Kenia

Swipe

Andere safaridieren (alfabetisch)

Afrikaanse haas

Een Afrikaanse haas is het gemakkelijkst te herkennen aan de lange oren. Hij is bruin van boven, hoewel er ook ondersoorten zijn die peper- en zoutkleurig zijn, en wordt lichter naar de zij- en onderkant. Deze kleuren komen ook in de staart terug, zodat een rennende haas niet alleen aan zijn grote oren te herkennen is, maar ook aan zijn witte achterzijde omdat de staart tijdens de vlucht recht omhoog steekt. Hij leeft het liefst in afwisselend landschap waar hij zich uitstekend kan verbergen en zich uit de voeten kan maken. Het dier is razendsnel en dat moet ook wel, hij staat bij vrijwel alle roofdieren en slangen op het menu. Men doet uitgebreid onderzoek naar de Afrikaanse haas omdat bekend is dat er diverse ondersoorten zijn die weliswaar familie zijn, maar zich volledig afwijkend gedragen.

Afrikaanse wilde kat

De Afrikaanse wilde kat wordt niet hoger dan 25 centimeter, maar het is een geduchte jager die ook dieren die aanmerkelijk groter zijn aanvalt. Het is een nachtdier en dat komt vooral tot uiting in de grote oren. Overdag is hij moeilijk te vinden, maar het komt voor. Zijn lichtbruine kleur en donkere strepen doen denken aan een jonge gestreepte hyena, maar hij is gemakkelijk te onderscheiden doordat zijn rug overal even ver van de grond verwijderd is. Hij leeft in hoofdzaak op de grond maar kan, als het moet, uitstekend klimmen.

Baviaan

Kenmerkend voor de baviaan zijn het hoge voorhoofd en de vooruitstaande wenkbrauwen. De volwassen mannetjes kunnen meer dan 1 meter hoog worden. Bavianen vormen een groep waarbinnen een leider is en waar een strakke organisatie geldt. Zo is de volgorde waarin ze zich verplaatsen aan strikte regels gebonden: jongeren voorop, gevolgd door de vrouwtjes met jongen, waarbij de zogende vrouwtjes zich achter de andere vrouwtjes bevinden, daarna de zieke en zwakke dieren, dan de mannetjes en de leider sluit de stoet. Wanneer de groep rust doen ze dat in een kring waarbij de zwaksten zich in het midden bevinden. Bavianen slapen in bomen, maar verplaatsen zich over de grond waarbij het opvalt dat ze dat half lopend doen. Hun armen zijn langer dan hun benen en ze steunen op de vingers als ze zich voortbewegen.

De vrouwtjes zorgen ongeveer twee jaar voor de jongen, die aanvankelijk aan de buik hangen, maar na enkele maanden op de rug vervoerd worden. Bavianen leven van alles wat groen is, vruchten en knollen. Ze roven nesten leeg en lusten insecten en kleine dieren, óók jongen uit de eigen groep. Als ze de kans krijgen roven ze baby’s en ze vallen een volwassene aan als ze denken dat die een bedreiging kan vormen. De gouden regel is derhalve: ga nooit alleen achter een groep bavianen aan om leuke plaatjes van moeders met baby te schieten.

Colobusaap (franjeaap)

In Kenia leven twee soorten colobusapen: de zwartwitte colobus en de rode colobus. De als tweede genoemde soort is echter zeldzaam. De Nederlandse benaming, franjeaap, zegt iets over hun uiterlijk, de vacht en vooral de staart, doet denken aan versiering met franjes. Ze zijn niet eenvoudig te vinden, doorgaans leven ze hoog in de bomen, maar er zijn vele zwart-witte colobussen zodat u ze zeker tegen zult komen. Ze worden ongeveer 60 centimeter hoog en leven van bladeren en vruchten. Het zijn geweldige acrobaten en het gebeurt meermalen dat de dieren een val maken van vele meters, en u daarna verontschuldigend aankijken:’heb ik iemand aan het schrikken gemaakt?’ Ze zijn gemakkelijk herkenbaar aan hun diepzwarte kleur, hun witte gezichts- en staartbeharing.

