Namibië en Botswana

Swipe

Antilopen

In Afrika worden tientallen antilopesoorten aangetroffen. Wie kent niet de gnoe, de koedoe of de elandantilope, de gazelle, impala of de rietbok? Slanke dieren die prachtige plaatjes in het veld opleveren, razendsnel en geweldige springers. Namibië en Botswana huisvesten vele soorten waaronder de dikdik, de allerkleinste antilopesoort ter wereld.

Bosbok

Hoewel hij veel voorkomt is de bosbok moeilijk te vinden. Dat heeft te maken met zijn leefgebied, bebossing of hoog grasland en waterrijke gebieden. Bosbokken zijn geweldige springers die met hun 80 centimeter hoogte gemakkelijk een obstakel van 2 meter nemen. De kleur varieert tussen geelbruin en grijs, oudere dieren zijn donkerder van kleur dan jonge. De hoorns staan iets gedraaid en kunnen bij mannetjes ongeveer 60 centimeter lang worden. Ze leven van bladeren en vruchten, knollen en wortels die ze uit de grond halen. Er wordt op hen gejaagd door alle grote roofdieren, maar doordat ze graag in het water en in drassige gebieden vertoeven, valt er ook nog wel eens een ten prooi aan krokodillen. Vluchtende bosbokken zijn herkenbaar aan hun rechtopstaande staart. Ze leven alleen of in paren.

Dikdik (Kirk's)

De niet in het gebied voorkomende Gunther's dikdik is de allerkleinste antilope ter wereld, de Kirk's dikdik, (ook wel Damara dikdik genoemd) is de kleinste antilope van Namibië, nauwelijks 40 centimeter hoog. Dikdiks zijn bruin tot bruingrijs en hebben korte, spitse hoorns (alleen de mannetjes) en een kort staartje met een witte punt. Ook rond de ogen zijn ze wit. Men treft ze aan in lage en doorgaans dichte bebossing. Behalve bij roofdieren zijn ze ook bij de inlanders geliefd vanwege hun vacht en het vlees. Meestal leven ze in paren, de jongen blijven bij de ouders totdat ze volwassen zijn.

Duiker

Er bestaan wel tien soorten duikers, in grootte variërend van 55 centimeter tot bijna 1 meter. Een uitzondering wordt gevormd door de blauwe duiker die slechts 40 tot 45 centimeter hoog is. Wat leefwijze betreft zijn er veel overeenkomsten. Meestal wordt het onderscheid gemaakt aan de hand van de kleur van de vacht. Zo is er onder andere een blauwe, een rode en een zwartvoorhoofdduiker. De meest voorkomende is de gewone duiker (hoewel ook de bosduiker gewone duiker wordt genoemd), ook wel Grimm’s duiker of savanneduiker genoemd. Deze treft u zowel in Namibië als in Botswana aan. Hij heeft een aantal kleuren, en lijkt enigszins gespikkeld, hoewel de onderzijde bijna wit is. Ze hebben een rossig of zwart kuifje, waardoor ze ook nog wel kroonduiker genoemd worden.

De hoorns zijn recht en ongeveer 15 centimeter lang, aan de onderzijde enigszins geribbeld. De gewone duiker kunt u, behalve in moerasgebieden en woestijnen, overal aantreffen, al verblijven ze bij voorkeur in een omgeving waar ze zich kunnen verbergen. Ze kunnen lang zonder water en leven in hoofdzaak van bladeren en vruchten. In tijden van schaarste jagen ze ook wel op parelhoenders. Ze hebben veel natuurlijke vijanden, waaronder grotere slangen, roofvogels en bavianen en trekken er meestal zelfstandig of in paren op uit, zowel overdag als gedurende de nacht.

