uit Andalusië overkomen. Van dit alles bleef weinig over toen de Almohaden in 1147 de stad plunderend binnenvielen. De derde Almohadische sultan Yacoub el-Mansour kwam in 1184 aan de macht en verrijkte de stad met vele prachtige bouwwerken als de Koutoubia-moskee, de Bab Agnaou en een nieuwe kasba met moskeeën.

Door onderlinge twisten begon het Almohadische rijk rond 1220 uiteen te vallen. De Meriniden bezetten Marrakech in 1269, maar bleven Fez als hun hoofdstad zien waardoor Marrakech in verval raakte.

Pas drie eeuwen later, toen de Saadiërs arriveerden, bloeide Marrakech weer op als centrum van de handelsroute waarlangs suiker verhandeld werd. Sultan Moulay Abdullah bevorderde het ontstaan van de mellah (Joodse wijk) buiten de kasba en liet de Almoravidische Ail Ben Youssef moskee en madrasa verbouwen. Zijn opvolger Ahmed el-Mansour, die inmiddels alle karavaanroutes beheerste, bouwde het El Badi paleis en het fraaie mausoleum: de Saadische graven.

In 1668 veroverden de Alawieten Marrakech, maar verkozen eerst Fez en daarna Meknès tot hun hoofdstad. Hun leider Moulay Ismaïl vertrok uit de stad, die nog wel de hoofdstad van het zuiden bleef. Van de 17e tot de 19e eeuw verdween de belangrijke handelspositie van Marrakech en viel zij weer terug in rijkdom en importantie.

Vanaf 1912 bezat de pasha van de Glaoui-stam met Franse toestemming enkele paleizen in de medina. Zelf bouwden de Fransen samen met Spaanse kolonisten aan de ville nouvelle. Toen Marokko in 1956 onafhankelijk werd, was het onduidelijk wat de rol van Marrakech zou moeten worden.

In de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw kwamen de hippies en beroemde popgroepen als de Beatles en Rolling Stones naar deze stad gevolgd door trendy modeontwerpers als Yves Saint Laurent en Jean Paul Gaultier. Marrakech werd hip ‘for the rich and famous.’ In de jaren negentig brak de riad-explosie uit; vele buitenlanders begonnen oude panden in de medina te verbouwen tot luxueuze oorden. Luxe buitenwijken verrezen als paddenstoelen uit de grond en de stad werd tweemaal zo groot. Maar er kwamen ook arme plattelanders uit de Atlas naar Marrakech, zodat de stad nu ruim een miljoen inwoners telt. In 2007 werd door het stadsbestuur veel geïnvesteerd in de infrastructuur voor toerisme. Marrakech is de meest bezochte stad in Marokko.

Stadswandeling en oriëntatie: de medina 1

In de medina ten noorden en oosten van de Djemaa el-Fna vind je de souks (markten) die ingedeeld zijn naar het product. Er zijn vele leuke snuisterijen om als souvenir mee naar huis te nemen. Het afdingen is nog een kunst op zich. Hier is ook een aantal interessante gebouwen en musea te zien.

De wandeling begint bij de Koutoubia-moskee, die in 1147 door de Almohadische sultan Abd el-Moumen gebouwd werd. Het was toen een van de grootste moskeeën in het westelijk deel van de islamitische wereld. De 70 meter tellende minaret werd door de kleinzoon van sultan Yacoub el Mansour in de 12e eeuw voltooid. De klassieke verhouding breedte en lengte van 1:5 volgens Marokkaanse architectonische maatstaven draagt bij aan de schoonheid van het bouwwerk. De Hassan-toren in Rabat en de Giralda in Sevilla waren navolgingen van de Koutoubia. De naam is afgeleid van ‘kutubiyyin’ dat ‘boekverkopers’ betekent en dat slaat op de stalletjes met boekverkopers die destijds rond de moskee stonden. De minaret, het hoogste gebouw in de stad, is een herkenningspunt in Marrakech; je ziet hem al van verre.

De moskee, die 20.000 gelovigen kan bevatten, is niet toegankelijk voor niet-moslims. De tuin eromheen heeft rozen, palmen en fonteinen en je kunt er prettig vertoeven om de adhan (oproep voor het gebed) te horen en een mooi uitzicht op de Koutoubia te hebben.

