Nepal

Swipe

Gletsjers

Er liggen veel gletsjers in de Himalaya. In het algemeen zijn zij korter dan in bijvoorbeeld de Alpen. Dit komt omdat de bergwanden gewoonlijk steiler zijn. Zij stromen daardoor wel sneller dan in de Alpen. Hoe hoger men in de bergen komt, hoe kouder het wordt. De temperatuur daalt bij elke 100 m een halve graad, zodat er uiteindelijk een gebied is waar het altijd vriest en waar neerslag vaak in de vorm van sneeuw valt. Het is het gebied boven de sneeuwgrens, die in de Himalaya op ongeveer 5200 m ligt. Ter vergelijking: in de Alpen ligt de sneeuwgrens op ongeveer 2800 m (let op: in de wintermaanden kan de sneeuwgrens in de Himalaya ook tot 2000 m dalen!). Eeuwige sneeuw wil niet zeggen dat er altijd dezelfde sneeuw ligt. Aan de onderzijde van het gebied verdwijnt sneeuw in de vorm van lawines en smelt het langzaam af in de vorm van gletsjers. Een gletsjer ontstaat uit sneeuw, maar bestaat niet uitsluitend uit sneeuw; ook stenen en gruis maken er deel van uit. De sneeuw blijft in kommen liggen tussen de bergen en kan honderden meters dik worden. De sneeuwlagen stapelen zich op elkaar en de lucht tussen de sneeuwvlokken wordt weggeperst.

Gedrag van sneeuw en ijs

De onderste lagen worden samengedrukt tot een grofkorrelige massa, de firn, een tussenstadium tussen sneeuw en ijs. Als de druk nog groter wordt verandert de firn in ijs. Een gletsjer bestaat dus uit sneeuw (witte kleur), firn (melkwitte kleur) en ijs (blauwgroene kleur). Wanneer de firn- en ijsmassa te groot en te zwaar wordt, wordt ze uit het firnbekken naar het dal weggedrukt en begint ze te stromen. Het stromen wordt vergemakkelijkt doordat de onderste ijslagen door de zwaarte van het bovenliggende ijs plastisch worden. De gletsjer stroomt langzaam naar beneden, in de Himalaya gemiddeld ruim 500 m tot 1500 m per jaar ofwel 1,5 m tot ruim 4 m per dag. Ter vergelijking: in de Alpen stroomt een gletsjer gemiddeld 50 m per jaar ofwel 15 cm per dag. Naarmate de gletsjer lager komt, stijgt de temperatuur van de omgeving. In zijn algemeenheid kan men stellen dat er op het deel van een gletsjer dat zich boven de sneeuwgrens bevindt meer sneeuw valt dan er wegsmelt of verdampt: het overschot wordt door de gletsjerstroming weggevoerd. Onder de sneeuwgrens gebeurt het tegenovergestelde: er verdampt en smelt meer ijs dan dat er sneeuw valt.

Gletsjertong en ijsmuur

Het eindpunt van een gletsjer in de vorm van een gletsjertong kan op verschillende hoogten liggen. Een gletsjer eindigt in een ijsmuur van enkele meters hoogte, waarin zich de gletsjerpoort bevindt, een gewelfvormige opening, waaruit het smeltwater stroomt, het begin van een rivier.

Morenen

Het puinmateriaal dat men voor, op of langs een gletsjer ziet liggen, wordt morene genoemd. Er zijn drie soorten morenen: eindmorenen, die in de vorm van heuvels voor de gletsjertongen liggen, opgebouwd uit het puinmateriaal dat door een gletsjer vooruitgeschoven wordt en het gesteentepuin dat bij het eindpunt van een gletsjer afsmelt; zijmorenen, het gesteentepuin dat op de randen van een gletsjer ligt en daarop is terechtgekomen door het omlaagrollen van stenen, gruis en rotsblokken van de aangrenzende bergwanden; middenmorenen, op plaatsen waar gletsjers uit naburige dalen samenvloeien voegen zich de zijmorenen aaneen tot middenmorenen die als een lang lint van puinmateriaal midden op een gletsjer liggen.

Dalgletsjers en kaargletsjers 

Er zijn twee soorten gletsjers: de dalgletsjers en de cirque ofwel kaargletsjers. Dalgletsjers zijn gletsjers die door een dal stromen en gevoed worden door kleinere, hoger gelegen gletsjers; deze kleine gletsjers liggen in firnbekkens en noemt men kaargletsjers. De meeste hoge bergtop-pen in de Himalaya zijn omringd met een krans van kaargletsjers.

Gletsjervalleien

Aan de U-vorm van veel dalen ziet men dat de gletsjers zich tijdens perioden met meer koude veel verder verspreid hebben. Als een gletsjer zich door een dal wringt, dan schuurt hij langs de hellingen van het dal, aldus ontstaat de kenmerkende U-vorm. Valleien die door rivieren zijn gevormd hebben een V-vorm. Uiteraard zijn er nog tal van andere tekens die er op wijzen dat er ooit een gletsjer stroomde, de twee bekendste zijn: gletsjerkrassen in de rotswanden en afzetting van morenemateriaal. Ook de afgelopen twintig jaar lijken de gletsjers in de Himalaya zich steeds verder terug te trekken, zoals onder meer goed te zien is bij de Langtanggletsjer. De terugtrekkende gletsjers zijn herkenbaar aan het vele puinmateriaal dat zij bij het afsmelten achterlaten.

Wandelen op een gletsjer is gevaarlijk!

Het is zeer gevaarlijk zich zonder een ter plaatse bekende gids op een gletsjer te begeven. Het gletsjeroppervlak zit vol met allerlei soorten spleten en geulen. Een gletsjer stroomt over een oneffen bodem met als gevolg dat de samenhang in het ijs verbroken wordt en er spleten ontstaan. Bovendien stroomt het ijs in het midden van een gletsjer sneller, omdat de ijsstroom aan de zijkanten wordt afgeremd door de rotswanden van het dal. Veel van deze spleten worden door sneeuwbruggen aan het oog onttrokken, met alle risico’s van dien: een val in een gletsjerspleet is vaak dodelijk! Het gevaar is het grootst in de winter en het voorjaar als er veel sneeuw op de gletsjers ligt.

IJsvallen

Op plaatsen waar een gletsjer over een steile trede in de dalbodem omlaagschuift ontstaat een zogenaamde ijsval, hier glijden schollen ijs omlaag. IJsvallen zijn tevens herkenbaar aan de grote spleten en de vaak zeer puntige ijstorens (séracs) die in allerlei richtingen omhoogsteken. IJsvallen zijn voor bergbeklimmers uiterst gevaarlijk en komen veel voor in de Himalaya. Beroemd en berucht is de ijsval boven het basiskamp van de Mount Everest.

10 prachtige bestemmingen in Nepal