Jamaica

Swipe

Jamaica onafhankelijk

Op 3 januari 1958 werd de Federatie van West-Indië in het leven geroepen, een initiatief van Groot-Brittannië, om te komen tot soort vereniging van Britse koloniën in het Caraïbisch gebied. Port of Spain op Trinidad werd aangewezen als hoofdstad. De tegenstellingen in het gebied op economisch en sociaal terrein waren echter te groot om dat tot een succes te maken. Jamaica streefde naar onafhankelijkheid en in een referendum op 19 september 1961 sprak de bevolking zich daar dan ook voor uit. De Jamaicaanse regering (onder Brits toezicht) opende onderhandelingen met de regering in Londen die binnen een jaar succesvol werden afgesloten. Op 6 augustus 1962 werd de eerste minister-president, Sir Alexander Bustamante, beëdigd. Jamaica werd een 'dominion' onder de Britse vlag. Op 1 december van dat jaar arriveerde de eerste gouverneur-generaal op het eiland als vertegenwoordiger van de Britse overheid. Sir Clifford Clarence Campbell, van Jamaicaanse afkomst, bekleedde die functie tot aan zijn overlijden in maart 1972.

Jamaica bleef lid van het (toen nog zo geheten) Britse Gemenebest, de Britse vorstin bleef (in theorie) de scepter zwaaien over Jamaica. Groot-Brittannië had er al voor gezorgd dat, vóór de onafhankelijkheid, een groot aantal algemene diensten zoals de ambtenarij, het bankwezen en de rechterlijke macht waaronder de politie, redelijk tot goed functioneerden. Op 7 augustus 1962 vond de eerste bijeenkomst van het parlement plaats onder minister-president Bustamente van de JLP.

Tot 1995 zou op Jamaica een tweepartijenstelsel van kracht blijven. Opmerkelijk is dat het om twee politieke stromingen ging, huidskleur of religie speelden nauwelijks tot geen rol. De twee partijen waren elkaars aartsvijanden en bevochten elkaar in de meest letterlijke zin. Amerika wordt ervan verdacht hierin een belangrijke rol te hebben gespeeld, de politieke (jeugd)bendes van beide partijen kregen hun wapens uit de VS naar verluidt.

In 1972 kwam de PNP aan de macht na felle politieke (en fysieke) gevechten. Michael Manley, de zoon van de oprichter van de PNP, werd premier. Hij zag de invloed van de VS steeds toenemen, mede veroorzaakt door de ondergrondse activiteiten van de CIA. Manley positioneerde zijn land in een politiek van ontwikkelingsland en ook Nederland droeg bij in de ontwikkelingssamenwerking, ondanks het feit dat Jamaica inmiddels nauwe banden onderhield met Cuba.

De verkiezingen van 1976 verliepen zo chaotisch dat Manley de noodtoestand uitriep, wat hem meer volmachten gaf om de rust te herstellen. De onrust werd mede veroorzaakt door de hulp van Cuba en de CIA aan de JLP. De verkiezingen werden gewonnen PNP, maar Manley werd genoodzaakt vanwege de financiële toestand waarin zijn land verkeerde, de hulp in te roepen van het International Monetaire Fonds die duidelijke versobering afdwong. De populariteit van de PNP nam snel af.

In 1980 waren de rollen dan ook weer omgedraaid. De verkiezing op 30 oktober hadden een zeer bloedig verloop en kostte aan meer dan 500 mensen het leven. Uiteindelijk kwam de JLP onder leiding van Edward Seaga aan de macht. Seaga sloot de Cubaanse ambassade en trok de banden met de VS weer stevig aan. Westerse investeerders lieten Jamaica niet langer links liggen en mede als gevolg daarvan ging het economisch weer een stuk beter. Dat duurde echter niet lang, het imago van Jamaica leed ernstige schade door de massale productie van marihuana wat weer criminaliteit op grote schaal ten gevolge had. Jamaicanen waren nu eenmaal gewend om snel en met veel geweld hun doel te bereiken. Daarbij kwam dat de prijzen van bauxiet en aluminium, belangrijke exportproducten, wereldwijd snel daalden. Het leidde tot massale werkloosheid en verhoging van de kosten van levensonderhoud. Toen het land in 1988 getroffen werd door de orkaan Gilbert was het helemaal afgelopen met de economie. De schade was enorm, meer dan een kwart van de bevolking raakte dakloos.

De tijd voor veranderingen was weer rijp en tijdens de verkiezingen van 1989 werd de JLP weer verslagen door de PNP, nog steeds met Michael Manley aan het roer. Hij ging een wat algemener pro westers beleid voeren en bleef aan de macht tot 1992. In dat jaar werd hij opgevolgd door Percival Noel James Patterson, die tot 2006 premier zou blijven. Hij was reeds minister onder Manley vanaf diens aantreden en zou de langstzittende actieve politicus van Jamaica worden, bekend als P.J.Patterson. Hij betekende veel voor de arme bevolking van Jamaica en won de verkiezingen van 1993, 1997 en 2002 zonder al teveel problemen. Toen hij in 2006 met pensioen ging werd hij opgevolgd door Portia Simpson-Miller die werd aangewezen als (de eerste vrouwelijke) partijleider en premier. Ze verloor de verkiezingen van 2007, hetgeen iets zegt over de persoon P.J.Patterson. De JLP kwam opnieuw aan de macht, ditmaal onder leiding van Bruce Golding.

In de beginjaren 1990 raakte de JLP in een ernstige crisis als gevolg van verdeeldheid van meningen binnen de partij. Veel prominenten traden terug en de controverse leidde in 1995 tot de oprichting van een nieuwe politieke partij, de National Democratic Movement (NDM), onder leiding van Brascoe Lee en Bobby March. Bruce Golding werd hun politieke leider en beoogd president. De verkiezingen van 1997 brachten hen niet het verwachte succes, ze werden de grootste van de kleine partijen, maar kwamen niet echt aan de macht. In 2002 keerde Golding terug naar de JLP, in september 2007 werd hij opnieuw premier van het land. Als partij bleef de NDM bestaan, maar heeft nooit invloed van enige betekenis gehad op de Jamaicaanse politiek. Tijdens de verkiezingen van 2011 behaalde de partij onder aanvoering van Peter Townsend welgeteld 238 stemmen, natuurlijk onvoldoende om een zetel te verwerven in het parlement.

In 2001 zag weer een nieuwe politieke partij het licht: de United People's Party (UPP). Het zag er, onder aanvoering van een vrouwelijke leider aanvankelijk goed uit. Het mannenbolwerk Jamaica accepteerde haar echter in geen enkel opzicht en tijdens de verkiezingen van 2002 behaalde haar partij dan ook slechts 548 stemmen. De partij deed aan latere verkiezingen niet meer mee.

In alle politieke stormen bleef Groot-Brittannië een wakend oog in het zeil houden en nog steeds is er, namens de kroon, de gouverneur-generaal als afgevaardigde op Jamaica. Sinds 26 februari 2009 is dat Patrick Linton Allen, een Jamaicaan van geboorte.

10 prachtige bestemmingen in Jamaica