Chili

Swipe

Onafhankelijk Chili (1818-heden)

Onafhankelijkheidsstrijd en Pacifische Oorlog

Zoals in heel Zuid-Amerika wil ook Chili zich op den duur losmaken van het moederland. Er breekt een burgeroorlog uit tussen de royalisten (Spaansgezinden) en de autonomen (voor de onafhankelijkheid). Bernardo O'Higgins (van Ierse afkomst) voert de onafhankelijkheidsstrijders aan en met hulp van de Argentijnse troepen onder leiding van 'Liber-tador Jose de San Martin' wordt het koninklijke leger in de slag van Maipu verslagen. Zo wordt Chili in 1818 onafhankelijk, met O'Higgins als eerste president. Hij vaardigt een grondwet uit en legt het fundament voor de nieuwe staat. Maar wanneer hij de rechten van de grootgrondbezitters dreigt aan te tasten wordt hij ten val gebracht en volgt een periode van anarchie en opstanden. Diego Portales brengt een autoritaire regering terug aan de macht en vestigt een staat waarin de grootgrondbezitters het voor het zeggen hebben, en de verdere 19e eeuw de macht behouden. Een stabiele periode, waarin de Chileense staat zich ontwikkelt van een landbouweconomie naar een economie met meer inkomsten uit handel en mijnbouw (zilver, salpeter, steenkool en later koper). De rijkdom bleef vrijwel volledig in handen van de grootgrondbezitters en nieuwe -industriëlen.

De republiek begon haar eigen imperialistische periode: in 1879 voert Chili de 'Pacifische Oorlog' tegen Peru en Bolivia om de rijke guano- en nitraatvoorraden in de woestijnen van het noorden. Chili annexeert grote delen van beide landen (de huidige Regiónes Tarapaca en Antofagasta) en voorziet zich tot aan de Eerste Wereldoorlog van inkomsten uit de nitraatwinning. De inspanningen van de oorlog in het noorden dwingen Chili in het zuiden tot concessies: Patagonië wordt voor het grootste deel aan Argentinië afgestaan (de grensconflicten in het zuiden geven tot op vandaag spanningen tussen beide buurlanden). De Chileense marine verovert ten slotte Paaseiland in de Stille Oceaan. De Mapuches werden uiteindelijk ook onderworpen ('gepacificeerd'), en daarmee startte de openlegging en intensieve kolonisatie van het zuiden. Redenen voor die kolonisatie van het zuiden waren de sterke vraag naar landbouwproducten vanuit Europa, en een bevolkingsoverschot in Europa, waardoor duizenden Europeanen (vooral Duitsers) de Chileense kolonisten kwamen helpen de zuidelijke gebieden te ontginnen. De Vuurland-indianen werden uitgeroeid en de Mapuche-indianen werden van hun land verdreven en samengebracht in 'reservas indigenes', waar ze tot op heden een vrij armoedig bestaan leiden. Net als de Noord-Amerikaanse indianen vormen de Mapuches nu een minderheid in het gebied dat ooit van hen was.

In de loop van de 19e eeuw groeiden de buitenlandse investeringen en belangen in Chili. Vooral Groot-Brittannië had grote delen van de productie en handel in nitraat in handen. En grote hoeveelheden Duits kapitaal werd in Chili geïnvesteerd. Die Duitse invloed is tot op heden vooral in Zuid-Chili nog steeds merkbaar. Leger en politie werden naar Duits model georganiseerd en het nationaal-socialisme kreeg later voet aan de grond in Chili.

Parlementaire republiek (1884)

In 1884 is Chili het eerste Latijns-Amerikaans land waar algemeen kiesrecht wordt ingevoerd en een parlement wordt gevormd. Balmaceda wordt Chili's eerste democratisch gekozen president. In het begin van de 20e eeuw is Chili voor Zuid-Amerikaanse begrippen het toonbeeld van een democratie: kiesrecht, goed onderwijs, sociale voorzieningen, een vakbeweging et cetera. Maar economisch gezien is Chili nog steeds een ontwikkelingsland: Chili weet geen eigen industrie op te bouwen en is bijna geheel afhankelijk van de export van één product (nitraat), waarvan de handel geheel in buitenlandse handen is. President Balmaceda probeerde in 1890 via nationalisatie van de nitraatmijnen deze ongelijk verdeelde rijkdommen te herverdelen. Het leger greep echter meteen in om de belangen van de heersende klasse te verdedigen en bracht Balmaceda ten val.

