Namibië en Botswana

Swipe

Andere safaridieren

Groepen (Kaapse- of beer)bavianen kunt u overal aantreffen, de meerkat alleen in vochtiger streken. Het wrattenzwijn is voor veel mensen het meest afstotelijke dier dat men kan tegenkomen en voor de hyena’s en jakhalzen hebben velen, ten onrechte, een natuurlijke antipathie. Onderstaand een greep uit de veelheid van minder tot de verbeelding sprekende dieren die u in Namibië en Botswana kunt tegenkomen. Het is slechts, zoals eerder opgemerkt, een korte toelichting.

Aardvarken

Het aardvarken is een insecteneter die in hoofdzaak leeft van mieren en termieten. Met zijn lange tong is hij staat is om diep in bijvoorbeeld termietenheuvels, binnen te dringen. Hoewel het woord varken iets anders doet verwachten, heeft hij niets met zijn knorrende soortgenoten. Evengoed, zijn lage snuit zou, met een beetje fantasie een aanwijzing kunnen zijn. Als u zijn lange, rechtopstaande oren ziet vervaagt de gedachte aan een varken al snel. Ze zijn voor een spoorzoeker gemakkelijk te vinden dankzij hun typische drietenige hoeven en het is beslist geen uitzondering als u ze te zien krijgt. Ze houden zich op in het open veld en op plaatsen met enige begroeiing. Maar, u moet er tijdig voor opstaan, het aardvarken gaat in de vroege ochtend op jacht.

Aardwolf

Hoewel betrekkelijk zeldzaam, een aardwolf is wel degelijk te ontdekken. U herkent de aardwolf aan zijn ruige geelbruine beharing met verticale zwarte strepen. Hij leeft in hoofdzaak van termieten die hij met zijn lange tong uit een termietenheuvel haalt. Op het gebied van termietenconsumptie is hij een veelvraat, in één nacht kan hij er met gemak meer dan 200.000 verorberen. Als er geen termieten voorhanden zijn neemt hij ook genoegen met andere insecten, kleine velddieren en zelfs van een kadaver is hij dan niet vies.

Afrikaanse wilde hond

De Afrikaanse wilde hond of hyenahond wordt met uitsterven bedreigd, vooral als gevolg van de jacht die boeren op hen maakten. Het dier is thans wereldwijd beschermd en neemt langzaam weer in aantal toe. Dit is mede het gevolg van een intensief en wereldwijd fokprogramma. Op dit moment ligt de totale populatie echter nog onder de 7.500. De wilde hond is een sociaal zeer vaardig dier dat in groepen tot ongeveer 20 dieren leeft. Ze jagen groepsgewijs, zelfs in combinatie met andere roedels (zo die al op hun weg komen) en zijn dan, zelfs voor leeuwen, een geduchte tegenstander als de wilde honden het op hun welpen voorzien hebben. Het waarnemen van de jacht van een roedel wilde honden is een buitengewoon spectaculaire ervaring. Hun samenwerking daarbij is ongekend. Het is bekend dat een roedel Afrikaanse wilde honden een groot territorium nodig heeft, tot wel 400 km². Daardoor is het moeilijk om hen in parken onder te brengen, slechts weinig parken zijn groot genoeg om hen voldoende ruimte te geven.

Ook in Nederland zijn organisaties bezig om de Afrikaanse wilde hond voor uitsterven te behoeden. Als u er meer over wilt weten kijk dan op www.painteddogconservation.nl of stel u in verbinding met de Stichting Painted Dog Conservation, Terwindtplein 3, 2807 RP Gouda, tel. 0182 - 516 627.

Afrikaanse wilde kat

De Afrikaanse wilde kat wordt niet hoger dan 25 centimeter, maar het is een geduchte jager die ook dieren die aanmerkelijk groter zijn aanvalt. Hij is nauw verwant aan de caracal. Het is eveneens een nachtdier en dat komt vooral tot uiting in de grote oren. Overdag is hij moeilijk te vinden, maar het komt voor. Zijn lichtbruine kleur en donkere strepen doen denken aan een jonge gestreepte hyena, maar hij is gemakkelijk te onderscheiden doordat zijn rug overal even ver van de grond verwijderd is. Bovendien heeft zijn staart lichte ringen. Hij leeft in hoofdzaak op de grond maar kan, als het moet, uitstekend klimmen.

