Suriname

Swipe

Vogels

Kustvogels

Het grote aantal insecten in Suriname vormt een rijke voedingsbron voor de ruim 650 vogelsoorten die er eveneens voorkomen. Een aantal vogels, zoals de stern, de blue wing eend, de visarend, de koprofowru en de boerenzwaluw komt jaarlijks uit Noord-Amerika om aan de kust van de Guyana’s te overwinteren. Opvallend in het kustgebied is de felrode ibis, die heel verwarrend in Suriname flamingo wordt genoemd. De rode ibissen leven samen met de lepelbek in enkele grote kolonies tussen de witte reigers op de modderbanken en in het mangrovebos. Een andere ibissoort is geheel zwart met een blauwgroene glans en komt voor in het binnenland. Alle kleine witte reigersoorten worden in Suriname sabaku genoemd. De reiger komt veelvuldig voor en wordt door de nationale luchtvaartmaatschappij als merkteken gevoerd. De koereiger is oorspronkelijk afkomstig uit Afrika, maar maakte de oversteek naar Zuid-Amerika. De vogels slapen en broeden in kolonies in het struikgewas langs oevers en kreken. De koereiger zoekt voedsel in de buurt van grazend vee; vandaar de naam. Grote visetende watervogels zijn onder andere zilverreigers, kumawari’s (kruinreigers) en houtooievaars.

Zangvogels

Behalve het kustgebied is ook de omgeving van Paramaribo een eldorado voor vogelliefhebbers. Op open terreinen in het savannebos en vlak bij de stad komen wevervogels voor, zoals de banabeki en de ponpon. De grote zangvogels zijn te herkennen aan hun lange buidelvormige nesten aan het uiteinde van boomtakken. De wijfjes van de zwarte vogels met rode en gele vlekken op vleugels, rug en stuit maken in één tot twee weken de zakvormige nesten. De mannetjes proberen ondertussen met veel gekrijs vijanden als slangen, apen, vleermuizen en uilen van de opvallende nesten te verjagen. De nesten van ponpons zijn niet zo lang als van banabeki’s. Hun roep is dan ook minder luidruchtig en melodieuzer. De pikolet en de twatwa zijn kleine zangvogels waarop driftig wordt gejaagd. Een zangvogel waarmee flink geoefend is, kan veel geld opleveren.

Pkinfowru en bosvogels

De Surinaamse benamingen voor de blauwgrijze tangara, blawki (blauwtje) en het katoenvogeltje, gotromotyo (vrij vertaald met straatslet) zijn verzamelnamen geworden voor allerlei kleine vogeltjes. Daarbij hoeft een blawki niet met alle geweld blauw te zijn. Voor het benoemen van een klein vogeltje kunt u ook gewoon volstaan met de term pkinfowru ofwel: kleine vogel.

Jachtvlees levert de powisi of zwarte hokko. De zwartgekleurde vogel met een gele snavel kan 90 centimeter worden en eet bij voorkeur vruchten. Rond de voorlaatste eeuwwisseling werden hokko’s gebruikt om goud uit het binnenland naar de stad te smokkelen. Smakelijk is ook de marai, een kleiner familielid van de powisi die lijkt op een jonge kalkoen.

Jagers houden niet van de busi-kaka of roodpoot caracara. Het gekrijs van de roofvogel stuurt alle dieren naar hun schuilplaats. Ook de kwetkwet-yaba of roepende piha laat een opvallend geluid horen. De grijze vogel is bekend om de roep ‘peeppeejo’. Als zijn roep wordt nagebootst komt de vogel dichterbij. Papegaaien zijn eveneens zeer luidruchtig. In Suriname komen 24 soorten voor, waarvan de ara’s (ook wel raven genoemd) de grootste zijn. Kleinere soorten zijn de parkieten en raafparkieten. Mooi om te zien, met zijn bontgekleurde snavel, is de toekan; in het Sranan kuyake, naar het geluid dat hij voortbrengt. Een markant dier is het rotshaantje. Het mannetje is bijna geheel helder oranje van kleur. Spectaculair is het voortplantingsgedrag van de vogels. Tijdens het broedseizoen komen de mannetjes in groepen op baltsplaatsen bij elkaar, waar ieder een goed territorium probeert te vestigen. Een mannetje probeert dan te paren met een wijfje dat toevallig door de broedplaats vliegt. Het ligt voor de hand dat maar enkele dominerende macho’s tot paren komen.

Roofvogels

In Suriname zijn 48 soorten roofvogels gesignaleerd. De kleinste, de fremusu-aka of vleermuisvalk weegt nog geen ons, terwijl de grootste, de gonini of harpij-arend, meer dan 7 kilo kan wegen. Veel roofvogels hebben hun voorkeur voor bepaalde prooidieren. De krabu-aka leeft vrijwel uitsluitend van krabben in het kustgebied. De pakro-aka leeft van het vlees van huisjesslakken, de babun-aka van vis en de alen-aka van slangen. Kikkers en hagedissen staan op het menu van de doifi-aka, die overal in het land voorkomt.

10 prachtige bestemmingen in Suriname