Na de uitvinding van kunstmest (1914) stortte de handel in nitraat in en raakte het land in een crisis. De rol van nitraat werd geleidelijk overgenomen door koper, en de Engelse invloed werd vervangen door die van de V.S. Vrijwel de gehele Chileense koperproductie kwam in handen van twee grote Noord-Amerikaanse bedrijven. De economie was afhankelijk van de sterk fluctuerende koperprijzen op de wereldmarkt. Bovendien verdwenen de koperwinsten grotendeels naar het buitenland (Amerikaanse bedrijven hebben tot 1970 voor miljarden USD aan winsten uit Chili weggesleept). Desondanks waren de inkomsten uit koper (en daarvoor nitraat) en andere mineralen nog zo hoog dat de staat kon afzien van een belasting op bezit en inkomen, en voor die tijd redelijk vooruitstrevende sociale voorzieningen in stand kon houden. Tijdens de wereldwijde recessie gedurende de jaren dertig van de 20e eeuw stortte ook de Chileense economie in, en maakte een moeizame heroriëntering van industrie, landbouw en handel noodzakelijk.

Het parlement werd door conservatieve partijen gedomineerd; de macht was nog steeds in handen van een kleine minderheid (grootgrondbezitters, bankiers en industriëlen). Deze ongelijkwaardige situatie leidde in de eerste helft van de 20e eeuw tot de opkomst van socialistische en communistische partijen, en een machtsstrijd tussen conservatieven en linksradicalen. Nationalisaties en (halfslachtige) hervormingen werden keer op keer teruggedraaid. Ondanks een relatief stabiele periode zonder staatsgrepen groeide vanaf 1930 tot 1970 in Chili de ongelijkheid in de maatschappij en het verzet van de linkse partijen. Wisselende regeringen konden de onrust in het land niet stabiliseren. Toen tijdens de Koreaanse Oorlog de koperprijzen kelderden stortte ook de Chileense economie weer in. In 1970 werd voor het eerst een marxistisch georiënteerde president gekozen: Allende.

Salvador Allende (1970-1973)

Op 4 september 1970 won Allende de verkiezingen en werd Chili's eerste marxistische president geïnstalleerd. De Chileense economie was volledig in het slop gedraaid. Allende wilde van Chili een onafhankelijk land maken via ingrijpende hervormingen (nationalisatie banken, mijnen, verzekeringsmaatschappijen, herverdeling grootgrondbezit), maar wel 'revolutie binnen de wet'. Maar de rechtse partijen deden er alles aan om Allende het regeren onmogelijk te maken. Slechts de nationalisatie van de kopermijnen wist hij door te drukken. Hiermee en door de marxistische ideologie laadde Allende de haat van de V.S. op zich, die er alles aan gedaan heeft om de Chileense economie te ondermijnen (leningen en hulpprogramma's werden stopgezet, en er werd militaire steun gegeven bij de voorbereidingen van een staatsgreep). Ondanks een economische boycot en tegenwerking van rechts hadden de armste groepen van Chili het onder Allende beter gekregen. In de periode van Allende's bewind werden de sociale woningbouw, het onderwijs, de sociale voorzieningen en medische hulp uitgebreid. 9 miljoen hectare landbouwgrond van 4000 grootgrondbezitters werd onteigend en herverdeeld over 50.000 gezinnen; de landbouwproductie steeg met 5% en de werkloosheid daalde van 8 naar 3%. Maar een feit was ook dat veel van de arme boeren niet klaar waren voor eigen bestuur en landovername; bovendien dreigde een groot aantal landeigenaren van hun land gezet te worden dat hun eerder door de staat was gegeven.

Er heerste chaos (illegale grondbezettingen, terroriserende grootgrondbezitters, gewelddadige linkse aanslagen) en de Chileense maatschappij polariseerde sterk. Door de steun van het volk won Allende in 1973 opnieuw de verkiezingen. De kansen van rechts om op een legale manier van Allende af te komen waren hiermee verkeken en op 11 september vond voor de tweede maal in Chili's democratische geschiedenis een zorgvuldig voorbereide staatsgreep plaats, waaraan alle onderdelen van politie en leger deelnamen.

De dictatuur van Pinochet (1973-1990)

Het Moneda-paleis werd gebombardeerd en Allende vond de dood. Ook de volkswijk La Bandera werd gebombardeerd en een verschrikkelijke terreur volgde op de staatsgreep. Generaal Augusto Pinochet Ugarte kreeg de leiding over de militaire junta en werd het gezicht van de dictatuur. De machtsovername door het leger paste in een reeks van staatsgrepen in Zuid-Amerika, waarbij de oorlog werd verklaard aan alles wat links leek. De machtsovername van Pinochet in 1973 was in Chili de tweede staatsgreep in 150 jaar. Aanvankelijk dacht iedereen dat de staatsgreep van korte duur zou zijn en had Pinochet veel steun onder vooral de middenklasse en hogere klasse, die onder Allende veel van hun bezittingen dreigden kwijt te raken. Maar dat de dictatuur zo lang zou duren en met zo veel geweld gepaard ging hadden weinigen vermoed. De dictatuur hield 17 jaar aan en met de overgang naar de democratie (begin jaren negentig van de 20e eeuw) was Chili het laatste land in Zuid-Amerika.

