Departement Potosí (Uyuni)

Swipe

Omgeving van Potosí

Lagunas del Q’ari Q’ari. De 32 artificiële meren, sommigen omringd door enorme muren, aan de zuidoostkant van Potosí, in de Cordillera Q’ari Q´ari, waren van fundamenteel belang voor de verwerking van de ertsen. De Río Ribero voerde het water aan in een aquaduct waaraan 120 ingenios, (ertsraffinaderijen) lagen. Deze waren met elkaar verbonden door middel van een vernuftig waterwerk waarbij het water langs twee muren stroomde en daarbij een wiel passeerde dat een as aandreef. De omwenteling van de as zorgde voor de aandrijving van een geweldige houten hamer die het ijzererts vermorzelde. Vervolgens werd kwik toegevoegd om het zilver te onttrekken. De bouw van de kunstmatige meren duurde 50 jaar en er werkten ongeveer 20.000 lokale mensen aan mee. De koloniale ingenios waren in gebruik van 1572 tot 1850. In 1626 brak een dam open met als gevolg dat een vloedgolf de stad overspoelde en duizenden doden veroorzaakte.

Wandelingen in Q’ari Q’ari

Korte wandeling van drie uur. Vanaf de Tranca, de controlepost op 4150 m hoogte, op de weg naar Villazon, lopen diverse paden omhoog richting Laguna San Sebastian op 4340 m. Je loopt om het meer heen en vervolgt het pad dat om een tweede meer loopt. Vanaf hier is het nog 45 minuten naar het hoogstgelegen meer dat op 4430 m ligt. Op de terugweg kan je via de andere oevers teruglopen naar de rotonde.

Lange wandeling van één of twee dagen. De wandeling begint op de Pampa Ingenio en gaat naar Laguna de San Idelfonso op 4400 m, vanwaar de andere meren te zien zijn, die gebouwd werden in 1572 in opdracht van Francisco Toledo. Onderweg is er kans om lama’s, viscacha’s en de Andesvos te zien. Het hoogste punt van de wandeling is Apacheta de Mazuni op 5050 m. Bij een klein huisje in Q’ispi Llajta is overnachting mogelijk. De volgende dag wordt de wandeling vervolgd tot de Termas de Chaqui (zie hieronder). Onderweg zijn diverse meren die dienen voor de opslag van water, voor de consumptie door de lokale bevolking en voor de irrigatie van de akkers. Het beste is om bij een touroperator de wandeltocht te boeken.

Richting Sucre

Haciënda Samasa Alta. Voor informatie: Hostal Colonial in Potosí, Hoyos 8, 96224265. Deze historische haciënda stamt uit de 18e eeuw en ligt bij de Quebrada Jatun Laja, 18 km van Potosí op de weg naar Sucre. Het heeft een restaurant, een hotel met 30 kamers en een mooie tuin. Verder is er een bijzondere klokkentoren en een bibliotheek. De indrukwekkende Santuario de Manquiri (1730), 25 km van Potosí, bestaat uit een kerk gebouwd in barokstijl met een prachtig bewerkte voorgevel. De kerk ligt te midden van een vallei met grillige rode rotspartijen. Om middernacht op de eerste zaterdag van juni begint een pelgrimstocht van Potosí naar de Santuario, een afstand van 25 km waaraan duizenden pelgrims meedoen in hun devotie aan de Señor de Manquiri.

De heerlijke thermale baden van Balneario de Chaqui (35 km van Potosí), liggen 3 km buiten het dorpje Chaqui, op de helling van vulkaan Huichaykkollu Loma. Zij bevatten fosfor- en ijzerhoudende mineralen die aan te bevelen zijn voor reuma. De vulkaan is een heilige plaats voor de curanderos (natuurgenezers) en op de top is een kleine stenen constructie, Huaca genoemd waar voorheen verschillende hechiceros (tovenaars of heksen) bijeenkwamen. Bij de baden ligt Hotel Termas de Chaqui, info bij Chuquisaca 587 in Potosí, 96226112, en heeft een restaurant, zwembad en sauna. In het plaatsje Chaqui is op zaterdag een markt en in het nabijgelegen plaatsje Puna is er een markt op zondag met mooie textiel, waaronder dekens. Vanaf de Mercado Uyuni vertrekken dagelijks bussen.

Betanzos, (3320 m) gelegen aan de weg Potosí (47 km)-Sucre.