Boomeekhoorn

De boomeekhoorn zal u nauwelijks kunnen ontgaan. Net als hun Europese soortgenoten valt de in Namibië en Botswana levende geelbruine eekhoorn op door zijn gekrulde staart en het vermogen om zich razendsnel in bomen te kunnen verplaatsen, hoewel sommige zich ook graag op de grond bevinden op zoek naar voedsel. Er zijn altijd bomen in de buurt waarin ze zich in geval van gevaar kunnen verschuilen. Ook hun leger wordt in bomen gebouwd. Ze zijn wel wat luidruchtiger. Dat komt omdat ze een gewilde prooi zijn voor bijna alle roofdieren. Door hun geschreeuw waarschuwen ze elkaar dat er gevaar dreigt.

Chacma baviaan

De chacma baviaan, ook wel savannen-, kaapse- of beerbaviaan genoemd, is de enige voorkomende bavianensoort in Namibië en Botswana, maar ze lijken in vele opzichten op hun tientallen soortgenoten. Kenmerkend voor de baviaan zijn het hoge voorhoofd en de vooruitstaande wenkbrauwen. De volwassen mannetjes worden ongeveer 80 centimeter hoog. Bavianen vormen een groep waarbinnen een leider is en waar een strakke organisatie geldt. Zo is de volgorde waarin ze zich verplaatsen aan strikte regels gebonden: jongeren voorop, gevolgd door de vrouwtjes met jongen, waarbij de zogende vrouwtjes zich achter de andere vrouwtjes bevinden, daarna de zieke en zwakke dieren, dan de mannetjes en de leider sluit de stoet. Wanneer de groep rust doen ze dat in een kring waarbij de zwaksten zich in het midden bevinden.

Bavianen slapen in bomen, maar verplaatsen zich over de grond waarbij het opvalt dat ze dat half lopend doen. Hun armen zijn langer dan hun benen en ze steunen op de vingers als ze zich voortbewegen. De vrouwtjes zorgen ongeveer twee jaar voor de jongen, die aanvankelijk aan de buik hangen, maar na enkele maanden op de rug vervoerd worden. Bavianen leven van alles wat groen is, vruchten en knollen. Ze roven nesten leeg en lusten insecten en kleine dieren, óók jongen uit de eigen groep. Als ze de kans krijgen roven ze baby’s en ze vallen een volwassene aan als ze denken dat die een bedreiging kan vormen. De gouden regel is derhalve: ga nooit alleen achter een groep bavianen aan om leuke plaatjes van moeders met een baby te schieten.

Civetkat

De civetkat staat ook bekend onder de naam Afrikaanse civet. Hij wordt ongeveer 40 centimeter hoog en is ruig behaard en prachtig getekend. Op een wit- tot geelachtige ondergrond bevinden zich zwarte, onregelmatige vlekken en strepen. Over de rug loopt een zwarte streep die pas eindigt bij het puntje van zijn staart. Van kop tot staart wordt de civetkat 90 tot 100 centimeter lang. Ten opzichte van zijn kop lijkt de civetkat daardoor een beetje een uitgerekt dier. Hij voedt zich met kleine diersoorten, vogels en hun eieren en met waterhoudende vruchten. Een civetkat werpt maximaal vier jongen per keer die meteen dezelfde tekening hebben zoals hierboven omschreven, zij het in een kleur die lichter van uitvoering is.

Grootoorvos

Als u een grootoorvos of lepelhond ontmoet zal er geen twijfel over zijn naam bestaan. Hij is iets kleiner dan de jakhals en heeft gigantische oren. De grote oren zijn slechts het uiterlijke vertoon van zijn buitengewone gehoorvermogen. Het is niet zozeer om vijanden of roofdieren op afstand te kunnen horen of hun jacht gedurende de nacht te vergemakkelijken, nee, ze zijn door hun bijzondere gehoor in staat om hun prooien, onder de grond levende termieten, te lokaliseren zodra die in beweging komen. Met zijn scherpe klauwen graaft hij ze razendsnel uit en hij is in staat om ze tot diep in de grond te achtervolgen. Ook de mestkever staat op zijn menu. Mocht u hem niet aan de oren herkennen, de grootoorvos is ruig behaard, waarbij grijs de belangrijkste kleur is. Zijn poten en het puntje van zijn staart zijn echter zwart.