Civetkat

De civetkat staat ook bekend onder de naam ’Afrikaanse civet’. Hij wordt ongeveer 40 centimeter hoog en is ruig behaard en prachtig getekend. Op een wit- tot geelachtige ondergrond bevinden zich zwarte, onregelmatige vlekken en strepen. Over de rug loopt een zwarte streep die pas eindigt bij het puntje van zijn staart. Van kop tot staart wordt de civetkat 90 tot 100 centimeter lang. Ten opzichte van zijn kop lijkt de civetkat daardoor een beetje een uitgerekt dier. Hij voedt zich met kleine diersoorten, vogels en hun eieren en met waterhoudende vruchten. Een civetkat werpt maximaal vier jongen per keer die meteen dezelfde tekening hebben als hierboven omschreven is, zij het in een kleur die lichter van uitvoering is.

Hyena

Hyena’s behoren tot de meest sociale en best georganiseerde diersoorten. U vindt ze in twee soorten, de gestreepte hyena (de kleinste) en de gevlekte hyena. Ze zijn gemakkelijk te herkennen aan de kortere achterpoten, waardoor het lijkt of de rug schuin afloopt. De gestreepte hyena heeft geen natuurlijke vijanden, hij verspreidt een geur waar zelfs leeuwen voor op de loop gaan. Hij heeft wel ontzag voor zijn gevlekte halfbroer. De gestreepte hyena is een slechte jager en leeft derhalve hoofdzakelijk van aas, maar is bij bepaalde volkeren berucht vanwege het feit dat hij ook mensenlijken opgraaft en eet. Hij komt ook naar woongebieden van mensen waar hij het voorzien heeft op huishoudelijk afval.

De gevlekte hyena is niet alleen groter, ook de nek is aanmerkelijk dikker. In principe is het een aaseter, maar hij jaagt ook zelf en liefst in (grote) groepen. Ze zijn daarbij niet kieskeurig en hebben weinig ontzag voor hun prooi. Zodoende is een leeuw bang voor een groep gevlekte hyena’s, maar er zijn ook verhalen bekend van mensen die het slachtoffer werden van hun jachtlust. Ze zijn niet bang om dorpen binnen te gaan. Hun huilgeluid is op kilometers afstand hoorbaar.

Jakhals

Ook de jakhals kent twee soorten: de gestreepte jakhals en de zwartrug- of zadeljakhals. De gestreepte jakhals lijkt een beetje op een hond, de kleur is wit tot grijsbruin en er loopt een streep (soms zeer vaag) vanaf de voorpoten over de flank naar de staart. Hij wordt ongeveer 50 centimeter hoog en 75 centimeter lang. Er wordt op hem gejaagd door de leeuw en de luipaard. Hij is moeilijk te vinden omdat het dier bij schemer en in het donker jaagt. Hij leeft van klein wild en grondvogels, maar het is ook een aas- en afvaleter. U treft het dier aan in paren.

De zwartrugjakhals is eenvoudig te herkennen aan het donkere dek op zijn bovenzijde vanaf de kop tot aan het puntje van de staart. De flanken zijn roestbruin, zodat het ‘zadel’ goed zichtbaar is. Deze soort is ook wat langer dan de gestreepte jakhals en wordt ongeveer 1 meter lang. Hij is minder een nachtdier en overdag gemakkelijk te ontdekken. Het zijn verwoede vechters en worden niet zonder slag of stoot door hun belagers overmand. Hun belangrijkste natuurlijke vijanden zijn de luipaard en de jachtluipaard. Jonge zadeljakhalzen vallen ten prooi aan slangen en roofvogels.

Hun voedsel bestaat uit vogels, eieren, reptielen en jonge antilopen. Ze zijn berucht bij de boeren vanwege hun voorkeur voor kippen en lammeren. Ook de zadeljakhals leeft paarsgewijs, maar als ze jagen doen ze dat graag in grotere groepen en in zo’n geval zijn ook grotere prooidieren hun leven niet zeker.

Krokodil

Ooit werd de krokodil met uitsterven bedreigd. Vooral de nijlkrokodil, die een lengte van 6 meter kan bereiken, was het doelwit van jagers en stropers die de huid goed konden verkopen vanwege hun waarde voor de lederindustrie. Het was dan ook een gemakkelijke prooi die zich eenvoudig liet schieten. Tegenwoordig neemt het aantal krokodillen weer gestaag toe, waardoor ze ook weer de kans krijgen hun grote lengte te bereiken. Het blijft natuurlijk een imposant gezicht om deze dieren met een monsterlijke uitdrukking met open bekken op de oever te zien liggen teneinde hun temperatuur te regelen. Zonder een rimpel te veroorzaken kunnen ze in het water verdwijnen waarna slechts hun ogen en een stukje van hun neus zichtbaar blijft.