Dit plaatsje is vooral bekend om zijn traditionele zondagmarkt waar tegenwoordig ook toeristen op af komen. In de maand mei vindt er jaarlijks het beroemde Feria de la Papa (aardappelfeest) plaats waar tweehonderd aardappelsoorten worden getoond, gepaard gaande met traditionele dansen en muziek.

Vlak bij Betanzos zijn diverse eeuwenoude rotstekeningen te zien die te bezichtigen zijn in een rondrit. Het beste is om een lokale taxi te huren of transport en gids regelen in Potosí bij een van de touroperators. Het bekendste monument is Lajasmayu, 5 km van Betanzos. Hier zijn diverse rotstekeningen van lama’s en antropomorfische figuren, waarop later kruisen geplaatst zijn, een symbool van de dominantie van de evangelisten over de lokalen. Er is hier een wandeling mogelijk van 5 km (2 uur). Bij de nederzetting Supay Molino Qáqa zijn andere rotstekeningen te zien die tussen de 4000 en 6000 jaar oud zijn. Bij Q’aqá Cancha bevinden zich meer tekeningen. De grot Jatún Cueva heeft 40 rotstekeningen en meer dan honderd inkervingen die jachtscènes uitbeelden. In Tecoya (3300 m) staat een rotsformatie van 40 meter hoog, El Cristo de Tecoya die volgens de lokalen het gezicht van Christus uitbeeldt. Hier vlakbij ligt de mooie waterval, La Pajcha de Tecoya.

Vervoer. Busjes naar Betanzos, vertrekken vanaf Mercado de Uyuni in Potosí of je kan vanaf de busterminal in Potosí elke bus nemen die richting Sucre gaat.

Richting Oruro

Laguna de Tarapaya, 24 km ten noordwesten van Potosí. Dit ronde vulkanische meer, ook wel Ojo del Inca (het oog van de Inca) genoemd, ligt in een krater en bevat mineraalhoudend water dat een geneeskrachtige werking heeft. Het door een mooi berglandschap omgeven meer heeft een doorsnede van 100 meter en een heerlijke temperatuur van 30º C, perfect om te zwemmen. Het is beter om het midden van het meer te mijden aangezien op sommige momenten van de dag draaikolken voorkomen die een persoon de diepte in kunnen trekken. Je moet entreegeld betalen maar er zijn geen kleedruimtes aanwezig. Er is vlakbij een toeristisch complex met warmwaterbaden, een restaurant en een discotheek.

Vanaf de Mercado Chuquimia in Potosí vertrekken dagelijks minibussen. Reisbureaus in Potosí bieden transport aan of je kunt met de taxi gaan (US$7).

Haciënda de Cayara. Langs de rivieren in de valleien rond Potosí bevinden zich diverse haciënda’s (landgoederen), die in de koloniale tijd belangrijk waren voor de bevoorrading van voedsel aan de stad en de mijnen. Vele verkeren tegenwoordig in een slechte staat maar een uitzondering is Haciënda de Cayara (3550 m), 96226380, (US$25 per persoon). Dit mooi gelegen landgoed uit 1556 ligt op 25 km van Potosí en je kan hier comfortabel overnachten. Het hotel is smaakvol ingericht met koloniale meubels en een bibliotheek. Er worden groentes gekweekt en melk geproduceerd. In de koloniale tijd behoorde de haciënda toe aan de Spaanse onderkoning Toledo. Een Engelse familie nam het in 1901 over en is nog steeds de eigenaar.

La Ruta del Rey del Estano Simón Patiño

(De route van de tinbaron Simón Patiño). (Zie ook blz 338)

Deze nauwelijks bezochte toeristische route gaat langs de historisch belangrijke mijncentra Uncia, Llallagua, Siglo XX en Catavi. Dit belangrijkste tinmijngebied van Bolivia kende aan het begin van de 20ste eeuw een enorme boom in mijnactiviteiten onder leiding van de drie tinbaronnen Patiño, Hochschild en Aramayo en zorgde voor welvaart maar ook ellende voor de vele mijnwerkers. Je kan deze afgelegen bergstreek bezoeken en de vergane glorie van de deels verlaten mijnen ervaren.

