West-Suriname

Swipe

Saramacca

Vanuit de Henck Arronstraat in Paramaribo is Saramacca eenvoudig te bereiken. Na het centrum gaat deze straat over in de Kwattaweg, een drukke tweebaansweg die een belangrijke verkeersader is, en aansluiting heeft op de westelijke kustweg. Die weg strekt zich uit van Nieuw-Nickerie in het westen tot Albina in het oosten en wordt daarom de Oost-westverbinding genoemd. Eenmaal op de Kwattaweg is het almaar rechtuit. Na het passeren van de grote ijzeren brug over de Saramaccarivier bevindt u zich in het district Saramacca. De bevolking van Saramacca omvat 3% van die van heel Suriname. De weinige bewoners leven van de veeteelt en het verbouwen van rijst en groente.

Weg naar Zee

Ten noorden van de Kwattaweg, ter hoogte van de voormalige plantage Welgelegen, bevindt zich de Weg naar Zee. Officieel heet de weg de Henri Fernandesweg, vernoemd naar de vroegere eigenaar van de plantage Kwatta die deze liet aanleggen. Voor de bevolking van Paramaribo is het eenvoudig de Weg naar Zee, omdat hij op de modderige kust van de Atlantische Oceaan uitkomt.

In de eerste helft van de vorige eeuw was het gebied een paradijs voor hengelaars op kwikwi’s (een gepantserd visje) en bus’doksi’s (wilde eenden). Omstreeks 1920 werden percelen in de omgeving verhuurd aan kleine boeren die er landbouwbedrijven vestigden. Grote delen van het gebied bleven echter onontwikkeld, ondanks de woningbouwprojecten voor de westelijke uitbreiding van de stad in de jaren zestig van de vorige eeuw.

Voordat men de zee bereikt, loopt rechts de Tiengiholoweg waar archeologische vondsten zijn gedaan. De opgravingen behoren tot de Kwattastijl die toegerekend kan worden aan de eerste bewoners van Suriname, de indianen.

In de nabijheid van de oceaan, aan het eind van de Weg naar Zee, hebben streng gelovige Hindostanen hun crematieplaats in de openlucht. Daar vlak bij staat een hindoetempel met prachtige beelden. De weg grenst aan het district Wanica dat is uitgevonden om de vele stemgerechtigde kiezers van Groot-Paramaribo te verdelen over twee kiesdistricten.

Geschiedenis

De Engelsen, de voorgangers van de Nederlanders, verstonden niet de kunst om de moerassige, jonge kustvlakte van Suriname in te polderen en gaven de voorkeur aan de meer landinwaarts gelegen oude kustvlakte die minder problemen gaf, vooral met de waterafvoer van de plantages. De strijd tussen de Engelsen en de Nederlanders om het bezit van Suriname duurde tot 1667 toen de kolonie officieel Nederlands bezit werd. De Engelse planters vernielden hun plantages, liever dan ze in Nederlandse handen over te geven. Omdat de oude plantages grotendeels verwoest waren, begonnen aan het eind van de 17e eeuw de Zeeuwse kolonisten de jonge kustvlakte in te polderen.

In de loop der jaren nam de bloei van de plantage-economie af. De goedkope arbeidskrachten, de slaven, een belangrijke factor voor het welslagen van de onderneming, begonnen de plantages te ontvluchten. Een deel van deze zogenoemde marrons trok naar het zuiden en probeerde zich diep in het binnenland in leven te houden. Een ander vluchtgebied in de nabijheid van de plantages vormde de nog ongecultiveerde moerassige kuststreken. In de natte tijd werd dit gebied vrijwel geheel ontoegankelijk voor de militaire expedities die de streek uitkamden. De eerste groepen marrons bouwden hutten en legden kostgrondjes aan in het gebied tussen de Surinamerivier en de Saramaccarivier. Deze marrons werden Saramaccaners genoemd. In 1762 sloot het koloniaal bestuur met hen een vredesverdrag.

Enkele jaren later begon de regering met het in bruikleen geven van kleine stukjes grond aan de slaven in de omgeving van Paramaribo. Hierop moesten zij hun eigen voedsel verbouwen, alhoewel de grote gezinnen van de opbrengst nauwelijks konden leven. Deze vorm van kleinlandbouw werd voortgezet door Aziatische ex-contractarbeiders, die zich na afloop van hun contract rondom Paramaribo vestigden. Zo groeide Saramacca uit tot een landbouwstreek met rijst en groenten als de belangrijkste producten.

Staatsolie

Een belangrijk product uit het district Saramacca is olie. De aardoliegeschiedenis van Suriname gaat terug tot de beginjaren zestig van de vorige eeuw. Een team van de Geologische Mijnbouwkundige Dienst onder leiding van ir. Hugo Coleridge zocht in het district Saramacca naar grondwater en stuitte per ongeluk op een oliebron. Aanvankelijk geloofde niemand dat exploitatie van de aangetroffen olie mogelijk was. Onder de bezielende leiding van directeur Eddy Jharap is De Surinaamse Staats-oliemaatschappij N.V. uitgegroeid tot een succesvolle onderneming.