Honingdas

Hoewel zijn naam doet vermoeden dat het een liefhebber van honing is, is er geen enkele bewijs dat de honingdas of ratel daar zelfs maar een voorliefde voor heeft. Hij heeft wel een relatie met vogels die van honing leven. Het is een marterachtig dier, maar aanmerkelijk steviger gebouwd, dat zowel in de woestijnen, de bossen als in savanne gebieden voorkomt. Hij wordt ongeveer 75 centimeter lang, zijn tot 30 centimeter lange staart daarbij niet meegerekend.

Op de kleur kunt u hem bijna niet missen, de bovenzijde van de honingdas is wit op de kop en via de rug wordt de kleur van licht- naar donkergrijs tot bijna zwart aan het puntje van de staart. Ook de flanken en de buik zijn zwart van kleur. Opmerkelijk is het feit dat de voorpoten veel beter ontwikkeld zijn dan de achterpoten, waaruit terecht de conclusie getrokken kan worden dat het een echte graver is.

Hoewel de honingdas een alleseter is, gaat zijn voorkeur uit naar alles wat in de grond leeft en hij is een meester in het openbreken van bijennesten die zich in de harde ondergrond van zijn leefgebied bevinden. Vaak wordt hem de weg naar bijennesten gewezen door vogels die van honing leven. De das eet de bij en de vogel krijgt de honing waar deze nooit bijgekomen zou zijn zonder de graafkracht van de honingdas. Hij wordt niet gestoken door bijen of andere insecten omdat hij in staat is om geuren af te scheiden die ervoor zorgen dat er geen insect bij hem in de buurt komt.

Een ander opmerkelijk feit is dat het ook een liefhebber van slangen is. Hij blijkt immuun voor slangengif waarvoor wetenschappers nog geen verklaring hebben. Hij bijt slangen de kop af en kan daardoor wel enkele uren buiten bewustzijn raken, een gewone beet deert hem in het geheel niet. Als er gevaar dreigt dan laat hij een laag ratelend geluid horen waaraan hij zijn bijnaam dankt.

Hyena

Hyena’s behoren tot de meest sociale en best georganiseerde diersoorten. U vindt ze in twee soorten, de bruine hyena (de kleinste) en de gevlekte hyena. Ze zijn gemakkelijk te herkennen aan de kortere achterpoten, waardoor het lijkt of de rug schuin afloopt.

De bruine hyena is, vreemd genoeg, niet zoals zijn halfbroer een aaseter. Het is weliswaar een jager, maar daarin zal hij nooit een graad bereiken. Om die reden voedt hij zich ook met vruchten en knollen. Het is moeilijk om de bruine hyena te vinden, hij weet zich uitstekend te verbergen.

De gevlekte hyena is niet alleen groter, ook de nek is aanmerkelijk dikker. In principe is het een aaseter, maar jaagt ook zelf en liefst in (grote) groepen. Ze zijn daarbij niet kieskeurig en hebben weinig ontzag voor hun prooi. Zodoende is een leeuw bang van een groep gevlekte hyena’s, maar er zijn ook verhalen bekend van mensen die het slachtoffer werden van hun jachtlust. Ze zijn niet bang om dorpen binnen te gaan. Hun huilgeluid is op kilometers afstand hoorbaar.

Jakhals

Ook de jakhals kent twee soorten in Namibië en Botswana: de gestreepte jakhals en de zwartrug- of zadeljakhals. De gestreepte jakhals lijkt een beetje op een hond, de kleur is wit tot grijsbruin en er loopt een streep (soms zeer vaag) vanaf de voorpoten over de flank naar de staart. Hij wordt ongeveer 50 centimeter hoog en 75 centimeter lang. Er wordt op hem gejaagd door de leeuw en de luipaard. Hij is moeilijk te vinden omdat het dier bij schemer en in het donker jaagt. Hij leeft van klein wild en grondvogels, maar het is ook een aas- en afvaleter. U treft het dier aan in paren.

De zwartrugjakhals is eenvoudig te herkennen aan het donkere dek op zijn bovenzijde vanaf de kop tot aan het puntje van de staart. De flanken zijn roestbruin, zodat het ‘zadel’ goed zichtbaar is. Deze soort is ook wat langer dan de gestreepte jakhals en wordt ongeveer 1 meter lang. Hij is minder een nachtdier en overdag gemakkelijk te ontdekken. Het zijn verwoede vechters en worden niet zonder slag of stoot door hun belagers overmand. Hun belangrijkste natuurlijke vijanden zijn de luipaard en de jachtluipaard.