Geschiedenis

Nadat tegen het einde van de 19e eeuw het zilver in Bolivia opraakte en bovendien de internationale marktprijs van het mineraal daalde ontstond er internationaal interesse voor tin dat onder andere gebruikt werd in de oorlogsindustrie. Dankzij de ijver en doorzettingsvermogen van de uit Cochabamba afkomstige Simón Patiño, die na jaren van zwoegen enorme tinvoorraden vond in zijn privémijn La Salvadora, werd Llallagua het belangrijkste mijncentrum van tin in de wereld. Dit leverde veel werk en welvaart op en het plaatsje groeide in snel tempo tot een stad met 40.000 inwoners. Onder leiding van Patiño vond de eerste moderne industrialisering van Bolivia plaats. Daarentegen waren deze mijnen, door de slechte werkomstandigheden, het decor van georganiseerde stakingen en opstanden waarbij vele doden zijn gevallen. Op 4 juni 1923 vond een bloedbad plaats onder mijnwerkers, waarna voor een periode van 22 maanden, de staat van beleg werd afgekondigd door het Boliviaanse leger. Veel mijnwerkerfamilies verlieten daarbij het gebied. In 1949 volgde in de mijn Siglo XX een andere slachting van mijnwerkers naar aanleiding van een staking in de mijnen van de tinbaron Simón Patiño.

Deze evenementen zorgden voor een sterke linkse politieke beweging die zouden leiden tot de sociale en economische revolutie van 1952. In dat jaar werd in Catavi door de president een verordening ondertekend voor de nationalisering van de mijnen. Dit betekende dat de machtige tinbaronnen Patiño, Hochschild en Aramayo hun mijnen kwijtraakten aan de staat en moesten vluchten. Vervolgens werd COMIBOL (Corporación Minera de Bolivia) opgericht om de staatsmijnen te runnen. De eerste jaren liep het slecht met de mijnen door dalende productie en door dalende tinprijzen maar de werkomstandigheden voor de mijnwerkers verbeterden wel en bovendien kregen de mijnwerkers voor het eerst in de Boliviaanse geschiedenis controle over de productie in de mijnen. Op 29 agustus1985 tekende de toenmalige president Paz Estensoro een verordening voor het sluiten van de mijnen als gevolg van de ineenstorting van de tinindustrie en raakten vele mijnwerkers hun baan kwijt en waren genoodzaakt werk te zoeken in andere streken. De laatste jaren zijn de mijnactiviteiten weer omhooggeschroefd door de gestegen prijzen op de wereldmarkt.

Llallagua (4105 m),111 km van Oruro en 258 km van Potosí. Dit stadje was rond het begin van de 20ste eeuw het centrum van de mijnactiviteiten van de tinbaron Simón Patiño. In een buitenwijk ten westen van de stad ligt een van ’s werelds voormalige grootste tinmijnen, Siglo XX. Patiño werd in 1920 eigenaar van de mijn en dit was het begin van de enorme rijkdom die hij zou vergaren tijdens zijn leven. In 1987 werd de mijnproductie stilgelegd om hervormingen te realiseren. Nu zijn op kleine schaal diverse onafhankelijke mijnwerkers actief en is er een belangrijke mijnuniversiteit Universidad Nacional Siglo XX. Je kan de mijnen, die gerund worden door COMIBOL, en het voormalige Teatro Sindical de Trabajadores bezichtigen.

Uncía. In dit mijnwerkersplaatsje bevindt zich Casa de Simón I. Patiño, een museum dat over het leven van Simón Patiño gaat. Daarnaast is er het Museo Etnográfico Ayllus del Norte de Potosí dat een tentoonstelling heeft over de inheemse gemeenschappen uit Noord-Potosí.

Bovendien is er een winkel die lokaal geproduceerde hoge kwaliteit weefsels verkoopt zoals phullus (dekens) en aguayos (doeken). Eveneens interessant om te bezichtigen is Planta Diesel, een elektriciteitscentrale die op diesel werkte en het historisch gebouwencomplex, dat bestond uit een bioscoop, theater en woningen voor de mijnwerkers. Er zijn heetwaterbronnen in de buurt.

