Osnabrück en Bentheim

Swipe

Geschiedenis

De geologische sporen in het Osnabrücker Land gaan wel 300 miljoen jaren terug, sporen van de vroegste bewoners dateren van ongeveer 130 miljoen jaar geleden. In die periode leefden er in de oerwouden die zich hier bevonden en in de zompige dalen met veen- en moerasgebieden dinosaurussen. Er zijn sporen ontdekt van diverse soorten van deze oerreuzen, sommige voetsporen zijn wel 50 centimeter groot. Zo'n 65 miljoen jaar geleden begon zich het middelgebergte in Duitsland te vormen.

Ongeveer 300 jaar voor het begin van onze jaartelling verrees de eerste burcht: de Schnippenburg even ten noordoosten van het huidige Osnabrück die in het jaar 110 v.Chr. werd verwoest. Als je interesse hebt in de vroegste geschiedenis van het land dan zijn er tal van mogelijkheden, het beste begin maak je met een bezoek aan het Museum an Schälerberg in Osnabrück.

Bij de beschrijving van de stad Osnabrück wordt uitgebreider ingegaan op de historie van die stad vanaf zijn ontstaan. Veel van de geschiedenis van het Osnabrücker Land loopt parallel daaraan.

Sporen duiden erop dat het gebied al rond 8000 jaar v.Chr. werd bewoond. De vroegste nederzettingen bevonden zich westelijk van de stad Osnabrück, nabij het huidige Hasbergen. De nederzettingen breidden zich geleidelijk aan uit en men heeft redenen om aan te nemen dat dit gebied in het jaar 2000 v.Chr. zelfs dichtbevolkt was. Later trok men iets noordelijker, nadat ongeveer 750 jaar voor het begin van onze jaartelling ijzer werd gevonden op en nabij de Piesberg, iets ten noorden van Osnabrück. Tot aan het jaar 350 werd er daadwerkelijk ijzer gedolven en het is niet onwaarschijnlijk dat de Romeinen juist daarom aanvankelijk hun aandacht op deze streek richtten.

Vanaf 12 jaar v.Chr. is er sprake van het binnendringen van Romeinse troepen. In het jaar 7 kwam de Romeinse consul Varus naar Duitsland. Hij was een bekwaam bestuurder, als veldheer stelde hij echter weinig voor. Een oorlog met de Germanen bleef dan ook niet uit en in het jaar 9 werd het volledige leger van Varus, ongeveer 20.000 man sterk, tot de laatste man afgeslacht in de moerassen van Kalkriese bij Bramsche.

De Saksen leidden een betrekkelijk rustig bestaan in het Osnabrücker Land totdat de Franken vanaf 772 die rust wreed verstoorden en er stroomde veel bloed voordat de Saksen zich bij de overheersing door de Franken neerlegden. In 782 leden de Saksen een gevoelig verlies na een bloedige veldslag die de geschiedenis in zou gaan als het bloedbad van Verden. De onderwerping aan de Franken was een feit na de nederlagen bij Detmold en aan de rivier de Hase.

In 780 zette Karel de Grote de stad Osnabrück (Osnabrugga) op de kaart en rond 800 benoemde hij de Friese missionaris Wiho tot bisschop van de stad, waardoor Osnabrück een bisdom werd. In 785 werd Widukind (Wittekind), de Saksische tegenstander van Karel de Grote en fel tegenstander van de kerstening, gedoopt. In 1095 riep paus Urban II op tot de eerste kruistocht. Velen uit het Osnabrücker Land gaven gehoor aan deze oproep. Het landschap in het Osnabrücker Land wordt op veel plaatsen door molens bepaald en tal van gemeenten hebben een molen als kenteken voor de plaats. Vanaf de 11e eeuw werden in Duitsland windmolens gebouwd, maar het duurde tot 1340 voordat de eerste windmolen in het Osnabrücker Land verscheen. Een eeuw eerder was er al sprake van de ingebruikname van een watermolen in Bramsche. In 1835 werd de eerste molen door stoom aangedreven in gebruik genomen.

In 1309 werd voor het eerst het noorden van het Osnabrücker Land in de kronieken genoemd, aanvankelijk als Ortland, vanaf 1580 als Oartland, vanaf de 17e eeuw als Artland. Vanaf 1394 was er sprake van een heksenjacht die lang zou duren. Pas in 1636 bereikte dit zijn hoogtepunt, in 1640 kwam er definitief een einde aan.

In 1568 werd in de Piesberg de eerste kolenmijn gevestigd. In de eeuwen die volgden werden, ruwweg tot in de jaren zeventig van de negentiende eeuw, tientallen nieuwe schachten gegraven.

Het Osnabrücker Land werd verschillende malen door een pestepidemie getroffen. Zowel in 1350 als in de periode 1575-1579 kwamen duizenden mensen om als gevolg van deze ziekte en de daarop volgende misoogsten en hongersnood. Kort daarna, in de jaren 1597-1599 brak opnieuw een pestepidemie uit.

Vanaf 1618 woedde de Dertigjarige Oorlog waaraan in 1648, met de Vrede van Westfalen, een einde kwam.

In het zuiden van het Osnabrücker Land werd in 1724 voor het eerst een zoutwaterbron ontdekt die later zou leiden tot vele kuuroorden. Het eerste gradeerwerk in Bad Rothenfelde werd in de jaren 1773-1777 gebouwd. Vanaf 1789 heerste de Franse revolutie die ook het Osnabrücker Land niet ongemoeid liet. Naar het voorbeeld van de Franse boeren kwamen in 1794 de boeren rond Gesmold in opstand tegen de landeigenaren nadat deze de loop van de rivier de Hase veranderd hadden. Het was de grootste boerenopstand in het Osnabrücker Land ooit.

Zoals zoveel delen van Duitsland werd het Osnabrücker Land bestuurd door de kerkelijke macht. Samen met de stad Osnabrück maakte het tot 1803 deel uit van het prinsbisdom Osnabrück, ook wel het Hochstift Osnabrück genoemd. In de daarop volgende jaren heeft het diverse overheersers gekend. Tot 1806 maakte het deel uit van het Pruisische rijk, daarna, tot 1810, was het een deel van het koninkrijk Hannover, vervolgens kwam het in handen van de Fransen en na 1815 hoorde het weer bij Hannover. Dat duurde tot 1867, het jaar waarin het koninkrijk Hannover aan Pruisen verviel. Pas in 1972 kreeg het Osnabrücker Land (en Osnabrück) zijn huidige vorm. Het was het gevolg van de herindeling van de vroegere districten Melle, Wittlage en Bersenbrück.

Hoewel er al ruim voor het begin van onze jaartelling ijzer in het gebied gevonden werd, duurde het toch nog tot 1856 voordat de eerste serieuze pogingen werden gedaan om het ijzererts op grotere schaal te gaan bewerken. Dat gebeurde vooral vanuit Georgsmarienhütte.

Osnabrücker Land, het graafschap Bentheim en de aangrenzende gebieden waaronder delen van oostelijk Nederland, doen er alles aan om het toerisme in die streken te bevorderen. Mede daarvoor werd in 1956 de EUREGIO in het leven geroepen. Vanuit die organisatie wordt op tal van manieren de aandacht op de regio gevestigd. De grote (wereld)tuinbouwtentoonstelling werd in 2003 mede op initiatief van EUREGIO grensoverschrijdend georganiseerd tussen de gemeenten Gronau en Losser (kijk ook bij: Het geheim over de grens).