Elandantilope

De elandantilopen zijn gemakkelijk herkenbaar. Ze worden 1,80 tot 2 meter hoog, zijn grijsachtig tot diep roodbruin en over de flanken voorzien van een variabel aantal witte strepen. Oude elandantilopen kleuren steeds donkerder, tot bijna zwart. Hun oren zijn lang en spits en staan enigszins opzij. Opmerkelijk is ook de halskwab. De hoorns van het mannetje kunnen 1,25 meter lang worden, die van het vrouwtje ongeveer 70 centimeter, bij beide zijn ze schroefvormig (en een gewilde jachttrofee). Ze leven in een savannegebied maar komen ook in de omgeving van bossen voor. Ze grazen meestal gedurende de nacht omdat er dan dauw op het gewas ligt, een welkome aanvulling voor hun waterhuishouding. Hun voedsel bestaat uit bladeren, knollen en vruchten. Als er voldoende voedsel met veel vocht aanwezig is (ze zijn berucht bij boeren die knolgewassen of bijvoorbeeld meloenen verbouwen) hebben ze geen water nodig. De leeuw is hun grootste vijand, hoewel hyena’s het ook vaak op jonge dieren voorzien hebben. Ze leven in kleine groepen.

Gnoe (wildebeest)

Hoewel wildebeest in principe de Engelse benaming is, wordt deze ook in het Nederlands vaak gebruikt. In Namibië en Botswana staat het dier bekend als gewone of blauwe gnoe. Op het eerste gezicht lijken ze elk moment in snikken uit te kunnen barsten, maar dat is, ondanks hun droevige uitdrukking, nimmer waargenomen. Ze worden bijna 1,5 meter hoog en hebben een grijsachtige kleur. Vanaf de hals naar achteren zijn ze getooid met lichte verticale strepen. Hun kop lijkt wat groot voor het lichaam en is voorzien van een brede snuit, waaronder een baard die in hun hals doorloopt. Nét als hun manen is deze beharing grijsachtig. De mannetjes hebben ongeveer 80 centimeter lange hoorns (de vrouwtjes moeten het met de helft doen) die horizontaal over hun kop naar buiten lopen en vandaar weer terug naar binnen draaien.

Als de jongen geboren worden, zijn ze geelachtig van kleur, maar dat is na ongeveer drie maanden overgegaan in grijs. Het is trouwens opmerkelijk dat zo’n jong al na een paar minuten met de groep mee kan draven. Aan de andere kant: 50% van de jongen sterft door uitputting. Gnoes maken vaak de indruk rood of bruin te zijn, maar dat heeft te maken met het stof van het gebied waar ze in leven. Doordat ze vaak met grotere groepen optrekken werpen ze namelijk nogal wat stof op. Een groep kan uit ongeveer 50 tot 100 dieren bestaan. Ze leven in hoofdzaak van gras en hebben regelmatig water nodig. Op het heetst van de dag treft u ze vaak aan in de schaduw van bomen. Vrijwel elk roofdier is een natuurlijke vijand, maar meer dan de helft van het aantal gnoes sterft een natuurlijke dood, vooral als gevolg van runderpest.

Hartenbeest (kaapse)

Het kaapse hartenbeest wordt ongeveer 1,4 meter hoog en heeft een opvallende bouw, het lijf loopt naar achteren af. De lichtbruine kleur met een hoog, donkerder gekleurd voorhoofd zijn kenmerkend voor het hartenbeest, maar vooral de geringde hoorns maken dat ze gemakkelijk herkenbaar zijn. De tot 70 centimeter lange hoorns komen vlak bij elkaar uit de kop en staan in een V-vorm. De uiteinden ervan staan enigszins naar binnen gebogen. Het hartenbeest leeft in groepen van ongeveer 50 dieren, maar tijdens het droge seizoen, wanneer ze allemaal naar plaatsen trekken waar nog voedsel aanwezig is, kan dat aantal oplopen tot enkele duizenden. Deze grote aantallen worden echter in Namibië en Botswana niet waargenomen. Hun voedsel bestaat uit gras en bladeren. Vaak zijn ze te zien in gezelschap van gnoes, zebra’s of struisvogels. Ze kunnen heel lang zonder water. Als prooidier zijn ze zeer gewild bij alle soorten roofdieren.