Catavi (4421 m) op 15 minuten van Uncía, was een mijnstadje en werd later het administratieve centrum van Patiño Mines. Hier bevond zich de grootste Ingenio, mineralenraffinaderij, van Bolivia. In 1942 vond hier eveneens een bloedbad plaats onder de mijnwerkers naar aanleiding van stakingen en protesten. Deze gebeurtenissen leidden ertoe dat de mijnwerkers zich gingen verenigen in vakbonden. Tijdens het beheer van COMIBOL vormde Catavi het centrum van de mijnactiviteiten in Bolivia en was hier het management gevestigd. Bovendien bevond zich hier het grootste ziekenhuis van Bolivia. Nu kan je La Planta Ingenio C4 bezoeken, een grote raffinaderij.

Aullagas (4618 m) is een historisch plaatsje voor Bolivia, 97 km van Llallagua en 185 km van Potosí. De Inca’s exploiteerden hier al zilver voordat de Spaanse koning de rijke mijn opeiste. Tijdens de republikeinse tijd kende de plaats 10.000 inwoners en werd er naast zilver ook zink en tin gedolven. La Ciudad Perdida de Los Andes (de verloren Andesstad) Aullagas wordt gezien als de oudste koloniale stad van Bolivia en hier werd de eerste bank in Bolivia opgericht. Simon Patiño leefde hier in zijn kinderjaren samen met zijn oom, die in de lokale mijn werkte. In 1918 kocht Patiño de zilvermijn op, investeerde in nieuwe technieken zoals mechanisering en ontwikkelde dit tot de modernste mijn van de wereld. Uit Aullagas komt de bekende dans La Diablada vandaan. De indrukwekkende ruïnes van Janckonasa bij Colquechaca (4618 m) vormen een bezienswaardigheid. Hier bevinden zich verlaten barakken waar de eerste mijnwerkers woonden en er liggen nog de overblijfselen van de mijnen zoals smeltovens en luchtkokers voor ventilatie in de mijnen.

Info

Vanaf Potosí en Llallagua vertrekken dagelijks bussen naar het nabijgelegen Colquechaca.

Noord-Potosí

Noord-Potosí is een van de armste gebieden van Bolivia en veel vrouwen en kinderen uit de streek gaan naar de steden om te bedelen en mannen vertrekken naar andere landen op zoek naar werk. Maar dit gebied staat ook bekend als een van de meest traditionele en authentieke gebieden van het land met goed bewaard gebleven traditionele kleding, typische lokale muziek en de in Bolivia en ook in Peru geprezen dans Tinku die jaarlijks in de dorpen Macha, Pocoata, Toro Toro en Aymaya opgevoerd wordt. De eeuwenoude ayllus of precolumbiaanse gemeenschappen zijn nog terug te vinden in pueblo’s autóctonos (zelfbesturende inheemse dorpen) zoals Chayanta, Panacachi en Bomburi, authentieke dorpen met honderden precolumbiaanse huizen en mijnen.

Het toerisme is hier nog nauwelijks ontwikkeld maar er zijn initiatieven gaande.

Info

Comitur, Llallagua, 92-5820300.

Openbaar vervoer is er nauwelijks en liften is bijvoorbeeld een optie of een jeep huren met een chauffeur en/ of gids in Potosí of Oruro.

Macha

Dit plaatsje ligt in een bar berglandschap en is landelijk bekend om zijn Tinku (ontmoeting, in de Quechua taal). Het is een van de armste streken van Bolivia en zijn bewoners migreren dan ook naar alle uithoeken, zodat het stadje langzaam uitsterft maar tijdens het jaarlijkse Fiesta de la Cruz met Tinkudansen rond begin mei, komt iedereen terug. Macha staat tevens bekend om zijn traditionele weefsels. In de buurt van Macha liggen enkele mijnen die het milieu ernstig vervuilen.

Tinku, dansen en vechten in Macha in Noord-Potosí

Dit is een jaarlijkse festiviteit tussen 3 en 5 mei waar diverse inheemse gemeenschappen uit de regio bijeenkomen. Het feest is een mengeling tussen voorvaderlijke/heidense geloven waarbij de Pachamama (Moeder Aarde) vereerd wordt maar ook de katholieke heilige Señor de la Cruz wordt aanbeden. Tijdens het feest, waarbij de populaire Tinkudans wordt uitgevoerd, ontmoeten diverse ayllus of indiaanse comunidades elkaar waarbij tijdens het verloop van het feest een grimmige stemming ontstaat en eventueel gevechten uitbreken, waarbij gewonden en soms zelfs doden vallen. Men zegt dat het bloed dat vloeit als gevolg van het ritueel (de gevechten), de aarde vruchtbaar maakt. Daardoor gaan de participanten na het feest gerust en tevreden naar hun comunidad terug om het nieuwe jaar te beginnen in harmonie met de natuur. Tegenwoordig is Tinku meer een toeristische attractie aan het worden, met gevechten maar ook traditionele dansen met aandacht trekkende kleding. Tijdens het feest consumeren de participanten en toeschouwers veel alcohol en cocablaadjes en worden typische muziekinstrumenten bespeeld zoals de jula julas (windinstrument) en charango (soort gitaar). Diverse lama’s worden geofferd om ze vervolgens op te eten.