Jonge zadeljakhalzen vallen ten prooi aan slangen en roofvogels. Hun voedsel bestaat uit vogels en eieren van vogels, reptielen en jonge antilopen. Ze zijn berucht bij de boeren vanwege hun voorkeur voor kippen en lammeren. Ook de zadeljakhals leeft paarsgewijs, maar als ze jagen doen ze dat graag in grotere groepen en in zo’n geval zijn ook grotere prooidieren hun leven niet zeker.

Kaapse grondeekhoorn

In tegenstelling tot de veel bekendere en ook veel meer voorkomende boomeekhoorns zijn de kaapse grondeekhoorns dieren die zich het beste thuis voelen tussen struiken of op droge savannen. Uiterlijk hebben ze alles van een eekhoorn, ze zijn van hetzelfde formaat en hebben ook een fraaie krul aan de staart, maar ze moeten veel attenter zijn voor roofdieren dan hun boomklimmende soortgenoten. Hun staart gebruiken ze ook om zich tegen de felle zonnestralen te beschermen en hij dient tevens als extra steun als de eekhoorn op de uitkijk staat. Ze leven in kleine groepen die tot ongeveer 30 exemplaren kunnen uitgroeien waarbij er bijna altijd enkele de wacht houden. Net als bijvoorbeeld een stokstaartje (waarmee ze nogal eens worden verward) staan ze recht op de achterpoten en speuren de omgeving af. Ze hebben sterke voorklauwen waarmee ze ook in een harde ondergrond hun legers kunnen graven en in hun onderhoud kunnen voorzien, want hun belangrijkste voedsel bestaat uit wortels, knollen, gras, zaden, insecten en eieren. U zult ze, zowel in Namibië als in Botswana, veelvuldig in de bermen van wegen aantreffen.

Kaapse klipdas

De kaapse klipdas heeft nogal wat namen waarmee hij in zuidelijk Afrika wordt aangeduid zoals kaapse rotsklipdas, rotsklipdas. rotsdassie of klipdas. Hij komt in heel zuidelijk Afrika voor en leeft er voornamelijk van gras en planten. Klipdassen worden ruim 50 centimeter lang en ongeveer 25 centimeter hoog. Ze leven op de grond, meestal in rotsachtige gebieden. Hoewel ze grote problemen hebben om hun lichaam op temperatuur te houden (u zult ze vaak in de zon zien zitten) worden ze toch al gauw zo'n twaalf jaar oud. Ze hebben zachte voetkussens waarin zich kliertjes bevinden die vocht afscheiden. Zo worden het een soort zuignapjes waardoor ze zich uitstekend op en tussen rotsen kunnen bewegen. Ze leven in groepen tot maximaal 40 dieren.

Krokodil

Ooit werd de krokodil met uitsterven bedreigd. vooral de nijlkrokodil, die een lengte van 6 meter kan bereiken, was het doelwit van jagers en stropers die de huid goed konden verkopen vanwege hun waarde voor de lederindustrie. Het was dan ook een gemakkelijke prooi die zich eenvoudig liet schieten. Tegenwoordig neemt het aantal krokodillen weer gestaag toe, waardoor ze ook weer de kans krijgen hun grote lengte te bereiken. Het blijft natuurlijk een imposant gezicht om deze dieren met een monsterlijke uitdrukking met open bekken op de oever te zien liggen teneinde hun temperatuur te regelen. Zonder een rimpel te veroorzaken kunnen ze in het water verdwijnen waarna slechts hun ogen en een stukje van hun neus zichtbaar blijft.

De krokodil is van groot belang voor het natuurlijk evenwicht in het water. Hij leeft voornamelijk van vis en andere waterdieren, zoals slakken en kreeften. Als ze de kans krijgen, en in het water zijn ze oppermachtig ten opzichte van landdieren, verorberen ze ook zoogdieren die in of aan het water zijn om er te drinken of te zwemmen. De krokodil is ook gevaarlijk voor de mens tijdens het baden, dus voordat u zich te water begeeft (tóch al niet altijd een goed plan in verband met mogelijke besmetting met bilharzia) doet u er goed aan zich te overtuigen dat u van krokodillen geen gevaar te duchten heeft.