Impala

De impala wordt tot bijna 1 meter hoog en wordt gerekend tot de fraaiste onder de antilopen. Het is een slank dier dat zich snel kan voortbewegen en die met geweldige sprongen zijn belager vaak te snel af is. Impala's zijn herkenbaar aan de roodbruine kleur op de rug (reden om ze in Afrika ook wel rooibok te noemen) die tamelijk abrupt overgaat in een lichtere kleur waardoor het lijkt of ze een dekje op hun rug hebben. Ze zijn bijna wit aan de onderzijde en aan de binnenzijde van de poten. Ze hebben een witte oogvlek en een bijna zwarte band rond de staart en over de lengte van de staart.

Het mannetje is de hoorndrager en heeft ongeveer 90 centimeter lange, iets achterover geplaatste hoorns, voorzien van donkere ringen, aan de einden wat teruglopend. Het voedsel van de impala bestaat uit kort gras, bladeren en vruchten van bomen en struiken. Ze leven in groepen waarin plaats is voor maximaal ongeveer 200 dieren. Doorgaans bestaat een groep impala’s echter uit minder dan 50 dieren. Jonge mannetjes trekken vaak samen op. Omdat ze slecht buiten vocht kunnen, leven ze meestal in de omgeving van water en vallen, behalve aan vrijwel elke roofdiersoort, ook ten prooi aan krokodillen.

Klipspringer

De klipspringer wordt ruim een halve meter hoog en is een elegante maar ook schuwe verschijning die leeft in rotsachtige gebieden, zelfs tot op zeer grote hoogte. Het zijn geweldige springers die op de kleinste oneffenheden houvast vinden. Ze zijn in staat om zeer steile rotswanden te beklimmen. Ze leven in paren, soms heeft een mannetje twee vrouwtjes, en kunnen lange tijd doodstil staan, bedacht op elk onverwacht geluid of een beweging in hun omgeving. Niet ten onrechte, de klipspringer staat hoog op het menu van kleinere roofdieren zoals de wilde kat, de hyena, de python of zelfs de baviaan. Jonge klipspringers vallen ook ten prooi aan roofvogels.

De klipspringer leeft van gras en is gemakkelijk te herkennen aan de korte staart en de uitstaande ronde oren. De bovenzijde van de klipspringer is goudgeel of zandkleurig, een beetje afhankelijk van het leefgebied. De onderzijde en de poten zijn lichter van kleur. Ze hebben opvallende witte ringen om de ogen, een witte snuit en een witte bef. Het mannetje heeft korte, puntige hoorns die 15 tot 20 centimeter lang kunnen worden. Het vrouwtje draagt tweemaal per jaar, het jong blijft een jaar onder de hoede van de ouders.

Koedoe

Er bestaan twee soorten koedoes, de grote en de kleine koedoe. De kleine koedoe onderscheidt zich van zijn grotere naamgenoot vanwege zijn hoogte (ongeveer 1 meter) en het ontbreken van manen, waarvoor in de plaats een fraaie lichte, bijna witte band gekomen is. In Namibië en Botswana komt alleen de grote koedoe voor. De koedoe heeft een grijsbruine vacht en wordt ongeveer 1,5 meter hoog. De mannetjes hebben prachtig gedraaide hoorns die langer kunnen worden dan 1,5 meter en manen vanaf de kin tot tussen de voorpoten. Ze zijn gemakkelijk herkenbaar aan een variabel aantal lichte, bijna witte, verticale strepen over de flank.

Hun leefgebied bevindt zich vooral in heuvelachtig land, bij voorkeur in de buurt van water, waar ze groepen vormen van ongeveer 10 dieren. Oudere mannetjes leven solitair, alleen tijdens de paartijd zoeken ze de groepen op. In de droge seizoenen komen er kudden voor van meer dan 100 exemplaren. Het zijn geweldige springers en op de vlucht, de staart recht omhoog, maken ze van een 3 meter hoge hindernis geen probleem. Vanuit stilstand kunnen ze zonder probleem een hindernis van 2 meter nemen. Ze leven van bladeren en gras en hebben, nét als de andere antilopesoorten, veel natuurlijke vijanden.