Enkele reisbureaus in Potosí, waaronder Koala Tours, organiseren begin mei een tour naar dit feest.

Richting Uyuni

De weg Potosí-Uyuni (215 km) is landschappelijk gezien een erg mooie weg en doorkruist de Cordillera de Chichas. 45 km van Potosí ligt het mijnwerkersstadje Porco dat in de Incatijd een belangrijke leverancier van zilver was voor de befaamde Coricancha (Zonnetempel) in Cusco, Peru. Hier begonnen de Spanjaarden met de exploitatie van zilver alvorens zij de rijkdom van Cerro Rico ontdekten. Nu zijn er nog overblijfselen van smeltovens te zien. In Porco was er voorheen een zinkmijn die zijn afval in een stuwmeer deponeerde maar in 1996 was er een damdoorbraak waardoor een modderstroom ontstond die giftige stoffen bevatte en uiteindelijk 300 km rivier vervuilde. Massa’s vee en vissen stierven en de bevolking trok weg naar de stad. Bij het riviertje San Juan loopt de weg door een spectaculaire kloof en de weg passeert vervolgens grillige berglandschappen met roestgetinte kleuren en met cactus begroeide hellingen, afgewisseld door groene valleien. De bevolking leeft nog zeer traditioneel en is bovendien erg arm.

Pelca op de helft van Potosí en Uyuni heeft een onlangs geopend interessant etnisch museum (92-6137707) over de Yura cultuur met een winkel die mooie, lokaal geproduceerde textiel verkoopt en zeer mooie foto’s heeft van de lokale bevolking. De opbrengsten komen bij de lokale bevolking terecht.

Pulacayo, 183 km van Potosí, was een belangrijk mijncentrum in de tweede helft van de 19e eeuw en is in 2003 door UNESCO tot wereldindustrieel erfgoed benoemd. Hier werd vanaf de 17e eeuw massaal zilver gewonnen, eerst onder leiding van Marío Ramirez, wiens graf zich hier bevindt. Pulacayo omvatte Huanchaca, de belangrijkste zilvermijn in Bolivia en de op één na grootste in de wereld en behoorde toe aan Aniceto Arce, een voormalige president van Bolivia. De opbrengsten van de mijn brachten aan Bolivia een economische boom en de daarmee gepaard gaande politieke stabiliteit die duurde van 1880 tot 1938. In 1890 werd door de Boliviaanse president Arce het eerste treinspoor van Bolivia aangelegd, dat Pulacayo via Uyuni verbond met de belangrijke zeehaven Antofagaste (nu Chili). De geliefde stoomlocomotief kreeg de naam La Chiripa (het geluk). Pulacayo werd een belangrijke plaats voor het onderhoud van locomotieven, wagons en andere machines. De mijn heeft ook toebehoord aan de befaamde tinbaron Patiño. Als gevolg van de revolutie in 1952 kwam de mijn in handen van de staat en vanaf dat moment raakte hij in verval. Nu zijn hier diverse modellen van treinwagons, stoomlocomotieven, zoals de eerste locomotief van Bolivia en de overblijfselen van de trein die Butch Cassidy en Sundance Kid overvallen hebben; de kogelgaten zijn nog te zien. Bovendien is er in het plaatsje het huis van de ex-president van Bolivia, Aniceto Arce (1888-1892), een theater en een kleinschalig mijnmuseum. Je kan ook een mijnschacht inlopen. Verder is er nog de smelterij van de raffinaderij te zien en de eerste alpacawol spinmolen van het land. Tegenwoordig is Pulacayo een spookstad en wonen er nog maar 1500 mensen die zich nog steeds bezighouden met de exploitatie van de coöperatieve mijnen.

10 prachtige bestemmingen in Omgeving van Potosí en Bolivia