Marokko

Swipe

Kledingstijlen en textiel

Dankzij de grote geografische verscheidenheid zijn er altijd vele handelscontacten geweest met andere volkeren. Ook de invasies en de kolonisatiegolven hebben bijgedragen aan het contact met andere culturen. Zo ontstond er een levendige kledingtraditie.

Nog steeds wordt er traditionele kleding in Marokko gedragen die vaak gemaakt wordt van moderne stoffen en waar Europese modetrends in verwerkt zijn.

De oudste invloeden dateren uit de tijd van de Feniciërs en de Romeinen. De kleding van deze volkeren had invloed op de stadsmode en de kleding van de Amazigh (Berber) volkeren. Zo kende de Punische vrouwenkleding een wijde cape en hoge, cilindrische hoeden, die je nu nog steeds in de Rif kunt vinden. Er werden ook veel sieraden gedragen, wat nu bij feestelijke aangelegenheden nog steeds zo is.

Van oudsher zijn de Amazigh (Berber) volkeren producenten van schapenwol, waarvan zij kleding weefden. Ze maakten en droegen kapmantels die lijken op de latere akhnifs, een soort omslagdoeken.

De Romeinen droegen tunieken, kledingstukken die nu nog altijd gedragen worden. Omgekeerd lieten de Romeinen zich ook inspireren door de Imazighen (Berbers). Patronen van Amazigh (Berber) textiel zijn terug te vinden in bijvoorbeeld Romeinse mozaïeken. Op de mozaïeken zijn ook kledingstijlen te zien die nu nog steeds in Noord-Afrika voorkomen.

In de 7e en 8e eeuw werd Marokko door Arabische volkeren veroverd. De Arabisch-islamitische kleding kent combinaties van verschillende lagen.

De immigratie van de Joden en de islamitische Andalusiërs zorgden weer voor andere invloeden. De merlota, een rijk versierd bovenkledingstuk uit Andalusië, is de voorloper van de nog steeds gedragen kaftan. Andalusische immigranten droegen destijds een tarbouche, een rode vilten hoofddeksel. Deze wordt nog steeds onder andere door de koning gedragen. Fraaie weefsels waren in die tijd ook statussymbolen en dienden als geschenken.

Fez was van oudsher dé textielstad van Marokko. De textielindustrie was gevestigd in privé-ateliers en werkplaatsen en bereikte in de 16e eeuw haar hoogtepunt. Vanaf de 11e eeuw hadden ook Joodse ambachtslieden zich beziggehouden met het verven van stoffen en de productie van kleding. Ook het looien van huiden behoorde tot hun bezigheden. In de Arabische wereld werd Fez de grootste producent van leer.

Vanaf de 16e eeuw kwamen er veranderingen in de kleding door de toenemende Europese invloed en de aanwezigheid van de Osmaanse Turken in het oosten. Deze laatsten hebben alleen invloed gehad op kledingstijlen in Noord-Marokko.

Al vanaf de 9e eeuw werd in de Arabische kledingcultuur door de mannen de kaftan (oorspronkelijk een Perzisch woord) gedragen. Het is een enkellange mantel met lange, wijde mouwen. Vanaf de 19e eeuw werden de mouwen nauw aansluitend. Over de kaftan werd destijds een dunne, vaak doorschijnende farajiya (kleed) gedragen. Buiten droeg men de djellaba, een lange wollen mantel met wijde mouwen en een capuchon. Op het hoofd werd de rode vilten tarbouche gedragen met eromheen een amama (tulband) van witte mousseline. Over de djellaba droeg men nog vaak de haïk, een traditionele omslagdoek van lichte wol. De laatste laag werd gevormd door de zwarte of blauwe wollen boernoes. Als schoeisel droegen de mannen de gele blaghi (slippers).

Tot het begin van de 20e eeuw bestond de stadskleding van de vrouwen uit een los hemd (tchamir) en een broek (seroual) met daaroverheen een kaftan en een dfina, een licht doorschijnend gewaad. Een smalle geborduurde gordel (mdomma) hield de kleding op zijn plaats. De hoofdbedekking bestond uit een ingewikkeld geheel van sjaals en doeken. Binnen droegen de vrouwen muiltjes en buiten leren rode of gele schoenen.

Aan het begin van de 20e eeuw werd de haïk vervangen door de djellaba waarbij de capuchon over een korte, strakke gezichtsssluier gedragen werd. Vanaf de 15e eeuw kwamen Joden uit Andalusië naar Marokko. De prachtige ceremoniële bruidsjurk (keswa el kbira) stamt uit deze tijd. De jurk is van zwart zijdefluweel gemaakt en versierd met goud- en zilverdraad.

De kleding van de Amazigh (Berber) vrouwen bestond uit een lap stof die bijeengehouden werd door zilveren fibulae (schouderspelden) met mantels eroverheen. Ze droegen beenkappen en/of leren schoenen of laarzen. In de Rif wordt nog steeds de fouta, een geweven gestreepte lap stof, gedragen als een rok om een wijd wit kleed. Over de schouders dragen ze een kleinere fouta. Op het hoofd wordt een een hoofddoek gedragen met daarop een strooien hoed versierd met strengen wol. De mannen dragen een korte, bruine, wollen djellaba met borduursels.

In de Midden-, Hoge en Anti-Atlas dragen de vrouwen de haïk als belangrijkste kledingstuk, die ruim valt en op zijn plaats gehouden wordt door een versierde gordel en kledingspelden. Een praktisch bij alle Imazighen (Berbers) voorkomend kledingstuk is de hendira, die als mantel, deken of draagdoek gebruikt wordt. Op sommige plaatsen wordt een traditioneel kledingstuk alleen nog maar voor de toeristen gemaakt.

De djellaba’s en kaftans worden nog steeds op grote schaal in Marokko gedragen, waarvan de stoffen vaak modern zijn en het borduurwerk machinaal. Koning Hassan II, de vader van Mohammed VI, heeft de witte djellaba met de tarbouche (hoofddeksel) en de blaghi (schoeisel) als hofkleding ingesteld. Op huwelijksfeesten is vaak prachtige traditionele kleding te zien. Modeontwerpers houden zich nog steeds bezig met vernieuwende ontwerpen van de traditionele kledingstukken als de kaftans en djellaba’s.

10 prachtige bestemmingen in Marokko