Servië

Swipe

Op weg naar het einde: 1980-1991

Tito’s dood en de ideologische leegte erna, gaven ruim baan voor groeiend nationalisme. Toch waren de grootste veranderingen al in de jaren zeventig, dus vóór Tito’s dood, in aantocht. De grondwet van 1974 bijvoorbeeld zette al een proces van interetnische vervreemding op gang. Toen verslaggever Hendrik de Jong van de Volkskrant aan het einde van de jaren zeventig een bezoek bracht aan Tito’s conferentie van ongebonden landen kwam hij in Nederland terug met een onheilsboodschap: “Daar gaat het binnenkort helemaal mis!”.

De aanloop naar het “helemaal misgaan” van de Joegoslavische federatie was desalniettemin relatief lang en zou de gehele jaren tachtig beslaan. Na de eerste weken van massale rouw om de dood van Tito moest Joegoslavië zich eerst over economische problemen buigen. Door internationale crises werd Joegoslavië in 1980 met de neus op de feiten gedrukt: het had een doodzieke economie die van de buitenlandse investeerders afhankelijk was. De werkloosheid steeg in de zuidelijkste provincies en republieken tot twintig procent, om nog maar te zwijgen van de staatsschuld: in 1982 stond Joegoslavië voor 18,5 miljard bij de internationale geldmarkt in het krijt.

De grootste zorgen lagen voor Joegoslavië in het machtsvacuüm dat Tito achterliet. De nieuwe grondwet van 1974 had meer bewegingsvrijheid moeten geven aan de verschillende republieken. Kosovo en Vojvodina, respectievelijk in het zuiden en noorden van de Servische deelrepubliek, hadden een autonome status gekregen. Die grondwet bleek niet de oplossing voor het nationaliteitenvraagstuk. Integendeel: de volkeren van Joegoslavie kregen een vinger, maar wilden de hand.

Het ging direct in 1981 al mis. Toen een Albanese student in de mensa klaagde over de kwaliteit van zijn voedsel (er zou een kakkerlak in zijn soep drijven), zette hij onbewust het uiteenvallen van Joegoslavië in gang: ontevredenheid over de studentenvoorzieningen in Pristina mondde uit in heftige etnische onlusten in de autonome provincie Kosovo, waarbij uiteindelijk het Joegoslavische leger ingreep en slachtoffers maakte. De jaarlijks terugkerende jeugdestafette, waarbij een fakkel door heel Joegoslavië gedragen werd, om uiteindelijk op Tito’s “Jeugddag” op 25 mei in de Servische hoofdstad Belgrado aan te komen, kwam ook dit keer weer door Pristina. Deze gebeurtenis was de aanleiding voor anti-Joegoslavische en anti-Servische protesten van de Albanees-Kosovaarse bevolking.

De rellen van 1981 kregen pas in 1991 weer een vervolg, zij het veel heftiger en definitiever – het betekende het einde van de Joegoslavische federatie en het begin van de burgeroorlog. Tussen 1981 en 1991 hebben politici uit de communistische hoek zich grotendeels tot het eigen nationalisme laten bekeren en daarmee een sleutelrol gespeeld in de aanloop naar de oorlog. Het machtsvacuüm dat Tito achter had gelaten, zou opgevuld moeten worden met een roulerend systeem. Het werd ingesteld, maar werkte niet. De verschillende naties probeerden elkaar uit het machtscentrum te stoten en vooral Servië riep zich op tot leidinggevende natie van de federatie. In de oplopende spiraal van nationalistische propaganda, het oprakelen van de geschiedenis (vooral de trauma’s uit de Tweede Wereldoorlog, zoals de slachtingen van Blejburg en het concentratiekamp Jasenovac in Kroatië) en de economische crisis van de jaren tachtig stond de Servische Slobodan Miloševic op om orde op zaken te stellen. Hij dacht een soort nieuwe Tito te worden, maar in plaats van Joegoslavie bijeen te houden, stuurde hij aan op een burgeroorlog.

10 prachtige bestemmingen in Servië