Noordoost-China

Swipe

Changbai Shan

De berg van het Hemelse Meer

Slapende vulkanen, kristalheldere meren en hoge bomen – het ongerepte natuurschoon van Changbai Shan beloont de onverschrokken reizigers die de tocht naar deze noordelijke diamant ondernemen.

Voor natuurliefhebbers is Changbai Shan een stukje van de hemel, en dit grootste natuurreservaat van China doet zijn naam – “Eeuwig Witte Berg” – zeker eer aan. Biologen in de dop zullen zich hier in een spreekwoordelijk paradijs wanen als ze de explosie van dierlijk, plantaardig en insektenleven op deze slapende vulkaan verkennen. Dit dichte oerbos van 210.000 hectare ligt op de grens van de Chinese provincie Jilin en de Democratische Volksrepubliek Korea (DPRK). Het in 1961 gestichte natuurreservaat omvat een van de meest diverse ecosystemen van bergen en bossen in Azië. Altijdgroene soorten zoals Koreaanse dennen en Japanse taxussen delen de hellingen met Mongoolse eiken, dwergberken en andere loofverliezende bomen.

De verscheidenheid aan flora en fauna is te danken aan de wisselende hoogten. Van de voet van de berg tot aan 1000 m hoogte vindt men hier naald- en loofbomen door elkaar. Winterharde en waardevolle naaldbomen zoals drakensparren en sparren zijn te vinden tussen 1000 m en 1800 m. Boven 2000 m overleeft alleen korstmos. In deze schatkamer gedijen meer dan 300 geneeskrachtige planten, zoals de Daphne odora en wilde ginseng.

Het Natuurreservaat Changbai Shan (chángbái shïn zìrán baohù qù), door de Unesco in 1979 aangewezen als natuurreservaat, is een zeer belangrijk wildgebied. Hoewel roofdieren zoals Siberische tijgers, luipaarden, lynxen en bruine beren de bossen bevolken, is er geen reden de berg te mijden. Met een beetje geluk zou men zelfs een glimp kunnen opvangen van moeilijk vindbare dieren als de schuwe herten, gorals, wilde zwijnen, otters en tientallen andere zoogdiersoorten. Zeldzame, bedreigde vogels zoals hazelhoenderen, zwarte ooievaars, mandarijneenden en zwartsnavelooie-vaars zijn er eveneens in overvloed.

Bovenop Changbai Shan ligt het prachtig mooie Hemelse Meer (tiïnchí). Deze veer op Changbai Shans hoed werd eeuwen geleden gevormd door vulkaanuitbarstingen. In de loop der tijd raakte de krater gevuld met water en ontstond uiteindelijk een ovaal meer van 13 km omtrek en een diepte van 200 à 300 m. Zestien bergen omringen het Hemelse Meer als wachters die de waterige poorten van de hemel bewaken. Er zijn geen vogels, dieren of planten die de toeschouwer van de kalme schoonheid van het meer afleiden. De hoogste piek, de Witte Wolken-piek (báiyún fêng), steekt zo’n 2744 m boven zeeniveau uit. Als de heldere hemel zich met wollige wolken vult, vormt hun spiegelbeeld in het kristalheldere water, omkaderd door scherpgerande pieken, een hemelse compositie.

Naast primitieve trekkerspaden vindt men hier gegarandeerd uitzichten op kabbelende beekjes, watervallen en warmwaterbronnen. Vlak naast het Hemelse Meer ligt het Changbai-meer (chángbái hú), ook bekend als het Kleine Hemelse Meer. In een brullende waterval van meer dan 60 m hoogte dendert water uit het Hemelse Meer omlaag en voedt de Yalu (yïlùjiïng) en de Songhua (songhuïjiïng), twee van de belangrijkste rivieren van Noordoost-China.

Natuurlijk zijn met Changbai Shan een heleboel legendes verbonden. Eén daarvan gaat over de oorsprong van de etnische groep de Mantsjoes, die uit de wateren van het Hemelse Meer zouden zijn voortgekomen. Drie hemelse maagden bezochten het meer voor een snel, zij het koud bad. Een toverekster liet een betoverde bes vallen, en een van de hemelse maagden raapte die op en at hem op, waarna ze zwanger werd. Het jongetje dat zij baarde, zou de stichter worden van de Mantsjoe-dynastie.

Vanaf 1677 werd dit gebied door de Mantsjoes als hun gewijde bakermat beschouwd. Tweehonderd jaar lang mocht niemand het gebied in en er houthakken. Tegenwoordig delen de Mantsjoes het Changbai Shan-gebied met een grote etnische Koreaanse bevolking. Wat kleding betreft zijn deze laatsten niet te onderscheiden van hun Mantsjoe-medebewoners, maar ze hebben nog altijd enkele van hun traditionele gebruiken en feesten behouden. De meeste van deze vriendelijke en gastvrije etnische Koreanen wonen ten noorden en noordoosten van de stad Erdao Baihe (èrdào báihé zhèn), in het gebied dat bekendstaat als de Koreaanse autonome prefectuur.