De krokodil is van groot belang voor het natuurlijk evenwicht in het water. Hij leeft voornamelijk van vis en andere waterdieren, zoals slakken en kreeften. Als ze de kans krijgen, en in het water zijn ze oppermachtig ten opzichte van landdieren, verorberen ze ook zoogdieren die in of aan het water zijn om er te drinken of te zwemmen. De krokodil is ook gevaarlijk voor de mens tijdens het baden, dus voordat u zich te water begeeft (tóch al niet altijd een goed plan in verband met mogelijke besmetting met bilharzia) doet u er goed aan zich te overtuigen dat u van krokodillen geen gevaar te duchten heeft.

Mangoeste

Er zijn in Afrika wel zes verschillende soorten mangoesten, waarvan er drie in Kenia leven: de band- of zebramangoeste, de dwerg-mangoeste en de witstaartmangoeste. Als u geluk heeft kunt u een vierde soort ontmoeten: de grote grijze mangoeste.

Mangoesten zijn marterachtige dieren die zowel in droge gebieden als in regenwouden uitstekend kunnen overleven. Ze leven in kleine groepjes die zelden uit meer dan twaalf dieren bestaan. Als u een groepje ziet hoeft u zich niet af te vragen of u met een mangoestenfamilie te maken heeft: ze lopen keurig achter elkaar. Het is een prooidier voor grotere roofdieren. Ze leven zelf van kleine dieren en insecten, maar ze mogen ook graag een kippetje verschalken. Reden voor boeren om er jacht op te maken.

De bandmangoeste is gemakkelijk te herkennen aan de donkere strepen die dwars over zijn grijsbruine rug lopen. Hij wordt ongeveer 20 centimeter hoog en ruim 45 centimeter lang. Daarbij heeft hij een opvallende staart die, net als de rest van zijn lichaam, tamelijk ruig behaard is. Hij leeft op vlakten en in lichtbeboste gebieden.

De dwergmangoeste is een stuk kleiner, hij wordt nauwelijks 30 centimeter lang. Deze is roodbruin van kleur en leeft in kleine groepjes. Hij voelt zich het beste thuis op savannen of in niet al te dicht bebost gebied.

De grootste van de veelvoorkomende mangoesten in Kenia is de witstaartmangoeste. Hij is grijs van kleur (wordt dus vaak verward met de grote grijze mangoeste) en ruig behaard. Alleen, en de naam duidt daar al op, hij heeft een witte staart die opvallend lang is. De witstaartmangoeste wordt ruim 1 meter lang, zijn staart ruim 50 centimeter. Hij is algemeen voorkomend maar laat zich wat minder gemakkelijk zien. U zult hem ook maar zelden op open vlaktes aantreffen, hij houdt van bebost gebied.

Nabij moerassen en in dichtbebost gebied leeft de grote grijze mangoeste. Hij kan wel 1,25 meter lang worden en het is, áls u hem al te zien krijgt een niet te missen verschijning.

Meerkat (vervetaap)

Er zijn nogal wat soorten meerkatten, u zult de groene meerkat, ook wel aangeduid met de Engelse naam vervet, overal aantreffen. Ze leven op de grond of laag in de bomen en trekken er op uit in kleine groepen. Ze worden ongeveer 40 centimeter groot en ze zijn, net als de meeste andere apensoorten, nieuwsgierig van aard. In de omgeving van lodges en kampeerplaatsen zijn ze soms (bijna) handtam, in veel gevallen treft u daar, gewapend met een katapult, een apenverjager aan. Hoewel ze behoren te leven van plantaardig voedsel, pakken ze daar alles wat ze kunnen bemachtigen (en sommige mensen vinden dat leuk). Als gevolg van hun snelheid vallen ze zelden ten prooi aan roofdieren, tenzij ze een rivier oversteken of zich te water begeven, een krokodil is er niet vies van.

Penseelzwijn

Hoewel we de benaming ‘wild zwijn’ gemakkelijk hanteren voor elk soort zwijn dat in het wild leeft, een wild zwijn is wel degelijk een ondersoort van de zwijnenfamilie, maar voor het wilde zwijn moet u naar de bossen in Europa of Noord-Afrika, het wilde zwijn komt in Kenia niet voor. Daarnaast wordt het penseelzwijn, ook wel rivierzwijn genoemd, vooral in de Engelse naamgeving, moeiteloos verwisseld met het wrattenzwijn wat de duidelijkheid ook weer niet ten goede komt. Het penseelzwijn is een bushpig, een wrattenzwijn een warthog. Het penseelzwijn laat zich minder gemakkelijk zien, hoewel hij veelvuldig voorkomt. Alleen, zijn leefgebied laat zich niet zo eenvoudig betreden. Ze bewonen dichte bossen en waterrijke gebieden waar ze zich voeden met knollen, gras, vruchten en paddenstoelen, maar ook een jong dier dat op hun pad komt wordt door hen verorberd.