Van hieruit wandel je door de Rue de la Koutoubia naar de Djemaa el Fna, het ‘plein van de bijeenkomst van de doden’. Het plein dankt deze naam aan het feit dat er van 1050 tot in de 19e eeuw publieke executies, meestal onthoofdingen werden uitgevoerd. De hoofden werden vervolgens bij de stadspoorten tentoongesteld. Het plein is ook vaak een punt van protest geweest zoals rond de onafhankelijkheid in 1956. Het gemeentebestuur heeft de activiteiten op het plein ook vaak willen stoppen. Deze zijn echter het gezicht van de stad geworden en om toeristische redenen blijft alles bij het oude.

Tegenwoordig heeft het plein een uniek, chaotisch karakter en is het een symbool voor Marrakech geworden. ’s Morgens is er alleen een markt en zijn er wat muzikanten. Tegen de avond worden de restaurantjes opgebouwd, die samen met de sapstalletjes het culinaire aspect vertegenwoordigen. Later in de avond is het een circus met allerlei soorten vermaak waarbij het publiek betrokken kan worden. Je moet hierbij wel oppassen voor zakkenrollers. De UNESCO heeft het plein met zijn vermaak tot cultureel erfgoed uitgeroepen. Het is ook leuk om op een terras boven het plein (Restaurant Argana en Café du Grand Balcon) te zitten en het circus beneden gade te slaan.

Vanaf de Djemaa el Fna ga je langs de Souk Ablueh door de Rue Souk Smarrine. Aan je rechterhand is de Rhaba Kedima (het oude plein) waar groente, fruit en kruiden verkocht worden. Vooral de stalletjes met allerlei schoonheidsproducten als henna (voor handen en voeten) en kohl (voor de ogen) zijn leuk evenals de magische producten zoals afrodisiacs en tovermiddelen.

Je volgt nu de Rue Souk el Kebir waar eveneens rechts de Souk Zrabia is, waar tot 1912 slaven verhandeld werden en nu tapijten en kleden verkocht worden. Deze plek wordt ook wel La Criée Berbère (de Berberveiling) genoemd. Verderop is de Souk Siyyaghin met sieraden en links de Kissaria, de overdekte markt, met allerlei producten.

Verderop in noordelijke richting is de Place ben Youssef waar het Musée de Marrakech, www.museedeMarrakech.ma, gevestigd is. Dit museum is gehuisvest in het 19e-eeuwse Mnebhi-paleis waar tussen 1894 en 1908 de grootvizier, minister van defensie, Mehdi Mnebhi woonde. De volgende eigenaar was de pasja Glaoui en na de onafhankelijkheid kwam het huis in handen van de staat, die er een meisjesschool in vestigde. In 1995 werd het pand gekocht door de Omar Ben Jelloun stichting die het restaureerde en er een museum van traditionele en moderne kunst van maakte. Er zijn wisselende exposities van tapijten, borduurkunst en schilderkunst te zien. Er is een café en een boekwinkel. Het is dagelijks geopend van 9.00-18.30 uur. De entree is 30 dh. Een gecombineerd entreebewijs met de medersa en de koubba kost 60 dh.

Schuin tegenover het museum is de Medersa Ali ben Youssef, een van de mooiste en grootste koranscholen van Marokko. Hij werd in de 14e eeuw gesticht door de Merinidische sultan Abou el Hassan.

In de 16e eeuw werd hij herbouwd door de Saadische sultan Moulay Abdallah, die hiermee Marrakech weer de allure van een hoofdstad wilde geven. Zo kreeg de school een Andalusisch karakter en doet de architectuur op sommige punten denken aan het Alhambra in Granada. De 900 studenten werden gehuisvest in cellen op twee verdiepingen. De naam is afkomstig van de nabijliggende Ali Ben Youssef moskee die door de Almoraviden werd gebouwd. De moskee is verboden gebied voor niet-moslims.

Tegenover de Ben Youssef moskee is de Koubba Ba’Adyny, die in 1106 door Ali Ben Youssef is gebouwd en het enige Almoravidische monument is in Marrakech. De koepel behoorde destijds bij de moskee en werd pas in 1948 opnieuw ontdekt en in 1952 uitgegraven. Alle klassieke kenmerken zoals bogen en bloemmotieven van Almohadische en Merinidische architectuur zijn in dit bouwwerk te ontdekken.

Op de hoek van de Medersa Ali Ben Youssef is de Dar Bellarj, 9 Toulalat Zaouiat Lahdar, oorspronkelijk een opvanghuis voor ooie-vaars. Een Zwitsers echtpaar opende in 1988 dit prachtige huis, dat nu een centrum voor kunst is, waar elk jaar een bepaald thema centraal staat. Er zijn diverse exposities, demonstraties en workshops. Je kunt er gratis muntthee drinken en de kunstwerken be-wonderen. De entree is 15 dh bij een expositie.