Mangoeste

Er zijn in Namibië en Botswana wel acht verschillende soorten mangoesten. De meest bekende zijn de band- of zebramangoeste, de dwergmangoeste en de witstaartmangoeste, de grote grijze mangoeste en de gele mangoeste. Mangoesten zijn marterachtige dieren die zowel in droge gebieden als in regenwouden uitstekend kunnen overleven. Ze leven in kleine groepjes die zelden uit meer dan twaalf dieren bestaan. Als u een groepje ziet hoeft u zich niet af te vragen of u met een mangoestenfamilie te maken heeft: ze lopen keurig achter elkaar. Het is een prooidier voor grotere roofdieren. Ze leven zelf van kleine dieren en insecten, maar ze mogen ook graag een kippetje verschalken. Reden voor boeren om er jacht op te maken.

De bandmangoeste is gemakkelijk te herkennen aan de donkere strepen die dwars over zijn grijsbruine rug lopen. Hij wordt ongeveer 20 centimeter hoog en ruim 45 centimeter lang. Daarbij heeft hij een opvallende staart die, net als de rest van zijn lichaam, tamelijk ruig behaard is. Hij leeft op vlakten en in licht beboste gebieden.

De dwergmangoeste is een stuk kleiner, hij wordt nauwelijks 30 centimeter lang. Deze is roodbruin van kleur en leeft in kleine groepjes. Hij voelt zich het beste thuis op savannen of in niet al te dicht bebost gebied.

De grootste van de veel voorkomende mangoesten in het gebied is de witstaartmangoeste. Hij is grijs van kleur (wordt dus vaak verward met de grote grijze mangoeste) en ruig behaard. Alleen, en de naam duidt daar al op, hij heeft een witte staart die opvallend lang is. De witstaartmangoeste wordt ruim 1 meter lang, zijn staart ruim 50 centimeter. Hij is algemeen voorkomend maar laat zich wat minder gemakkelijk zien. U zult hem ook maar zelden op open vlaktes aantreffen, hij houdt van bebost gebied.

Nabij moerassen en in dicht bebost gebied leeft de grote grijze mangoeste. Hij kan wel 1,25 meter lang worden en het is, áls u hem al te zien krijgt een niet te missen verschijning.

Meerkat

Er zijn nogal wat soorten meerkatten, maar zowel in Namibië als in Botswana zult u veelal de groene meerkat, ook wel aangeduid met de Engelse naam: vervet monkey, aantreffen. Ze leven op de grond of laag in de bomen en trekken er op uit in kleine groepen. Ze worden ongeveer 40 centimeter groot en ze zijn, net als de meeste andere aapsoorten, nieuwsgierig van aard. In de omgeving van lodges en kampeerplaatsen zijn ze vaak (bijna) handtam, soms treft u daar dan ook, gewapend met een kattenpult, een apen verjager aan. Hoewel ze behoren te leven van plantaardig voedsel, pakken ze daar alles wat ze kunnen bemachtigen (en sommige mensen vinden dat leuk). Als gevolg van hun snelheid vallen ze zelden ten prooi aan roofdieren, tenzij ze een rivier oversteken of zich te water begeven, een krokodil is er niet vies van.

Servalkat

Dit fraaie maar bijzonder schuwe dier vindt u op open savannen en nabij lichte bebossing. Hij kan voorkomen tot op een hoogte van ongeveer 3.000 meter, in rotsachtige gebieden verbergt hij zich in rotsspleten en kleine grotten. Hoewel hij de grootte van een huiskat heeft wat zijn lichaam betreft, de servalkat of gewoon serval, zult u onmiddellijk herkennen aan het feit dat hij hoog op de poten staat. Bovendien is zijn uiterlijk niet alledaags: op een vaalgele ondergrond, die onder de buik bijna wit is, bevinden zich vele donkere vlekken en strepen. Het is daarbij opvallend dat deze vlekken en strepen in een vaste lijn over het lichaam lijken te zijn aangebracht. In dit verband wordt wel gesproken over ‘servallijn’. Verder zullen de betrekkelijk lange nek en de korte staart u niet ontgaan. Zijn totale hoogte is ongeveer 60 centimeter bij, de staart meegerekend, een lengte van ongeveer 1,30 meter.

Hoewel hij op vele plaatsen voorkomt zult u hem vroeg in de morgen en tegen het invallen van de duisternis moeten zoeken. Het is een nachtjager (let op de verhoudingsgewijs grote rechtopstaande oren), die zijn prooi, die vaak bestaat uit vogels, in de volle vlucht uit de lucht weet te plukken. Ook hagedissen en kleine knaagdieren lust hij graag. In de omgeving van water voedt hij zich met krabben, kikkers en vissen. Zelf staat hij op het menu van alle grote katachtigen, zijn jongen vallen ook ten prooi aan kleinere roofdieren en aan roofvogels. Na een draagtijd van ongeveer 75 dagen worden twee tot vier jongen geboren.

