Suriname

Swipe

Javanen

Multatuli schreef al dat Javanen tevreden zijn met een bordje rijst. Deze levenshouding moeten de Hollandse planters in Suriname aantrekkelijk hebben gevonden. Toen de Nederlanders problemen kregen met de ‘koppige’ Hindostaanse contractarbeiders, begonnen zij uit te kijken naar arbeidskrachten uit de eigen kolonie Nederlands-Indië. De Javaanse immigranten en hun nakomelingen zijn inmiddels in aantal uitgegroeid tot een van de grotere bevolkingsgroep van Suriname. Hun bescheiden opstelling hebben de Javanen behouden: in politiek en economisch opzicht zijn zij nog min of meer achtergesteld bij andere bevolkingsgroepen. Toch hebben de voormalige Indonesiërs op hun eigen wijze hun stempel gedrukt op de Surinaamse samenleving. De Javaanse keuken is populair: iedere Surinaamse huisvrouw weet haar gasten een behoorlijke nasi of bami voor te schotelen. Maar een slametan (rituele maaltijd), tayub (dansfeest), of djaran képang (paardendans) is vooralsnog slechts voor ingewijden bestemd.

Geschiedenis

In 1890 kreeg de Nederlandse Handelmaatschappij te Batavia van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië toestemming om arbeidskrachten te werven voor haar suikerplantage Mariënburg in Suriname. De eerste Javanen zouden bij wijze van experiment naar tanah sabrang, het land aan de overzijde, gestuurd worden. De Surinaamse ondernemers probeerden aldus hun afhankelijkheid van een regelmatige aanvoer van arbeiders uit Brits-Indië te beperken. In hetzelfde jaar vertrok de S.S. Prins Alexander met de eerste 94 Javaanse immigranten naar Suriname. De contractanten verplichtten zich voor een periode van vijf jaar tot fabrieks- of veldwerk voor een loon van f 0,60 per dag. Afgezien daarvan kregen zij recht op vrije huisvesting, drinkwatervoorziening en geneeskundige behandeling. Na afloop van hun contractperiode konden zij kiezen tussen repatriëring of contractvernieuwing. Bij verlenging van de contractduur met minstens een jaar zouden de arbeiders aanspraak kunnen maken op een premie van f 20,–. Het experiment bleek geslaagd. Op 29 april 1894 vertrok een tweede schip, de S.S. Voorwaarts, uit Batavia met 614 Javaanse emi-granten voor de kolonie Suriname.

Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zouden er ruim 32.000 Javanen naar Suriname verscheept worden. Na een erbarmelijke zeereis kwamen de immigranten in Suriname al snel tot de ontdekking dat zij hun armoede in Indië hadden verruild voor opnieuw een armoedig bestaan. Velen leefden op Java aan de onderkant van de maatschappij terechtgekomen en hadden gehoopt na vijf jaar succesvol naar de dessa (dorpsgemeenschap) terug te kunnen keren. De Javaanse arbeiders kwamen echter bedrogen uit. Het werk was zwaar en de verdiensten nauwelijks genoeg om van te leven. Bovendien vormden zij als laatst gearriveerden de onderlaag van de Surinaamse samenleving. De meeste Javanen waren analfabeet. Voor de creolen en de Hindostanen, die inmiddels onderwijs hadden genoten, was dit reden genoeg om ze als lau-lau Jampanesi (domme Javanen) te bestempelen. Van de Javanen die jaren later werden ondervraagd naar de reden van hun emigratie vertelden sommigen dat zij inderdaad de bepalingen in het contract niet hadden kunnen lezen. Anderen beweerden dat zij met toverspullen door de wervers waren bewerkt.

Terugkeer

Voor de meeste Javanen in Suriname stond het vast dat zij na afloop van hun contract naar het moederland zouden teruggaan. In werkelijkheid keerde slechts een kwart teleurgesteld terug naar Java. Het overgrote deel durfde niet met lege handen in de oude dorpsgemeenschap aan te komen. Ook bleek er vaak geen boot beschikbaar te zijn en keerde men noodgedwongen terug naar de kampong op de plantage of vestigde men zich als zelfstandige boer.

Gesterkt door de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië in 1945, richtte Iding Soemita twee jaar later de eerste Javaanse politieke partij in Suriname op, de Kaum Tani Persatuan Indonesia (KTPI, Indonesische Boeren Partij). Het strijdpunt van de KTPI was de terugkeer naar Indonesië. Soemita wist één terugreis te organiseren, maar de meeste Javanen zaten tevergeefs in de haven van Paramaribo te wachten op een boot die nooit kwam. Pas bij de tweede generatie nam heimwee onder de Javanen af, en raakte het vaderland van de ouders in vergetelheid. De jongeren verlieten de kampongs om werk te zoeken in de dienstensector in de stad of bij de bauxietmijnen in Mungo of Paranam.