Een trekkersparadijs

Door de wildernis van Changbai Shan trekken kan avontuurlijk zijn of een tamme bedoening, maar eerst moeten we ons oriënteren. Als uw reisdoel het beroemde Hemelse Meer is, is de veiligste route die via de Noordpas (beipo) vanuit Erdao Baihe, een stadje zo’n 20 km ten zuiden van de zuidelijke toegang tot het natuurreservaat. U kunt ook via de Tianchi-passage (tiïnchí chángláng) bij het meer komen. Deze route kost ¥ 25, maar is ook relatief veilig – op de andere routes vinden zo nu en dan lawines plaats. In plaats daarvan kunt u ook in een jeep stappen op de parkeerplaats van het Atletendorp. Voor ¥ 80, inclusief de toegangsprijs tot het meer, brengen ze u naar het Hemelse Meer.

Dagtoeristen kunnen een jeep nemen en zonder een druppel zweet te laten bij de 2740 m hoge Tianwen-piek (tiïnwén fêng) komen, die ook bekendstaat als de Hoofdpiek (zhufêng). Vanaf de parkeerplaats bij de Main Peak Road is het nog 4 km lopen voordat u het gebulder van de magnifieke Changbai-waterval (chángbái pùbù) hoort. Als u in bent voor een stevige wandeling: het pad naar de Hoofdpiek is een kwartiertje flink doorlopen vanaf de linkerzijde van het parkeerterrein. Rondom de Changbai-waterval bevinden zich 13 spectaculaire geisers.

Als u nog wat meer avontuur zoekt, kijk dan als u bij de waterval komt uit naar een steil pad dat u naar de top van de waterval voert. Als u dit pad ongeveer een uur lang volgt, zult u ten slotte bij het Hemelse Meer komen. Tenzij u een ervaren trekker bent, is het geen goed idee de hoofdtoegangsweg te verlaten. Het smalle, moeilijke 3 km lange pad naar beneden gaat naar het Ondergrondse Woud (dìxià sênlín).

Trekkers zullen een rotsachtiger versie van Chanbai Shan prefereren. Kijk uit naar een pad dat van de weg naar de Changbai-waterval aftakt. Dit pad zal u door welig groen naar de Zwarte Wind-pas (hêifêngkou) voeren, waar het buitengewoon winderig kan worden. Het paviljoen hier biedt fantastische gezichten op de neerstortende Changbai-waterval.

Dit was nog maar een voorproefje; nu komt het hoofdgerecht. Het eerste gedeelte van een fikse wandeling brengt mee dat u langs een gevaarlijk ravijn naar een grazige helling klautert – blijf deze helling minstens twee uur lang beklimmen. Bent u eenmaal voorbij de Hoofdpiek, kijk dan uit naar de Huagai-piek (huágài fêng), slechts twee uur van de grens met Noord-Korea. Als u bij deze piek bent, hebt u al een kwart van de omtrek van het Hemelse Meer afgelegd. Neem de tijd om de geologische schatten te bewonderen die karakteristiek zijn voor Changbai Shan. ‘s Winters kan op Changbai Shan ook worden geskied.

Als u een zijpaadje van de hoofdweg volgt, in de buurt van de parkeerplaats, komt u bij het Kleine Hemelse Meer (xiaotiïnchí). Als u door blijft lopen stuit u op de ontzagwekkende Drakenpoort-piek (lóngmén fêng) en na een inspannende klim de Witte Wolken-piek (báiyún fêng). Voorbij deze piek ligt de Westelijke Pas. De wandeling omhoog van het Kleine Hemelse Meer naar de Witte Wolken-piek neemt ongeveer 6 uur in beslag, de wandeling terug ongeveer 3 uur. Van het Kleine Hemelse Meer naar de Westelijke Pas is 10 uur wandelen, terug duurt 8 uur.

Als u via de Westelijke Pas komt, zult u het Changbai Shan-ravijn (chángbáishïn dàxiágu) te zien krijgen, een angstaanjagend 10 m diep dal, gevormd uit gesmolten lava. Kijk goed om u heen. Langs dit pad staat een boom die in werkelijkheid drie verschillende boomsoorten is die tot één verstrengeld zijn. Voorbij het eind van de 10 km lange weg is een met steenslag bedekte trap die een weids uitzicht over de pas geeft. Vlak onder de pas begint een inspannende wandeling naar de Witte Wolken-piek en de Zuidelijke Pas.

Noordoost-China

10 prachtige bestemmingen in Changbai Shan en China