Via de Souk Chaâria en de Souk Talâa kom je bij de Souk Haddadine (van de smeden), de Souk Chouari (van de timmerlieden) en de Souk Teinturiers (van de ververs) waar je geverfde strengen wol ziet hangen. Hier vlakbij is de Mouassine fontein in de Rue Sidi el-Yamani. De medina telt zo’n 80 van dergelijke fonteinen die aan het begin van de 20e eeuw aangelegd zijn. Loop nu naar de Souk Attarine (van de kruiden en de parfum) en verder naar de Rue Souk Smarine. Zo kom je weer op de Djemaa el Fna.

Stadswandeling: de medina 2

Vanaf de Djemaa el Fna loop je via de Rue Riad Zitoun el-Kedim naar de Place des Ferblantiers (het plein van de tinsmeden). Hier staat het El Badi paleis in het zuiden van de medina. Het zijn eigenlijk de ruïnes van het paleis van sultan Ahmed el-Mansour. ‘El Badi’ betekent ‘de onvergelijkbare’ en dit is een van de namen van Allah. Ook wilde de sultan een onvergelijkbaar paleis creëren wat hem aardig lukte op kosten van de Portugezen, die hij in 1578 versloeg. Het paleis telde 360 vertrekken die bekleed waren met kostbare materialen als goud, marmer en graniet uit alle delen van de wereld. Tot aan zijn dood in 1603 werd er aan het paleis gewerkt. Sultan Moulay Ismaïl heeft er tien jaar over gedaan om alles van waarde uit het paleis te halen.

Wat je nu nog ziet, zijn vooral de ruïnes van de ceremoniële vertrekken, waar de ambassadeurs ontvangen werden. De centrale hof is 130 meter lang en bijna even breed. Je kunt in de noordoosthoek van het complex naar boven waar je een uitzicht hebt op het geheel en de ooievaarsnesten op de muren. Ten zuiden van de hof kun je de stallen en kerkers zien waarvan de laatste tot in de vorige eeuw onderdeel van de staatsgevangenis waren.

Er worden vaak concerten gehouden in de hof zoals die van het Festival National des Arts Populair in juni of juli. Ook het Internationale Filmfestival van Marrakech gebruikt in december deze ruimte. Bij de hoofdingang kun je de originele minbar (preekstoel) van de Koutoubia-moskee bewonderen. Deze werd in 1137 door sultan Ali Ben Youssef besteld en wordt in de islamitische wereld vanwege de ouderdom en het fijne inlegwerk zeer vereerd. De openingstijden zijn: van 8.30-12.00/14.30-18.00 uur. De entree is 10 dh met de minbar 20 dh.

Achter het El Badi-paleis bevindt zich de Dar el-Makhzen, een koninklijk paleis dat nog door koning Mohammed VI gebruikt wordt. In de 18e eeuw bouwde sultan Sidi Mohammed ben Abdallah dit paleis naast de ruïnes van het El Badi-paleis. Daarna is het regelmatig verbouwd en gerestaureerd.

Als je terugloopt naar de Place des Ferblentiers, linksaf slaat en de kasba inloopt, kom je bij de Kasbah-moskee. Bij de rechterhoek van de moskee leidt een steegje naar de Saadische graven in de Rue de la Kashbah. Deze zijn door de Saadische dynastie gebouwd tussen het einde van de 16e en de 18e eeuw en behoren tot de hoogtepunten van de Marokkaanse islamitische architectuur. In 1557 begon sultan Ahmed el-Mansour met de bouw van de graven voor zijn moeder Lalla Messaouda en zichzelf die hij voor zijn dood in 1603 af kreeg. Zo ontstonden twee mausolea rond een tuin als symbool voor het paradijs.

Het eerste mausoleum vanaf de ingang links bestaat uit drie zalen; de middelste bevat het graf van Ahmed el Mansour. In de laatste zaal, de Zaal van de Drie Nissen, liggen de graven van prinsen. De intrigerende motieven en heldere kleuren van het tegelwerk, het fijne stucwerk en de prachtige houten plafonds van dit mausoleum doen denken aan het twee eeuwen eerder gebouwde Alhambra in Granada.

Het tweede mausoleum is eenvoudiger en bevat de graven van de moeder van de sultan en de stichter van de Saadische dynastie: Mohammed el Sheikh. In de tuin zijn graven van wel honderd Saadische prinsen, die versierd zijn met mooie tegels.