Lierantilope

De lierantilope of basterdhartenbeest is nauw verwant aan het kaapse hartenbeest en ook aan de gnoe of wildebeest. Hij dankt zijn naam aan de vorm van zijn hoorns waar je met een beetje fantasie, zomaar snaren tussen kunt spannen om een lier te fabriceren. Ze worden ongeveer 120 centimeter hoog en kunnen een gewicht bereiken van meer dan 125 kilogram. Hun voedsel bestaat uit gras en bladeren. Ze geven de voorkeur aan open grasland als leefgebied. Vaak zijn ze te zien in gezelschap van gnoes, zebra’s of struisvogels. Ze kunnen heel lang zonder water. Als prooidier zijn ze zeer gewild bij alle soorten roofdieren, maar, omdat ze tot de snelste antilopesoorten behoren, moet de rover nogal eens van zijn vermeende prooi afzien.

Litschiewaterbok

Als hij in het nauw wordt gedreven vlucht de litschiewaterbok, moerasantilope of (rode) lechwe naar, of zelfs in het water. Het dier kan zich, dankzij de bouw en vorm van zijn hoeven, vooral in half ondiep water zelfs sneller voortbewegen dan op het land. Dat is dan ook zijn leefgebied als gevolg waarvan hij nogal eens van woonplaats wisselt. Hij trekt als het ware met het moerasgebied mee. De litschiewaterbok is ongeveer 100 centimeter hoog, het mannetje is groter dan het vrouwtje en wordt ruim 1,75 meter lang. Op het eerste gezicht lijkt het dier op een impala, maar als je goed kijkt zie je al snel zijn de litschiewaterbok aanmerkelijk langere beharing heeft en de elegantie van de impala mist door zijn zwaardere bouw. Zijn echte naaste verwant is de nijlantilope, die overigens in dit gebied niet voorkomt. In Namibië zult u tevergeefs zoeken naar dit dier, in Botswana kunt u hem bewonderen in vrijwel alle moerasgebieden.

Rietbok

Met een hoogte van 75 centimeter en een licht- tot roodbruine kleur onderscheidt de rietbok zich nauwelijks van andere antilopesoorten. Wellicht herkent u hem aan de staart, deze is zeer behaard. Van dichtbij is de herkenning gemakkelijker, onder elk oor bevindt zich een onbegroeid stuk huid. Verder heeft de rietbok een witte bef en een lichte onderzijde. De ongeveer 30 centimeter lange, geringde hoorns zijn schuin achteruit geplaatst en komen aan de uiteinden iets naar voren. Hij houdt zich het liefst op in dicht struikgewas, maar altijd in waterrijke gebieden, waar hij zich ook verbergt voor zijn vele natuurlijke belagers. Pas op het moment van ontdekking komt hij in actie, hij springt hoog op, slaat met de achterpoten en vlucht, soms het water in.

De rietbok leeft van waterrijke grassen en vruchten. Hij trekt er alleen op uit, soms paarsgewijs en een enkele keer in kleine groepjes met een maximum van 10 dieren. Tijdens de paartijd gedragen de mannetjes zich uiterst agressief. De vrouwtjes krijgen één jong dat bij haar blijft tot het, na ongeveer 1,5 jaar, geslachtsrijp is. Alle katachtigen behoren tot hun natuurlijke vijanden, maar ook hyena’s en wilde honden mogen graag een rietbok verorberen.

Roanantilope

Deze antilope wordt ook wel paardantilope of basterdgemsbok genoemd. Hij is nauw verwant aan de sabelantilope en leeft het liefst op savannen met licht bebossing waar hij op het heetst van de dag de schaduw van opzoekt. De ruwe vacht kan verschillen in kleur, afhankelijk van het leefgebied, variërend van lichtbruin tot bijna grijs. In vochtige streken kleurt de vacht tot roestbruin. De buik is wit, in het gezicht is een zwart-witte tekening en over de nek is een sikkelvormige tekening zichtbaar. De roanantilope wordt meer dan 2 meter lang en heeft een schouderhoogte van ongeveer 140 centimeter, het mannetje wordt tot 300 kilogram zwaar, de vrouwtjes bereiken een gewicht van ongeveer 250 kilogram. In Namibië komt de roanantilope vooral voor in het Khaudom Game Reserve.

