Ballet kwam in het tsarenrijk tot grote bloei als combinatie van de Franse hofdans met Russische volkselementen. In het begin van de 20e eeuw straalden sterren als Anna Pavlova en Vaslav Nijinski in het keizerlijke Mariinski-theater in de hoofdstad. Talrijke Russische componisten schreven eind 19e eeuw onvergankelijke muziek voor wereldbekende balletten als Tsjaikovski’s Zwanenmeer, Notenkraker en Doornroosje. In de Sovjettijd bleef het hoge peil van deze kunsttak gehandhaafd door specialistische opleidingen. Chatsjatoerian en Prokofjev voegden er moderne balletten aan toe. De dansgezelschappen van het Moskouse Bolsjoj en het Kirov uit Leningrad behoorden in die tijd nog steeds tot de wereldtop. Dansers als Roedolf Noerejev en Natalja Makarova kregen internationale bekendheid.