Religie

Bijna alle Surinaamse Javanen zijn moslim. Een enkeling is overgegaan tot het christendom, maar deze afvallige wordt niet meer als Javaan beschouwd. De Javaanse islamieten zijn te verdelen in twee stromingen, de oostbidders en de westbidders. Tussen oost en west ligt een hemelsbreed verschil. De eerste Javaanse immigranten probeerden zo goed mogelijk vast te houden aan hun traditionele levenswijze. Het vieren van feesten en het offeren van etenswaren aan de goden, zoals dat al voor de islamisering in Indonesië gebruikelijk was, werd in Suriname voortgezet. Ook de salaat, het verplicht vijfmaal per dag bidden in de richting van Mekka, werd in ere gehouden. Dat Mekka vanuit Suriname niet meer in het westen lag, maar in het oosten werd gemakshalve vergeten.

In de jaren twintig van de vorige eeuw kwam een stroming Javanen naar Suriname die de islam in pure vorm wilden beleven. Deze orthodoxe moslims wezen de pre-islamitische gebruiken van de westbidders van de hand en introduceerden de juiste kijkrichting naar Mekka, die naar het oosten. Het meningsverschil leidde tot een breuk in de islamitische gemeenschap. De oostbidders bouwden hun moskeeën met de gebedsnis op het oosten; de westbidders richtten hun gebedshuizen naar het westen. Inmiddels is de rukun (harmonie) tussen oost en west verbeterd. De wereldwijde opleving van de islam heeft ertoe bijgedragen dat in Suriname iedere Surinaamse moslim, ongeacht van welke stroming, zich een kind van Allah voelt.

Gewoonten en gebruiken, Rukun

Veel is er voor de Javanen in Suriname niet veranderd sinds zij hun vaderland verlieten. De Javaanse Surinamers staan overwegend nog steeds niet vooraan in het economische en politieke leven. Zij worden door het bedrijfsleven vooral gezien als rustige en gewillige arbeiders en in politiek opzicht vormen de Javaanse partijen een belangrijk evenwichtsfactor. Voor een groot deel is deze rustige volksaard te verklaren door de rukun, het gevoel van harmonie en eensgezindheid dat voor de Javaan de belangrijkste waarde van het leven is.

De rukun is een verzamelnaam voor een levenshouding die zich kenmerkt door het uit de weg gaan van conflicten en het in stand houden van het onderlinge evenwicht. Eerbied voor de ouderdom is daarbij een belangrijke factor. Vernieuwende ideeën en suggesties kunnen de ouderen kwetsen en daarmee de sociale harmonie verstoren.

Veel Javanen geloven in een wereld van geesten en voorouders, de agama Djawa, die het lot van de mensen bepaalt. Het is dan ook belangrijk om door slametans, rituele voedseloffers, de rukun (harmonie) met de geesten in stand te houden.

Feest

Bij de hoogtepunten in het leven van Javanen in Suriname hoort, behalve de slametan ook een feest. Op het erf wordt een feesttent gebouwd met een gapura, een speciale toegangspoort met pijlen en vlaggen. Vervolgens kan de avond westers verlopen, zoals dansen met een bandje, of traditioneel Javaans met bijvoorbeeld een djaran képang opvoering.

Voor een djaran képang (paardendans) trekt de leider van de dansgroep zich terug om te bidden en te offeren. Hij roept zo de geesten van de dieren op, die bezit gaan nemen van de dansers. Als de muziek begint, komen de mannen op met een stokpaardje van gevlochten riet tussen de benen. De dansers gedragen zich als ruiters die hun paarden mennen. Plotseling raken zij in trance en nemen het gedrag van de paarden over. Ze galopperen in het rond, schoppen om zich heen en eten gras. Uitgeput vallen ze bij de trommelspeler op de grond. De leider verbreekt de trance en kan vervolgens andere diergeesten oproepen. De dansers doen dan als apen, slangen of tijgers. Niet zelden wordt tijdens dit tafereel door de ‘tijgers’ een levende kip verorberd.

Van de ongeveer 80.000 Javanen in Suriname wonen velen nog in de districten Commewijne en Saramacca waar tijdens de contracttijd de plantages waren gevestigd. Het leven in de Javaanse dorpen speelt zich voornamelijk af rond huis, woonerf en akker. De Javanen die van het platteland zijn weggetrokken, zijn terechtgekomen in Javaanse wijken in Paramaribo. Blauwgrond is zo’n wijk waar vrouwen in de namiddag in sarong te zien zijn en de geur van saoto, petjil of teloh van de vele warungs in de lucht hangt. Tegenwoordig zijn de Javanen, zij het niet op de voorgrond, in alle economische sectoren doorgedrongen en tevens in de politiek vertegenwoordigd. De traditionele cultuuraspecten zijn langzaam aan het verdwijnen. Het echte batikken, weven en het maken van wajangpoppen wordt in Suriname nauwelijks meer beoefend.

10 prachtige bestemmingen in Suriname