Het Leukental
De naam wordt nauwelijks meer gebruikt omdat er geen rivier of beek is met de naam Leuken en dat is wel de traditie in Oostenrijk: een dal wordt gemoemd naar het water dat er door stroomt. Het is ook aan vergissing van Duitse ambtenaren te danken dat het dal zo heet. Door hun gebrekkige kennis van de Oostenrijkse dialecten trokken ze totaal verkeerde conclusies.
Leuken is de verbasterde naam van het adellijk geslacht Liuchinger, dat al in 1170 ophield te bestaan. Hun burcht werd Leukenstein genoemd, die zich waarschijnlijk aan de voet van de Niederkaiser, een berg nabij St. Johann i. T. bevond, maar de juiste plaats is niet bekend.
Het Leukental begint bij Pass Thurn en eindigt in Duitsland. De rivier die er doorheem stroomt kent de namen Jochberger Ache, Kitzbühler Ache, Grossbache en Kössener Ache om uiteindelijk in de Chiemsee in Duitsland te eindigen als Tiroler Ache. Daar heeft men zich dan weer wel aan de Oostenrijkse naamgevingstraditie gehouden en het dal Achental genoemd. Verwarring alom dus, maar hoe het allemaal genoemd wordt, Jochberg, Kitzbühel en St. Johann i. T. liggen officieel allemaal in het Leukental.
Sankt Johann in Tirol
Net zoals bij veel andere plaatsen in het Leukental (tussen Jochberg en de grens met Duitsland in Beieren) vestigden al een paar eeuwen voor het begin van onze jaartelling Illyrische volkeren zich in de omgeving van St. Johann i. T. (660 m), op zoek naar kopererts. En ook hier namen de Romeinen rond 15 v.Chr. de touwtjes in handen en stichtten er de provincie Noricum. Na de ondergang van het Romeinse Rijk in 476, kwamen en gingen tal van volkeren die participeerden in de grote volksverhuizing (vanaf de 4e eeuw). In de 7e eeuw bleven de Bajuwaren, een van oorsprong Germaans volk, er wonen en kwam het gebied bij het hertogdom Beieren. Vanuit Beieren trokken ook missionarissen het gebied binnen en zij waren verantwoordelijk voor de bouw van de eerste kerk, gewijd aan Johannes de Doper. Rond 1150 kwam de naam van Sankt Johannes voor het eerst in de analen voor. Het duurde evenwel tot 1446 voordat de parochie St. Johannes daadwerkelijk gestalte kreeg. In 1808 werd de parochie zomerresidentie van de bisschop. De groei van (inmiddels) St. Johann dateert uit 1540, toen de koper- en zilvermijnen heropend werden. Ze brachten de omgeving voorspoed en rijkdom. In de 17e eeuw slaagde men erin om de diepste mijnschacht ter wereld te realiseren. Men dolf grondstoffen tot op een diepte van meer dan 780 meter. In de 18e eeuw werden de mijnen geleidelijk aan gesloten. Toen St. Johann in 1875 werd aangesloten op het spoorwegnet volgden de ontwikkelingen elkaar in hoog tempo op. Het dorp kwam verder uit zijn isolement en werd in economisch opzicht van grote betekenis. De gemakkelijke bereikbaarheid zorgde er voor dat ook talloze toeristen de plaats als bestemming voor zomer- en wintervakantie kozen. Het belang van St. Johann i.T. zorgde ervoor dat vanaf 1956 de titel 'Marktgemeinde' gevoerd mocht worden. De gemeente is altijd een toeristische trekpleiser van betekenis gebleven. In de zomer zijn het verwarmde openluchtzwembad en de zomerrodelbaan aantrekkelijk genoeg om vakantiegangers uit de verre omgeving naar de stad te lokken, in de winter zorgen uitgebreide voorzieningen ervoor dat het zowel de skiër, de langlaufer als de wandelaar aan niets ontbreekt. In de zomer en in de winter zijn zowel de in 1728 gewijde Maria Himmelfahrtkirche met de Madonna uit 1450, de 17e eeuwse Pfarrhof, ooit de bisschoppelijke residentie en de uit 1674 daterende St. Antoniuskapel, plaatsen die een bezoek waard zijn. Fieberbrunn