De Alawitische sultan Moulay Ismaïl wilde de graven niet vernietigen, maar bouwde er wel een flinke muur omheen. Zo waren de graven heel lang totaal aan het oog onttrokken en raakten ze in vergetelheid. In 1917 werden ze bij toeval ontdekt door de Fransen, die luchtfoto’s aan het maken waren. De openingstijden zijn: van 8.30-11.45/14.30-17.45 uur. De entree is 10 dh.

Joodse begraafplaats in MarrakechLoop nu weer terug naar de Place des Ferblentiers. Als je in oostelijke richting door de mellah, de oude Joodse wijk, loopt, kom je bij de Miâara, de Joodse begraafplaats. De mellah werd in 1558 door de Saadische sultan Moulay Abdallah gebouwd om de joden te beschermen. Hij leek op die van Fez maar was de grootste mellah van Marokko, die wel zo’n 16.000 inwoners telde. In die tijd oefenden ze het beroep uit van handelaar in suiker, kleermaker, juwelier of bankier.

Er leven nu nog maar enkele joodse gezinnen in de wijk. In de jaren vijftig van de vorige eeuw emigreerden de meesten naar Frankrijk of Israël. Zo’n zesduizend joden leven in Casablanca. De derbs (steegjes) zijn nauw in deze wijk en de huizen hoger en voorzien van een balkon. In het centrum van de mellah ligt de Place Souweka. Iets verderop is de Miâara, de joodse begraafplaats die uit de 17e eeuw stamt. Hij bevat 11 tsadikim (heiligdommen) en is op zaterdag gesloten.

In ‘Stemmen van Marrakech’ beschrijft de joodse filosoof en schrijver Elias Canetti dit kerkhof in het hoofdstuk ‘Mijn bezoek aan de Mellah’ als volgt: ‘Maar op dit kale kerkhof van de joden is er niets. Het is de waarheid zelve, een maanlandschap van de dood’. De meeste halfronde betonnen graven liggen dicht op elkaar, maar er zijn ook moderne, goed verzorgde graven waarvan op sommige steentjes liggen als boodschap van de bezoekers. Opvallend is het gebrek aan groen. De bewaker verwacht 10 dh voor je bezoek.

Vanaf de Rue Imam el Ghezali loop je noordwaarts richting het 19e-eeuwse Bahia-paleis, Rue Riad Zitoun el-Jedid, dat geheel in Arabo-Andalusische stijl gebouwd is. Twee grootvizieren Si Moussa en zijn zoon Bou Ahmed zijn verantwoordelijk voor het enorme paleis met 150 kamers op 8 ha. Het bestaat uit twee gedeelten: het oudste werd door Si Moussa tussen 1866 en 1894 gebouwd en het nieuwere gedeelte ontstond tussen 1894 en 1900 onder leiding van Bou Ahmed. Beide bestaan uit appartementen met prachtig beschilderde plafonds en met tegelwerk en stucwerk versierde wanden rond strakke met marmer beklede binnenplaatsen of patio’s met jasmijn- en sinaasappelbomen. Een deel ervan is de harem van Bou Ahmed die bestond uit vier vrouwen en tientallen bijvrouwen.

Tussen 1908 en 1911 gebruikte pasja Glaoui dit paleis voor party’s met buitenlandse gasten. Tijdens het protectoraat zetelde maar-schalk Lyautey hier. Tegenwoordig gebruikt koning Mohammed VI dit paleis voor bijzondere gelegenheden.De openingstijden zijn: van ma. t/m do. van 8.30-11.45/14.30-17.45 uur en za. en zo. van 8.30-11.30/15.00-17.45 uur. De entree is 10 dh.

Als je de Rue Riad Zitoun el-Jedid, een leuke winkelstraat, verder in noordelijke richting volgt, zie je rechts een bordje in een van de zijstraten met Maison Tiskiwin, Rue de la Bahia nr.8. Het is het 19e-eeuwse Andalusische woonhuis van de Nederlandse professor Bert Flint die hier sinds 1957 een bijzonder interessante etnografische collectie heeft aangelegd met voorwerpen afkomstig van ‘een reis van Marrakech naar Timbouktou en vice versa’. Bijzonder zijn de geborduurde leren tassen, de sieraden, de kleding, de gebruiksvoorwerpen en de fraaie tapijten, die in kleine kamers rond een mooie patio tentoongesteld worden. Dit museum is echt de moeite waard. De openingstijden zijn: dagelijks van 9.30-12.30/15.00-17.30 uur. De entree is 15 dh.

