Japan

Swipe

Geschiedenis

De vroegste geschiedenis

'In lang vervlogen tijden waren Izenagi en Izanama het eerste geestenpaar kami.

Over een regenboog daalden zij neer. Izenagi stootte zijn speer met kracht in de zee.

De druppels die hij van de speer afschudde, schiepen het eerste eiland.

Daar, op Onokoro, gingen zij wonen, leerden de geslachtsdaad en lieten vele andere eilanden geboren worden die ze met kami's bevolkten.

Kami van de bergen, voor de boom, de vlakte, het gras en de wind, die de nevels wegblies en eilanden onthulde.'

 

Volgens deze mythe zijn de Japanse eilanden dus een schepping van de goden. Eigenlijk weet niemand veel omtrent de afkomst van het Japanse volk; het meest waarschijnlijke is dat de eerste menselijke bewoners (de nomaden) gedurende zeer koude periodes vanuit het vasteland van Azië via landbruggen of bevroren zeestraten de overtocht naar Japan hebben gemaakt. Deze indrukwekkende trektocht heeft vermoedelijk circa 20.000 jaar geleden plaatsgevonden. De nomadenstammen leefden voornamelijk van de jacht, verzamelden ook eetbare gewassen en vingen vis. Omstreeks het jaar 5.000 voor Christus veranderden deze mensen hun gedragspatroon: zij gingen in groepen wonen. In de 5.000 jaren die volgden, ontwikkelden zij een aantal technieken, zoals het pottenbakken en het vervaardigen van juwelen en allerlei figuren van aardewerk. De potten die in deze tijd gebakken werden, dankten hun versieringen aan indrukken van touw (jomon). Vandaar dat deze periode bekend staat als de Jomoncultuur. Uit deze voedingsbodem ontwikkelde zich rond het jaar 3.000 voor Christus de Yayoicultuur. De leden van de Yayoicultuur vestigden zich in primitieve nederzettingen, verbeterden de pottenbaktechnieken en het aardewerk met behulp van een draaischijf. Voorts verbouwden zij op overstroomde gronden rijst. Via Korea beïnvloedde de vergevorderde beschaving van het keizerrijk China de 'primitieve' Yayoicultuur. Bronzen en andere metalen voorwerpen deden hun intrede. Bovendien leerde men de rijstvelden te irrigeren. Na de oogst werd het graan in schuren opgeslagen. Als aan het leven van deze mensen een einde kwam, werden zij in stenen kisten begraven. Sommigen werden begraven met een zwaard, een parel en een spiegel, als bewijs van hun eerbiedwaardigheid. Deze drie voorwerpen zijn tot op de dag van vandaag de symbolen gebleven van het Japanse keizerrijk. Tijdens de bloei van de Jomon- en Yayoicultuur waren de Japanse eilanden tevens het thuisfront van de Ainu's, van wie thans nog circa 15.000 afstammelingen te vinden zijn op Hokkaiflo. De Ainu's zijn een blankeuropide volk en zijn herkenbaar aan hun caucasoïde gelaatstrekken.

Contacten met het Aziatische vasteland

Rond het begin van onze jaartelling werden de contacten tussen Japan en het vasteland van Azië steeds intensiever. Verschillende Mongoolse volkeren vestigden zich op de eilandengroep. Omstreeks 57 na Christus zond het Japanse koninkrijk Nu een gezant naar het hof van de Handynastie in China. Het koninkrijk Nu ontwikkelde zijn macht rondom de Hakatabaai in Kyushu. Het toenmalige Japan droeg de naam Wo en was verdeeld in meer dan honderd van dergelijke koninkrijken, die zich organiseerden in clans, met aan het hoofd een opperpriester of opperpriesteres. De invloed van de Mongoolse volkeren kwam tot uiting in de bouw van grote graven (tumuli), waarvan de omvang afhankelijk was van de plaats die de overledene innam op de sociale ladder.

De Yamatoclan 

In de loop der tijd kreeg de Yamatoclan steeds meer invloed in Japan. De leiders van deze clan beriepen zich erop afstammelingen te zijn van de goddelijke keizer Jimmu. Volgens de legende had de zonnegodin Amaterasu O-Mi-Kami haar kleinzoon naar de aarde gezonden om over Japan te heersen. Zij had hem een bijzondere spiegel meegegeven. De kleinzoon van de zonnegodin kreeg zelf een kleinkind, Jimmu genaamd; hij erfde de spiegel en werd vervolgens de eerste keizer van Japan. Deze spiegel is een van de symbolen van het Japanse keizerrijk geworden en staat nog steeds in het binnenste shintoheiligdom Naiku in het plaatsje Ise. In het toenmalige Japan speelden talloze godinnen en goden een belangrijke rol in het dagelijks leven; de gehele natuur zou belichaamd zijn met goden.Tevens werden overledenen aanbeden en beschouwde men de levende keizer op basis van bovenstaande legende als een god. Deze godsdienst kreeg de naam shintoïsme. Over deze tijd is veel bekend door archeologische vondsten, zoals de hinawabeeldjes, afbeeldingen van mensen en dieren in klei. Deze hinawabeeldjes werden rond de grafheuvels van de keizerlijke doden geplaatst. Rondom het jaar 350 voegt de familie Yamato alle kleine staatjes waaruit Japan destijds bestond samen tot één groot rijk, met aan het hoofd de keizer. Dit rijk was zeer machtig. Men stichtte zelfs een Japanse kolonie op het Koreaanse schiereiland. Via Korea vermengden Koreaanse en Chinese cultuurelementen zich met de Japanse beschaving. Op deze wijze kregen het Chinese schrift, de confuciaanse zedenleer en de boeddhistische godsdienst rond het jaar 552 voet aan wal in Japan.

Het boeddhisme als staatsgodsdienst in Japan

In 592 kwam keizerin Suiko aan het bewind. De werkelijke macht lag echter in handen van haar neef, prins Shotoku Taishi, die in 594 het boeddhisme uitriep tot staatsgodsdienst. Overal verschenen indrukwekkende tempels die gebouwd waren in de Chinese boeddhistische stijl. Voorts opende hij handelsbetrekkingen met de Chinese Suidynastie, met als hoogtepunt, in het jaar 607, het eerste Japanse gezantschap in China. Na de dood van prins Shotoku in 629 nam de Sogaclan tijdelijk de macht over in Japan. De leden van deze clan wisten echter geen greep op het land te krijgen en in 645 werden zij tijdens een staatsgreep door de keizerlijke familie in hun paleis vermoord. Onder leiding van prins Nakano Oe en Nakatomi Kamatari kwam in datzelfde jaar de zogenoemde Taikahervorming tot stand, die gekenmerkt werd door de invoering van de Chinese staatsstructuur, met als voorbeeld het administratieve stelsel van de Tang-dynastie. Hiermee werd de staatshiërarchie een feit; de keizer stond bovenaan de sociale hiërarchie. Al het land werd eigendom van de staat en dus van de keizer. De bureaucratie speelde, net als in China, een dominerende rol bij het toezicht op de boeren. De toenmalige steden waren in feite ambtenarensteden, waarin kooplieden en handwerkslieden weinig invloed hadden. In de officiële sociale hiërarchie waren de boeren zelfs boven de kooplieden en handwerkslieden geplaatst. In de dagelijkse praktijk stonden zij echter onderaan door hun verplichte deelname aan staatsprojecten, zoals irrigatieprojecten en het betalen van belastingen aan de staat; zij werden uitgebuit en onderdrukt.

10 prachtige bestemmingen in Japan