Gedurende de winter staat in Fieberbrunn (780 m) alles ten dienste van de wintersporters. Het grote skigebied Pillerseetal voorziet de winterporter van alles wat deze zich wenst. Ook in de zomer trekt het dorp toeristen, maar dat zijn vooral de echte rustzoekers. Ooit heette het dorp Pramau. De naam Fieberbrunn (letterlijk vertaald: koortsbron) werd aan de plaats gegeven door hertogin Margaretha Maultasch van Tirol, die er in 1354 werd overvallen door hevige koortsen. Aangeraden werd om water te drinken uit een bron waarvan werd beweerd dat er een geneeskrachtige werking van uitging. De hertogin genas inderdaad en bepaalde dat de naam voortaan 'Fieberbrunn' zou zijn en dat het dorp tevens het predikaat 'Luftkuhrort' mocht voeren. Nog steeds komen gasten speciaal voor de geneeskrachtige werking van het water naar Fieberbrunn. Wil je logeren in een onderkomen dat vroeger een adellijk kasteel was, dan kom je in het voormalige Schloss Rosenegg terecht. Diverse bergbanen en stoeltjesliften zijn beschikbaar om je naar hoger gelegen gebieden te brengen waar mooie wandelingen gemaakt kunnen worden, onder andere naar de prachtig gelegen Wildseelodersee, een van de mooiste bergmeren in de Oostenrijkse Alpen. Kitzbühel
Als er één plaats te noemen is die iedereen in Nederland direct in verband brengt met wintersport dan is het Kitzbühel (762 m). Het dankt zijn bekendheid vooral aan de Hahnenkammrennen, elk jaar een hoogtepunt in het skiseizoen. Maar er is meer. Behalve op skigebied geniet Kitzbühel ook nog om andere sportieve elementen grote bekendheid. In de eerste plaats vanwege de Austrian Open, een tenniswedstrijd met deelname van vrijwel alle grote namen op tennisgebied. Daarnaast werd de plaats in juni 2014 overspoeld door meer dan 2000 atleten die meededen aan de Kitzbüheler triathlon: een tak van sport die tot de zwaarste sportieve beproevingen gerekend wordt: zwemmen, fietsen en dan nog eens de marathon. De winnaar van het evenement mocht zich Europees kampioen noemen. In 2017 wordt, dankzij het succes van 2014, in Kitzbühel opnieuw het Europees kampioenschap triathlon afgewerkt. Dat alles moet dan ook nog eens plaatsvinden, althans de laatste twee onderdelen, over een parcours dat verre van vlak te noemen is. Het zwemonderdeel vindt plaats in de aangrenzende Schwarzsee. Dat Kitzbühel zijn sportieve zaken altijd grondig aanpakt blijkt wel uit de vele mogelijkheden die de sporters geboden wordt: in de winter zijn er zestig liften in gebruik, de meeste afdalingen worden bedekt met kunstsneeuw als het weer even niet meewerkt, voor de tennisliefhebbers zijn er ongeveer 40 banen beschikbaar verdeeld over verschillende courts. Aan het einde van de 19e eeuw begon het wintertoerisme zich te ontwikkelen. Dat had zijn oorzaak:
De toenmalige burgemeester van Kitzbühel, Franz Reisch, las een artikel over skiën in Noorwegen. Hij bedacht dat dat ook wel eens iets kon zijn om zijn gemeente meer bekendheid te geven en hij bestelde een paar lange latten die hij persoonlijk uittestte op de Kitzbüheler Horn. Zijn enthousiasme was (na enkele slippertjes) groot en hij bestelde een wagonlading skies die hij in Kitzbühel in 1894 te koop aanbood. Waarmee Oostenrijk als skinatie op de kaart gezet werd en Kitzbühel vanaf die tijd toonaangevend werd op skigebied. De bekende, elk jaar terugkerende, Hahnenkammrennen werden in 1931 voor het