Nieuw-Zeeland

Swipe

Inheemse bossen

In het verre verleden was tweederde deel van Nieuw-Zeeland bedekt met bos. Veel boomsoorten kwamen nergens anders in de wereld voor. Maar door toedoen van de moa-jagers, de Maori en de Europese kolonisten is veel bos verloren gegaan. De moa-jagers staken bossen in brand om de moa’s de vlaktes op te drijven. Daar konden deze metershoge loopvogels gemakkelijk worden gedood. Voor de Maori en de Europeanen was de behoefte aan landbouwgrond de belangrijkste reden om de bossen af te branden. Vooral de Europeanen hadden veel grasland voor hun schapen nodig. Er zijn gelukkig nog wel wat inheemse bossen gespaard gebleven.

In Northland ligt aan de westkust het Waipoua Forest, waar eeuwenoude kauri-bomen met hun enorme omvang en hoogte op iedereen een diepe indruk maken. De 1200 jaar oude Tane Mahuta is 52 m hoog en heeft een omtrek van 13 meter. Iets zuidelijker ligt het kleinere Trounson kauri-park. Ten westen van Kaitaia (Northland) liggen de Ahipara-harsvelden, waar aan het einde van de negentiende eeuw kauri-hars werd gewonnen. Hier liggen ook nog enkele kleine mangrove-bossen. Op het Noordereiland liggen de mooiste inheemse bossen in het Te Urewera National Park, het Whanganui National Park en op het schiereiland Coromandel.

Op het Zuidereiland liggen inheemse bossen in het Abel Tasman National Park, het Kahurangi National Park, het Nelson Lakes National Park, het Westland National Park, het Fiordland National Park en het Catlins Forest Park. Het nog ongerepte eiland Stewart bestaat vrijwel geheel uit inheems bos en laat zien hoe Nieuw-Zeeland er voor de komst van de mens uit zag.