Springhaas

Hoewel verwant aan de haas, de springhaas lijkt veel meer op een kangoeroe: korte voorpoten en lange, krachtige achterpoten. Ze springen ook precies eender en gebruiken uitsluitend hun achterpoten. Een gemiddelde sprong bedraagt drie meter wat betekent dat ze bijna zeven maal hun eigen lichaamslengte in één sprong overbruggen. Ze worden namelijk niet groter dan 40 centimeter (zonder hun staart die even lang is als hun lichaam) en de lengte van hun oren die ongeveer 8 centimeter bedraagt. Een niet te missen verschijning dus, zeker als u ook nog in aanmerking neemt dat het einde van hun staart zwart is. Springhazen leven in paren ongeveer 80 centimeter ondergronds en graaft een gangenstelsel dat gemakkelijk meer dan 40 meter lang kan zijn, waarbij 10 of meer ingangen geen uitzondering vormen.

De vrouwtjes werpen zelden meer dan 1 jong, maar kunnen dat wel vier keer per jaar doen. De springhaas leeft van grassen en knollen, in tijden van schaarste eet hij echter ook insecten en andere kleine dieren. Opvallend is dat de achterpoten 5, de voorpoten slechts 4 tenen hebben. De tenen aan de voorpoten zijn voorzien van scherpe klauwen, waarmee ze gemakkelijk en snel kunnen graven. Hoewel ze niet zeldzaam zijn zult u moeite hebben ze te ontdekken, het is een nachtdier dat pas in de late schemering tevoorschijn komt.

Stokstaartje

Het is een van de weinige dieren die het goed naar zijn zin heeft in de Namib woestijn. Een van de leukste safaridieren ook. Hoog zittend op hun achterpoten houden ze de omgeving scherp in de gaten en door middel van geluiden geven ze aan elkaar door wat er zich in hun omgeving afspeelt. De hoogte van het geluid geeft aan welke boodschap er wordt doorgegeven. Bij acuut gevaar, bijvoorbeeld bij de nadering van jakhalzen, slangen of roofvogels, geven ze een hoge schrille toon af en de hele groep is in minder dan geen tijd verdwenen in hun ingewikkelde gangenstelsel.

Het stokstaartje leeft van insecten, spinnen, slakken en schorpioenen die ze opgraven uit het zand. Ze vormen een hechte sociale gemeenschap die tot meer dan 40 dieren kan uitgroeien. Het stokstaartje behoort tot de mangoestenfamilie en wordt ook als huisdier gehouden. In het Afrikaans en in het Engels worden stokstaartjes meerkatten genoemd, verwarrend, omdat meerkatten tot de aapachtigen behoren.

Wrattenzwijn

Voor veel mensen heeft het wratten- of knobbelzwijn iets afstotelijks. Hij dankt zijn naam aan de knobbels onder de oren, vier bij de vrouwtjes en zes bij de mannetjes. Zijn ruige beharing en de soms forse bakkebaarden, samen met de rond uitgegroeide hoektanden, maken hem inderdaad niet tot moeder natuurs fraaiste afgezant. Maar, zoals elk dier, het heeft zijn charme. Wrattenzwijnen leven in familieverband, waarbij het aantal volwassenen kan variëren. De jongen blijven bij de moeder tot ze zelf volwassen zijn. Het dier behoort een licht- tot donkergrijze kleur te hebben, maar meestal hebben ze de kleur van hun omgeving aangenomen, ze mogen graag in de modder rondspartelen. Water vormt echter, als gevolg van het voedsel dat ze gebruiken, geen eerste levensbehoefte.

Een volwassen wrattenzwijn is ongeveer 75 centimeter hoog en heeft vervaarlijk uitziende hoektanden die wel 60 centimeter lang kunnen worden. Ze worden echter niet als wapen gebruikt, althans niet in de eerste plaats, maar om bodemvruchten op te graven. Ze leven in holen en de jongen zijn een geliefde prooi voor grotere roofdieren die er, ondanks de soms zeer felle verdediging door de volwassen dieren, meestal wel in slagen de prooi die ze op het oog hebben te verschalken. Een dravend wrattenzwijn heeft, lijkt het, een antenne: zijn staart staat dan recht omhoog.