eerst georganiseerd. Behalve een sportieve geschiedenis (er werden zes Olympische kampioenen geboren die in totaal goed waren voor 22 medailles) is ook het verleden de moeite van het vermelden waard. De geschiedenis van Kitzbühel, wat toen nog een heel andere naam had, gaat terug tot 1100 v.Chr. Toen trokken Illyrische volkeren het gebied binnen, met succes op zoek naar kopererts. Ze bleven er totdat de Romeinen, onder keizer Augustus, rond het begin van onze jaartelling, het gebied overnamen, zoals ook de rest van Europa onder Romeins gezag kwam. Hij stichtte er de provincie Noricum. Na de val van het Romeinse rijk kwamen rond 800, vanuit Duitsland, de Bajuwaren of Bavarii (de provincie Beieren in Duitsland ontleent aan dit volk zijn naam) in het gebied wonen. Zij hielden zich vooral bezig met het kappen en verwerken van hout. Tot ver in de 9e eeuw werd in Kitzbühel koper gedolven en de ligging op het kruispunt van wegen (onder andere naar Pass Thurn) verhoogde de economische belangrijkheid, temeer daar het een belangrijke pleisterplaats was op de weg tussen München en Venetië. Rond 1180 komt de naam Chizbuhel voor het eerst in de geschriften voor. In 1271 krijgt het stadsrechten onder de naam Chizzingenspuehel en wordt ommuurd waarbinnen zich steeds meer mensen vestigden. Door het huwelijk tussen Margarete von Tirol-Görz (vanaf 1366 Magarete Maultasch) en de Beierse hertog Ludwig dem Brandenburger ging het gebied in 1342 tot Tirol behoren. Dat duurde maar kort want in de akte die bij de Vrede van Schärding hoorde, werd bepaald dat Tirol in 1369 weer bij Beieren zou komen. Pas op 30 juni 1504 kwam Kitzbühel en omstreken, door tussenkomst van keizer Maximiliaan weer bij Tirol. Hij verpachtte het gebied aan de graven van Lamberg maar eerst op 1 mei 1840 werd dat gedeelte van Tirol officieel aan Oostenrijk overgedragen. Dat duurde tot 1805 toen keizer Franz I Tirol bij de Vrede van Pressburg Tirol opnieuw aan Beieren overdroeg. Na de val van Napoleon werd Tirol door het Wiener Kongress weer teruggeven aan Oostenrijk. De grootste progressie maakte Kitzbühel door nadat keizer Franz Joseph in 1875 de spoorlijn tussen Salzburg en Tirol in gebruik stelde. De beide wereldoorlogen in de 20e eeuw hadden nauwelijks invloed op Kitzbühel en direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog kon de plaats dan ook eenvoudig de draad weer oppakken. Jochberg
Tussen Kitzbühel en Pass Thurn ligt het dorpje Jochberg (923 m). Als je in de winter naar de pas rijdt dan lijkt het net of het helemaal ondergesneeuwd is en levert het, vanaf de weg, een prachtig plaatje op. De populariteit van Kitzbühel straalt een beetje af op Jochberg en steeds meer vakantiegangers die de hectiek van Kitzbühel een beetje willen ontvluchten, kiezen voor Jochberg als standplaats. Met de bus ben je snel aan de voet van de Hahnenkamm, maar Jochberg heeft ook zelf een mooi skigebied. Vroeger was Jochberg vooral bekend als kuuroord vanwege het geneeskrachtige water dat uit de omliggende moerassen opborrelde. Tegenwoordig kun je zwemmen in dat (gefilterde) water in het verwarmde openluchtzwembad. Als je er in de zomer bent dan moet je vooral een bezoek brengen aan het Schaubergwerk Kupferplatte Jochberg. Het biedt middels een rondleiding een goed beeld over de manier waarop in vroeger dagen koper werd gewonnen (dat er koper te vinden was wisten overigens de Illyriërs al). In het dorp vind je de St. Wolgangkirche, gewijd in 1750, waar mooie fresco's te bewonderen zijn.