Weer iets verder naar het noorden, ook weer rechts van de Rue Riad Zitoun el-Jedid ligt de Dar Si Saïd, een 19e-eeuwse riad die gebouwd werd voor Si Said, de broer van Bou Ahmed. In 1932 werd in dit pand het Musée des Arts Marocain gevestigd. Het drie verdiepingen tellende museum heeft een mooie collectie 18e- en 19e-eeuwse houten, vaak beschilderde, voorwerpen als deuren, meubels en kozijnen. Er zijn ook bijzonder fraaie bewerkte plafonds. Verder zie je bestikte leren tassen, traditionele gewaden, dolken, een bruidsstoel en een kinderdraaimolen. Er is een collectie foto’s van Amazigh (Berber)vrouwen van verschillende stammen in traditionele dracht behangen met sieraden. Het huis heeft ook een aantal binnenplaatsen en een Andalusische tuin. De openingstijden zijn: van wo. t/m ma. van 9.00-12.00/15.00-18.00 uur. De entree is 30 dh.

Via de Rue Riad Zitoun el-Jedid en het laatste stuk door de Rue de Banques loop je terug naar de Djemaa el Fna.

De ville nouvelle

Jardin Majorelle in MarrakechTen noordwesten van de Djemaa el Fna is de Jardin Majorelle, op de hoek van de Avenue Yacoub el Mansour en de Avenue Moulay Abdullah, www.jardinmajorelle.com, te vinden. Deze zeer gestileerde tuin met een klein, maar prachtig museum behoort tot de hoogtepunten van Marrakech. Deze tuin is aangelegd door de Franse schilder Jacques Majorelle (1886-1962) die in 1923 verliefd werd op Marokko en in het bijzonder op Marrakech. Tussen 1920 en 1930 ontstond de tuin naast een door hem ontworpen villa. In 1931 werd in de tuin de knalblauwe studio in art-decostijl gebouwd, waarin nu een museum voor islamitische kunst is gevestigd. Hier kun je ook de landschappen van Majorelle bewonderen.

Na zijn dood kochten de Franse modeontwerper Yves Saint Laurent en zijn partner Pierre Bergère de villa en de tuin, die sinds 1955 was opengesteld voor het publiek. Nadat Saint Laurent in juni 2008 overleed, werd zijn as over de tuin gestrooid. De zeer strakke botanische tuin bevat 300 plantensoorten, 1800 cactussoorten en 400 palmensoorten. Via vier wandelpaden loop je tussen de weelderige flora en langs de vijvertjes met waterlelies. Er is een gedenkteken voor Yves Saint Laurent in de tuin.

Het kleine museum dat de privécollectie van etnografische voorwerpen van Saint Laurent bevat, is bijzonder smaakvol ingericht. De mooi verlichte vitrines hebben opschriften in het Engels, Frans en Arabisch. Er zijn fraaie vazen, sieraden en borduurwerk te zien. Er is een duur winkeltje en een prijzig café-restaurant. De openingstijden zijn: dagelijks van 8.00-18.00 uur (zomer) en tot 17.00 uur (winter). De entree voor de tuin is 30 dh en voor het museum 15 dh.

Er zijn nog meer tuinen in Marrakech zoals het Menara-park, dat 90 ha omvat en vol met fruit- en olijfbomen staat. De vijver is in de 12e eeuw als waterreservoir door de Almohaden aangelegd. Het 19e-eeuwse paviljoen is een favoriete picknickplaats voor families. De entree is gratis, maar voor het paviljoen 20 dh. Het adres is Avenue la Menara in de wijk Hivernage. Het is geopend van 5.30-18.30 uur.

Het Agdal-park, Rue Bab Ahmar, is door de Almoraviden aangelegd en is eigenlijk ook een grote boomgaard. De volgende dynastieën hebben het park vergroot en gerestaureerd. In het midden van het park is de grootste vijver, de Dar el-Hana, met daarnaast een paviljoen, van waaruit je een mooi uitzicht hebt op de omgeving. De openingstijden zijn: van 8.00-17.30 uur.

In het Cyber-park, Avenue Mohammed V, bij de Bab Nkob, kun je gratis je laptop raadplegen omdat er wifi is. Dit 18e-eeuwse park heeft ook een internetcafé. Het is geopend van 9.00-19.00 uur.

De Palmeraie (palmbos) ligt tussen de weg naar Fez (N8) en de weg naar Casablanca (N9). De oorspronkelijke beplanting bedroeg 120 km². Door de nieuwbouw komt hij onder druk te staan. Hier staan de villa’s van de welgestelden en een aantal luxehotels. Ook is er een groot zwembad en een golfterrein. Via het Circuit de la Palmeraie kun je een kijkje nemen in deze wijk. Dit is ook mogelijk met een calèche of kameel.

10 prachtige bestemmingen in Marrakech en Marokko