Sabelantilope

De sabelantilope heeft zijn naam aan zijn hoorns te danken, waaraan u hem dan ook onmiddellijk zult herkennen. Prachtige donkergekleurde, licht naar achter gebogen, geringde hoorns die bij het mannetje langer dan 1,5 meter kunnen worden (bij het vrouwtje iets lichter en korter) sieren zijn kop. Aan het einde wijken de hoorns wat uit elkaar. De sabelantilope, ook wel zwart paardantilope genoemd, is roodbruin van kleur, waarbij het vrouwtje lichter van kleur is dan het mannetje waarvan de beharing met het stijgen van de jaren bijna zwart kan worden. Ze hebben korte manen vanaf de kop tot op de rug die over het algemeen precies dezelfde kleur hebben als de huid.

De groepen kunnen tot 25 dieren omvatten en het oudste vrouwtje heeft de leiding ervan. Jonge mannetjes blijven in de groep tot ze ongeveer drie jaren oud zijn en worden dan verstoten. Vaak vormen ze een aparte groep die dan uitsluitend uit mannetjes bestaat. Daar ontstaat nog wel eens verschil van mening en ze kunnen behoorlijk vechten om de leiding. Ze doen dat door, in geknielde houding, met de hoorns en de koppen tegen elkaar te slaan. Sabelantilopen leven in boomsavannen en bij water, waar ze zich voeden met gras en bladeren. De grotere roofdieren, maar ook krokodillen, behoren tot hun natuurlijke vijanden.

Sitatoenga

De sitatoenga is een veelvoorkomende antilopesoort, met een hoogte van ongeveer 90 centimeter en een gewicht van rond 110 kilogram. Hij wordt ook wel moerasantilope genoemd, waarmee meteen zijn meest voorkomende verblijfplaats is aangegeven. Vooral in gebieden waar veel papyrus groeit mag hij zich graag ophouden. Dat hij niet weg zakt in de doorgaans weke grond heeft alles te maken met de vorm van zijn hoeven. Niet alleen leeft de sitatoenga op de grootste voet van alle antilopesoorten, hij kan deze gespeten hoeven ook in de breedte spreiden, waardoor het draagvlak groot genoeg is om hem, zelfs in de meest moerasachtige gebieden, niet te laten wegzakken. Op harde grond kan hij nauwelijks uit de voeten en hij zorgt er dan ook wel voor dat hij zijn betrekkelijk veilige plaats niet verlaat.

Zijn hoorns worden ongeveer 40 centimeter lang, wijken iets uit elkaar naar achteren om te eindigen in een lichte draai en staan bijna evenwijdig aan de hals. Hoewel ze algemeen voorkomen zult u de sitatoenga slechts met moeite kunnen spotten. Niet alleen omdat ze in een vrijwel ontoegankelijk gebied leven, maar het zijn meesters in zichzelf onzichtbaar maken. Hun belangrijkste natuurlijke vijand is de krokodil.

Spiesbok

Ook bij dit dier heeft de naam alles met zijn hoorns te maken. Deze zijn kaarsrecht, spits toelopend, voorzien van een variabel aantal ringen en kunnen meer dan 2 meter lang worden. De spiesbok ook wel aangeduid als oryx of gemsbok, wordt ongeveer 1,4 meter hoog en is bruin tot lichtgrijs van kleur met een prachtig zwart-wit getekende kop. Spiesbokken leven in paren of in middelgrote groepen, hoewel de groepsgrootte in de droge tijd tot meer dan 200 exemplaren kan oplopen.

Het is een van de weinige antilopesoorten die de hoorns gebruikt als verdedigingswapen en het spreekt voor zich dat elke aanvaller daar ontzag voor heeft. De moeder verdedigt niet alleen zichzelf maar ook de jongen. Zelfs voor de mens heeft de spiesbok weinig ontzag en is dan ook gemakkelijk benaderbaar hoewel dit met de nodige omzichtigheid dient te geschieden. Ze houden van variatie in de maaltijd, maar lusten vooral vochthoudende grassen en vruchten. Ze kunnen daardoor uitstekend lange tijd zonder water. De leeuw en het luipaard zijn hun voornaamste vijanden, maar vrijwel elk roofdier valt jonge spiesbokken aan.