Staatsolie opende enkele jaren terug haar raffinaderij even buiten Paramaribo. De ruwe olie die Staatsolie in Saramacca wint, wordt via een ondergrondse pijpleiding naar de raffinaderij getransporteerd. Daar wordt het zwarte goed verwerkt tot diesel- en stookolie, asfalt en HVGO, een halffabrikaat voor de export. Van dit laatste product wordt in het buitenland kookgas, kerosine, gasolie en motordiesel gemaakt. Het bauxietbedrijf Suralco is de grootste afnemer van de olie. Suralco gebruikt de aardolie bij de verwerking van bauxiet tot aluinaarde.

Groningen, mislukte boerenimmigratie

Ongeveer veertig kilometer ten westen van Paramaribo, vlak na de brug over de Saramaccarivier, ligt links de afslag naar het plaatsje Groningen. Hier vestigden zich in 1845 vierhonderd Hollandse boeren uit Groningen en Gelderland. De boeren moesten zich toeleggen op de landbouw en veeteelt. De afschaffing van de slavernij was in aantocht en men vreesde toekomstige voedseltekorten. Het experiment werd een groot fiasco. De boeren werden door de gevestigde plantagehouders tegengewerkt, die werkende blanken een slecht voorbeeld voor hun slaven vonden. Het aantal Hollandse boeren nam als gevolg van tropische ziekten snel af. In 1853 werd het experiment gestaakt. Slechts 56 Hollanders waagden zich aan de lange reis per boot terug naar Nederland. Het handjevol achtergebleven boeren kreeg betere landbouwgrond toegewezen, maar uit afgunst niet al te dicht bij de stad.

De afstammelingen van de Nederlandse kolonisten worden tegenwoordig boeroes genoemd, alhoewel zij reeds lang geleden hun klompen hebben ingewisseld. Dat wat rest van de boerenimmigratie zijn namen als Van Dijk, Tammenga, Veldkamp en Rijsdijk.

Aan het eind van de binnenweg naar Groningen begint bij een kegelvormig monument ter herdenking aan 100 jaar Javaanse immigratie het gemoedelijke dorp Groningen. Dat de Groningers graag herdenken, blijkt uit het dorpsplein. Daar staan aandenken aan de Hindostaanse immigratie, het lijden en de volharding der Nederlandse boeren, de Surinaamse onafhankelijkheid en de revolutie van 1980. Voor het commissariaatgebouw, de bestuurszetel van het district, wijzen vier kanonnen richting rivier. Bekendmakingen aan de muur van het gebouw houden de dorpelingen op de hoogte van lopende zaken. In het gebouw van sport- en jeugdzaken is bij wijze van alternatief voor de sterke stroming van de Saramaccarivier een zwembadje aangelegd. Men kan hier tevens terecht voor een soft (priklimonade) of een portie rijstkip.

Voor een borrel kunt u zich begeven naar de ‘Volksbar’ aan het water. Langs het water zijn zitjes geplaatst in de schaduw van amandelbomen. Even verderop is een opvallend houten gebouw op hoge neuten (steunpalen) van de Evangelische Broedergemeenschap. Mocht u in Groningen willen overnachten dan kunt u terecht in het plaatselijke vakantieoord, Guesthouse Alberg.

De Coppenamebrug

Saramacca houdt aan de westelijke kant op bij de Coppenamerivier. Voordat de Coppenamebrug werd voltooid, werd aan op de veerboot wachtende automobilisten eten en drinken te koop aangeboden. Evenals in het aanlegplaatsje Meerzorg aan de Surinamerivier tegenover Paramaribo hield deze handel met de komst van de brug abrupt op. Toch was er vreugde alom toen de brug werd opgeleverd, want met het autoveer ging nog wel eens wat mis. Het dagblad de Ware Tijd deed wekelijks melding van niet functionerende boten, of, incidenteel, van een gezonken aanlegsteiger.

Ten tijde van de binnenlandse oorlog maakten Tukuyana-indianen aanspraak op het land ten westen van de rivier, en kaapten zij de pont om hun argumenten kracht bij te zetten. Achteraf hadden ze daar vooral zichzelf mee: ze sneden de aanvoer van voedsel uit de stad af. Bij wijze van oplossing schonk de Nederlandse regering Suriname een afgedankte brug voor het symbolische bedrag van een gulden, maar deze zou naar schatting slechts tweederde van de brede Coppename overspannen, waardoor de brug in Nederland bleef liggen roesten. Toenmalig president Wijdenbosch maakte er een prestigekwestie van en besloot bruggen over de Suriname- en de Coppenamerivier te laten aanleggen. De in 2000 aangetreden regering-Venetiaan nam de torenhoge schuld aan bruggenbouwer Ballast-Nedam over. Op de westelijke oever staat een gedenksteen ter ere van de inauguratie van de Coppenamebrug op 30 juni 1999.

10 prachtige bestemmingen in Saramacca en Suriname