Het penseelzwijn is roodbruin van kleur, heeft een grijze kop met over het voorhoofd een zwarte driehoek die op de neus in een punt uitloopt. Hun hoektanden steken buiten de bek, ze zijn kort en puntig en worden vooral als graafwerktuig gebruikt. Over de lengte van de rug loopt een grijswitte band tot aan de staart. Verder zijn ze herkenbaar aan de lichte bef en de zwarte poten. De puntig uitlopende oren met aan de punten ‘kwastjes’ bezorgden hem de naam. Ze leven in kleine groepjes tot op grote hoogte en zijn vooral geliefd bij de luipaard.

Servalkat

Dit fraaie maar bijzonder schuwe dier vindt u op open savannen en nabij lichte bebossing. Hij kan voorkomen tot op een hoogte van ongeveer 3000 meter, in rotsachtige gebieden verbergt hij zich in rotsspleten en kleine grotten. Hoewel hij de grootte van een huiskat heeft wat zijn lichaam betreft, zult u de servalkat of gewoon serval onmiddellijk herkennen aan het feit dat hij hoog op de poten staat. Bovendien is zijn uiterlijk niet alledaags: op een vaalgele ondergrond, die onder de buik bijna wit is, bevinden zich vele donkere vlekken en strepen. Het is daarbij opvallend dat deze vlekken en strepen in een vaste lijn over het lichaam lijken te zijn aangebracht. In dit verband wordt wel gesproken over ‘servallijn’.

Verder zullen de betrekkelijk lange nek en de korte staart u niet ontgaan. Zijn totale hoogte is ongeveer 50 centimeter bij, de staart meegerekend, een lengte van ongeveer 1,30 meter. Hoewel hij op vele plaatsen voorkomt zult u hem vroeg in de morgen en tegen het invallen van de duisternis moeten zoeken. Het is een nachtjager (let op de verhoudingsgewijs grote rechtopstaande oren), die zijn prooi, die vaak bestaat uit vogels, in de volle vlucht uit de lucht weet te plukken. Ook hagedissen en kleine knaagdieren lust hij graag. In de omgeving van water voedt hij zich met krabben, kikkers en vissen. Zelf staat hij op het menu van alle grote katachtigen, zijn jongen vallen ook ten prooi aan kleinere roofdieren en aan roofvogels. Na een draagtijd van ongeveer 75 dagen worden twee tot vier jongen geboren.

Wrattenzwijn

Voor veel mensen heeft het wrattenzwijn iets afstotelijks. Hij dankt zijn naam aan de knobbels onder de oren, vier bij de vrouwtjes en zes bij de mannetjes. Zijn ruige beharing en de soms forse bakkebaarden, samen met de rond uitgegroeide hoektanden, maken hem inderdaad niet tot moeder natuurs fraaiste afgezanten. Maar, zoals elk dier, het heeft zijn charme. Wrattenzwijnen leven in familieverband, waarbij het aantal volwassenen kan variëren. De jongen blijven bij de moeder tot ze zelf volwassen zijn. Het dier behoort een licht- tot donkergrijze kleur te hebben, maar meestal hebben ze de kleur van hun omgeving aangenomen, ze mogen graag in de modder rondspartelen. Water vormt echter, als gevolg van het voedsel dat ze gebruiken, geen eerste levensbehoefte.

Een volwassen wrattenzwijn is ongeveer 75 centimeter hoog en heeft vervaarlijk uitziende hoektanden die wel 60 centimeter lang kunnen worden. Ze worden echter niet als wapen gebruikt, althans niet in de eerste plaats, maar om bodemvruchten op te graven. Ze leven in holen en de jongen zijn een geliefde prooi voor grotere roofdieren die er, ondanks de soms zeer felle verdediging door de volwassen dieren, meestal wel in slagen de prooi die ze op het oog hebben te verschalken. Een dravend wrattenzwijn heeft, lijkt het, een antenne: zijn staart staat dan recht omhoog.

10 prachtige bestemmingen in Kenia