Springbok

De springbok houdt zich op in woestijnachtige gebieden in geheel zuidelijk Afrika, van Zuid-Afrika is de springbok zelfs het nationale symbool. Hij dankt zijn naam aan de geweldige sprongen die hij kan maken en er is nauwelijks een fraaier schouwspel denkbaar dan een groep vluchtende springbokken. Om indruk te maken kan een springbok (en dat maakt hem uniek onder de antilopen) met vier poten tegelijkertijd hoog van de grond komen. De springbok wordt maximaal 75 centimeter hoog en niet zwaarder dan 40 kilogram. De springbok is lichtbruin van kleur en een lichte buik waartussen zich een donkere, bijna zwarte band bevindt. Zowel in Namibië als in Botswana komt de springbok in groten getale voor. Het Etosha National Park in Nambië staat bekend om zijn geweldige hoeveelheid springbokken.

Steenbokantilope

De steenbokantilope, ook wel kortweg steenbok of (in het Afrikaans) steenbokkie genoemd, behoort tot de kleinere antilopesoorten met een schouderhoogte tot ongeveer 50 centimeter. De bovenkant kleurt roodbruin, de onderkant is wit. Hij heeft grote oren en rechtopstaande horens die nauwelijks boven zijn gespitste oren uitkomen. Ze zijn vooral te vinden op savannen waar ze bij naderend onheil doodstil kunnen blijven staan totdat het gevaar te dichtbij komt.

Tsessebe

In Zuid-Afrika wordt de gewone tsessebe met uitsterven bedreigd, voornamelijk omdat hun leefgebied als gevolg van ontginning en houtkap steeds kleiner wordt. In Namibië en Botswana komt deze antilopesoort nog voor in het noordoosten en in het noorden, ruwweg waar veel water voorhanden is. Het is een graseter en hoe groener het gras, des te groter is de kans dat u ze aantreft. Vroeger werden ze tot een ondersoort van de topi gerekend, vandaag de dag worden ze gezien als een antilope met een eigen geschiedenis, maar zeer nauw verwant aan de lierantilope. Algemeen wordt aangenomen dat de tsessebe de snelste antilope van zuidelijk Afrika is.

De tsessebe wordt ongeveer 1,20 meter hoog en ze kunnen een gewicht bereiken tot 185 kilogram. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes zijn hoorndragers, zij het dat de hoorns van het mannetje groter en dikker zijn dan die van het vrouwtje. De hoorns staan schuin naar buiten en buigen halverwege weer naar elkaar toe. Het dier is herkenbaar aan de roestbruine vacht en de witte poten. Het zijn niet alleen de snelste antilopen (tot 70 kilometer per uur) maar ze kunnen ook geweldig springen. Bij naderend gevaar springen ze met gemak uit stand over elkaar heen. Ze leven op grasland en op open vlakten met enige boomgroei in kleine groepen tot ongeveer tien stuks.

Waterbok

De waterbok of elipswaterbok is een antilopesoort die er ook zijn mag vanwege zijn hoorns. Ze zijn schitterend gevormd en lopen iets naar achteren, schuin omhoog en komen aan de punten weer iets naar binnen. De hoorns zijn voorzien van fraaie lichte ringen. Het dier is, behalve aan zijn hoorns, herkenbaar aan zijn witte snuit, witte wenkbrauwen, witte bef en vooral aan de witte ring rond zijn betrekkelijk korte staart. Hij is tamelijk ruig behaard waarbij vooral het haar op de borst opvalt.

De waterbok wordt ruim 1,35 meter hoog en u treft hem aan, de naam zegt het al, in waterrijke gebieden. Hij kan ook zwemmen als de beste, zelfs over grotere afstanden, waarbij hij vrijwel geheel onder water verdwijnt. Hij kan niet zonder water en leeft van waterhoudende grassoorten, vruchten en knollen. Alle grotere roofdieren loeren op hem, maar ook de krokodil is er niet vies van. Het is een verwoede vechtersbaas en valt ook mensen aan als hij geen uitweg ziet. De waterbok leeft in kleine tot middelgrote groepen, maar zelden worden er meer dan 20 bij elkaar aangetroffen.