In de terreur die op de staatsgreep volgde vielen enkele duizenden doden, veranderde het stadion van Santiago in een concentratiekamp, werd gemarteld, politieke partijen en vakbonden verboden, burgemeesters afgezet, veel sociale maatregelen ongedaan gemaakt, de werkweek verlengd en de lonen verlaagd. Bovendien ontvluchtten duizenden mensen Chili of werden verbannen. Op het platteland werd gemoord door wraaklustige grootgrondbezitters en militairen. Vooral de Mapuches waren hiervan het slachtoffer. In 1980 voerde de junta een grondwetsherziening door, ter overgang naar de democratie, die Pinochet in ieder geval tot 1989 van de macht verzekerde. De repressie kreeg een legaal tintje, werd minder zichtbaar en minder massaal. In de jaren zeventig van de 20e eeuw was er nauwelijks binnenlandse tegenstand. De Kerk ging een belangrijke rol spelen in het verzet tegen Pinochet en in de strijd om bescherming van de mensenrechten. Een aantal massale stakingen en 'protestas' in 1983, '85 en '86 voerde de druk op de junta hoog op, maar Pinochet wist zich te handhaven tot de voorgestelde verkiezingen van 1989. Door binnen- en buitenlandse druk (ook de V.S. had zijn aanvankelijke pro-Pinochet beleid gewijzigd) konden de militairen uiteindelijk niet om eerlijke verkiezingen heen, die de terugkeer naar democratie zouden inluiden.

Herstel van de democratie (1990)

Een meerderheid van 55% stemde tijdens een referendum in 1988 nee tegen het herverkiesbaar stellen van Pinochet. De verkiezingen in 1989 werden een overwinning voor de verenigde oppositie van 17 partijen. Op 11 maart 1990 kreeg Chili weer een wettig gekozen president: Patricio Aylwin, waardoor Chili het laatste Zuid-Amerikaanse land werd dat de overgang naar democratie maakte. Die overgang is voorspoedig verlopen, door een voorzichtig regeringsbeleid, gericht op verzoening en rechtvaardigheid. Een 'commissie van waarheid en verzoening' werd ingesteld om opheldering te verschaffen omtrent de politieke moorden en verdwijningen in de periode van de militaire dictatuur (1973-1990). Het rapport van de commissie bevestigt dat er meer dan 2000 mensen om politieke redenen door leger en politie zijn vermoord, 90 militairen door linkse terreur zijn omgebracht en meer dan 1000 mensen zijn 'verdwenen'.

Door tegenwerking vanuit het leger en door de onder Pinochet in 1987 aangenomen amnestiewet is het echter nauwelijks tot berechting van de daders gekomen. In 1998 trad Pinochet af als opperbevelhebber van de strijdkrachten, maar hij verdween geenszins van het politieke toneel: hij nam meteen plaats in de senaat, als 'senator voor het leven'. Tijdens een bezoek aan Londen in oktober 1998 werd Pinochet gearresteerd op verzoek van Spanje. Tijdens zijn 16 maanden durende huisarrest nam de polarisatie tussen zijn voor- en tegenstanders in Chili weer grote vormen aan. Het kwam uiteindelijk niet tot een uitlevering aan Spanje, wegens de (vermeende) slechte gezondheid van de bejaarde ex-dictator. Terug in Chili bracht Pinochet de laatste jaren van zijn leven grotendeels door in huisarrest, maar kwam het nooit tot een berechting. Pinochet overleed in 2006.

Eduardo Frei, Ricardo Lagos, Michelle Bachelet; recente politieke ontwikkelingen

In 1993, 1997 en 2000 won de coalitiepartei, Concertacíon, de verkiezingen en werden Patricio Aylwin (1990-1994) Eduardo Frei (1994-2000) en Ricardo Lagos (2000-2006) achtereenvolgens president van Chili. Frei en Lagos hebben het beleid van Aylwin voortgezet, met iets radicalere standpunten op het gebied van de mensenrechten. In het Congres behaalde de Concertacíon echter nooit de benodigde tweederde meerderheid om verdere hervormingen mogelijk te maken. Chili maakte een periode van grote economische groei mee, onder voortzetting van het neoliberale (open markt) economische model. De huidige regeringen hebben zich ingespannen om een economische en sociale groei te bereiken, de productie en de infrastructuur te verbeteren, en het internationale isolement op te heffen door het sluiten van handels- en politieke verdragen met diverse landen. Ondanks inspanningen om de sociaal-economische verhoudingen in Chili gelijk te trekken door een verhoging van de 'sociale uitgaven', is de kloof tussen arm en rijk echter groot gebleven, en blijft de werkloosheid op een hoog niveau.

In maart 2006 werd de socialiste Michelle Bachelet gekozen tot president van Chili. Zij is de eerste vrouwelijke president in Zuid-Amerika en erg populair. Bachelet heeft tijdens de dictatuur in de gevangenis gezeten en is gemarteld. De Chilenen hebben hoge verwachtingen van haar en hopen dat zij de Chileense Staat een stuk democratischer zal maken.

10 prachtige bestemmingen in Chili