Marokko

Swipe

Architecturale decoratie

In de Arabo-Andalusische binnenhuisarchitectuur werden vaak houten plafonds, gestucte en betegelde muren en mozaïekvloeren toegepast. Deze zijn te vinden in moskeeën, paleizen en riads. Vele oude technieken worden nog steeds in moderne huizen gebruikt.

Houtwerk

Het beschilderen van hout, wat zouaq genoemd wordt, is een oude techniek. De ouderdom hiervan kan op het platteland niet precies vastgesteld worden, omdat de oudste plafonds niet ouder dan twee of drie eeuwen zijn. Hout is een vergankelijk materiaal. De oorspronkelijke kleuren waren vooral rood, wit en zwart. Op het platteland, in de bergen en de woestijngebieden werden de houtbeschilderingen meer toegepast dan in de steden. In een aantal dorpen in de Hoge Atlas zijn in veel woningen plafondschilderingen te vinden en het is hier zelfs een modeverschijnsel geworden. Ook in de Midden- en Anti-Atlas worden in woningen van oudsher plafondschilderingen gemaakt. Deze plafonds zijn vaak van dennenhout.

Twee technieken van houtbewerking voeren de boventoon: die van het uitsnijden van hout en die van het draaien van hout. De Arabo-Andalusische moucharabia-techniek is een combinatie van gedraaid en geassembleerd hout waarmee ramen gemaakt worden. Mooie exemplaren zijn vooral in de madrasa’s (koranscholen) te zien. Houtsoorten die gebruikt worden, zijn: ceder, thuja, hout van de citroenboom en ebbenhout.

Twaalfde-eeuwse moskeeën hebben vaak een artesanados-plafond, die de vorm heeft van een afgeknotte piramide. De prachtige zouaq (houtbeschildering) heeft zowel florale als geometrische motieven. Later worden deze plafonds ook in paleizen, riads en hotels toegepast.

De binnendeuren van riads en paleizen zijn ook vaak, in tegenstelling tot de sobere buitendeuren, mooi versierd met beschilderingen. Vooral in het zuiden van Marokko zijn versierde binnendeuren te vinden. Sommige zijn alleen beschilderd, andere zijn gegraveerd, opgevuld met pleister en dan beschilderd. Een derde type heeft applicatiewerk als versiering. Vooral de bovenkanten van de deuren worden bewerkt.

Het oudst bewaarde houten kunstwerk is de minbar (preekstoel) van de Al-Andalus-moskee in Fez, die tussen 980 en 985 gemaakt is. Het oudste architecturale houtwerk bestaat uit bovendrempels uit de 14e eeuw.

Houten, vaak beschilderd of ingelegd, meubilair bestaat uit kisten, waaronder fraai versierde bruidskisten en wandrekken. Inlegwerk wordt toegepast sinds de tijd van de Almoraviden en Almohaden. Dit ambacht floreert nog steeds in Tétouan en Essaouira. Kleine kistjes zijn een gewild souvenir.

Stucwerk

Deze techniek is eeuwenoud en was in Perzië heel populair. In de 8e eeuw werd deze in Spanje door de Omajjaden ingevoerd. Vier eeuwen later werd de techniek door de Almoraviden toegepast in de Kairaouine-moskee in Fez en het paleis van Ali ben Youssef in Marrakech.

Vooral geometrische en florale motieven werden in de pleisterkalk (stuc), die uit gips, kalk en water bestaat, aangebracht. Bij de Almohaden was het stucwerk vrij eenvoudig en werden driedimensionale kapitelen met palmmotieven gebruikt. De Meriniden maakten prachtige stucgevels met ingewikkelde patronen, die er als kantwerk uitzagen. De madrasa Bou Inania in Fez is hier een mooi voorbeeld van. Ook de Saädiërs gebruikten fraai stucwerk waarin een zestienpuntige ster werd verwerkt. Tijdens de Alawitische periode werden vooral privé-woningen voorzien van beschilderd stucwerk.

Deze manier van muur- en plafonddecoratie is nog steeds populair en werd ook toegepast op de wanden van de Hassan II moskee in Casablanca. In hotels, verbouwde paleizen en privéwoningen is deze architecturale decoratie nog steeds in trek.

Een andere vorm van pleisterwerk is tadelakt, een natuurlijk stucproduct, dat geschikt is voor de afwerking van diverse oppervlakken. Het bestaat onder andere uit hydraulische kalk, marmermeel, klei en eventueel (natuurlijke) pigmenten. Met een aantal lagen olijfoliezeep wordt de tadelakt water- en vuilafstotend. Vervolgens wordt de stuclaag beschilderd. In riads en maison d’hotes wordt dit heel vaak toegepast in bad-kamers en keukens, maar ook in hotelkamers.

Tegelwerk (zellij)

Sinds de 11e eeuw wordt zellij (tegelwerk) als architecurale decoratie gebruikt op muren, vloeren en zuilen in islamitische bouwwerken en paleizen. Tijdens de Almohadenperiode werden vooral witte en groene tegels gebruikt. De onderkanten van de muren werden in de Merinidenperiode rijkelijk voorzien van fraai tegelwerk. Een veel voorkomend motief is de ster die vermengd wordt met andere, vaak geometrische figuren. Ook in moderne architectuur wordt tegelwerk veelvuldig toegepast. Goede voorbeelden zijn de Hassan II moskee en het hoofdpostkantoor in Casablanca.

Het tegelwerk wordt volgens een vast schema met een groep ambachtslieden vervaardigd, waarbij iedereen zijn specifieke taak heeft. De klei moet eerst een nacht in water weken en goed gekneed worden. Daarna worden de kleiblokken in de zon gedroogd, zodat de klei stevig genoeg is. Vervolgens wordt deze plat gedrukt en glad gestreken en in vierkante tegels van 10 x 10 cm gesneden. Dan is er weer een droogtijd en worden de tegels in een oven gebakken. Een glazuurlaag wordt aangebracht en bij 800º C worden ze voor de tweede maal gebakken. De tegels worden op een werkbank gelegd en de zellijsnijder hakt diverse geometrische vormen uit de tegels. Deze worden naar de plaats gebracht waar het tegelwerk wordt toegepast volgens de tekening, die op de muur, de vloer of de zuil wordt aangegeven. Het geheel wordt opgevuld met cement.

Dit decoratieve ambacht is nog steeds springlevend en is eigenlijk een vorm van mozaïekkunst.

10 prachtige bestemmingen in Marokko