Er gaan geen wegen door het park. De belangrijkste toegangswegen leiden tot Marahau en Canaan in het zuiden en de Wainui-baai, Totaranui en de Awaroa-baai in het noorden. De enige manier om in het binnenland te komen is lopend via de vele tracks, die beginnen aan de toegangswegen naar het park. Watersporters komen er zeilen en kajakken. Wandelaars lopen korte of meerdaagse wandeltochten. De twee beroemdste meerdaagse tochten zijn de Inland en de Coastal Track. Beide verbinden de Wainui-baai in het noorden met de Marahau-baai in het zuiden.

De Inland Track neemt drie dagen in beslag en eindigt bij de Wainui-baai. Hutten staan op drie tot vier uur loopafstand van elkaar en beschikken over matrassen, open haarden, kookfaciliteiten en drinkwater. Toch wordt aangeraden om een lichtgewicht tent, slaapzak en eigen kookgerei mee te nemen. Het kan in de zomer erg druk zijn.

Voor het voltooien van de Coastal Track moet u op ongeveer twee tot drie dagen rekenen. Het is een vrij eenvoudige tocht over veel gouden zandstranden. Wandelaars gebruiken het als opwarmertje voor de zwaardere meerdaagse tracks in het Fiordland National Park. Langs de track liggen hutten op ongeveer vier uur loopafstand van elkaar. Er is ook een aantal kleine kampeerterreinen. In alle hutten hangen getijdenlijsten. Het is ook mogelijk om gedeelten van de Coastal Track te lopen. Watertaxi’s zetten wandelaars af en halen ze weer op.