Net zoals bij veel andere plaatsen in het Leukental (tussen Jochberg en de grens met Duitsland in Beieren) vestigden al een paar eeuwen voor het begin van onze jaartelling Illyrische volkeren zich in de omgeving van St. Johann i. T. (660 m), op zoek naar kopererts. En ook hier namen de Romeinen rond 15 v.Chr. de touwtjes in handen en stichtten er de provincie Noricum. Na de ondergang van het Romeinse Rijk in 476, kwamen en gingen tal van volkeren die participeerden in de grote volksverhuizing (vanaf de 4e eeuw). In de 7e eeuw bleven de Bajuwaren, een van oorsprong Germaans volk, er wonen en kwam het gebied bij het hertogdom Beieren. Vanuit Beieren trokken ook missionarissen het gebied binnen en zij waren verantwoordelijk voor de bouw van de eerste kerk, gewijd aan Johannes de Doper. Rond 1150 kwam de naam van Sankt Johannes voor het eerst in de analen voor. Het duurde evenwel tot 1446 voordat de parochie St. Johannes daadwerkelijk gestalte kreeg. In 1808 werd de parochie zomerresidentie van de bisschop. De groei van (inmiddels) St. Johann dateert uit 1540, toen de koper- en zilvermijnen heropend werden. Ze brachten de omgeving voorspoed en rijkdom. In de 17e eeuw slaagde men erin om de diepste mijnschacht ter wereld te realiseren. Men dolf grondstoffen tot op een diepte van meer dan 780 meter. In de 18e eeuw werden de mijnen geleidelijk aan gesloten. Toen St. Johann in 1875 werd aangesloten op het spoorwegnet volgden de ontwikkelingen elkaar in hoog tempo op. Het dorp kwam verder uit zijn isolement en werd in economisch opzicht van grote betekenis. De gemakkelijke bereikbaarheid zorgde er voor dat ook talloze toeristen de plaats als bestemming voor zomer- en wintervakantie kozen. Het belang van St. Johann i.T. zorgde ervoor dat vanaf 1956 de titel 'Marktgemeinde' gevoerd mocht worden. De gemeente is altijd een toeristische trekpleiser van betekenis gebleven. In de zomer zijn het verwarmde openluchtzwembad en de zomerrodelbaan aantrekkelijk genoeg om vakantiegangers uit de verre omgeving naar de stad te lokken, in de winter zorgen uitgebreide voorzieningen ervoor dat het zowel de skiër, de langlaufer als de wandelaar aan niets ontbreekt. In de zomer en in de winter zijn zowel de in 1728 gewijde Maria Himmelfahrtkirche met de Madonna uit 1450, de 17e eeuwse Pfarrhof, ooit de bisschoppelijke residentie en de uit 1674 daterende St. Antoniuskapel, plaatsen die een bezoek waard zijn. Fieberbrunn
Gedurende de winter staat in Fieberbrunn (780 m) alles ten dienste van de wintersporters. Het grote skigebied Pillerseetal voorziet de winterporter van alles wat deze zich wenst. Ook in de zomer trekt het dorp toeristen, maar dat zijn vooral de echte rustzoekers. Ooit heette het dorp Pramau. De naam Fieberbrunn (letterlijk vertaald: koortsbron) werd aan de plaats gegeven door hertogin Margaretha Maultasch van Tirol, die er in 1354 werd overvallen door hevige koortsen. Aangeraden werd om water te drinken uit een bron waarvan werd beweerd dat er een geneeskrachtige werking van uitging. De hertogin genas inderdaad en bepaalde dat de naam voortaan 'Fieberbrunn' zou zijn en dat het dorp tevens het predikaat 'Luftkuhrort' mocht voeren. Nog steeds komen gasten speciaal voor de geneeskrachtige werking van het water naar Fieberbrunn. Wil je logeren in een onderkomen dat vroeger een adellijk kasteel was, dan kom je in het voormalige Schloss Rosenegg terecht. Diverse bergbanen en stoeltjesliften zijn beschikbaar om je naar hoger gelegen gebieden te brengen waar mooie wandelingen gemaakt kunnen worden, onder andere naar de prachtig gelegen Wildseelodersee, een van de mooiste bergmeren in de Oostenrijkse Alpen. Kitzbühel
Als er één plaats te noemen is die iedereen in Nederland direct in verband brengt met wintersport dan is het Kitzbühel (762 m). Het dankt zijn bekendheid vooral aan de Hahnenkammrennen, elk jaar een hoogtepunt in het skiseizoen. Maar er is meer. Behalve op skigebied geniet Kitzbühel ook nog om andere sportieve elementen grote bekendheid. In de eerste plaats vanwege de Austrian Open, een tenniswedstrijd met deelname van vrijwel alle grote namen op tennisgebied. Daarnaast werd de plaats in juni 2014 overspoeld door meer dan 2000 atleten die meededen aan de Kitzbüheler triathlon: een tak van sport die tot de zwaarste sportieve beproevingen gerekend wordt: zwemmen, fietsen en dan nog eens de marathon. De winnaar van het evenement mocht zich Europees kampioen noemen. In 2017 wordt, dankzij het succes van 2014, in Kitzbühel opnieuw het Europees kampioenschap triathlon afgewerkt. Dat alles moet dan ook nog eens plaatsvinden, althans de laatste twee onderdelen, over een parcours dat verre van vlak te noemen is. Het zwemonderdeel vindt plaats in de aangrenzende Schwarzsee. Dat Kitzbühel zijn sportieve zaken altijd grondig aanpakt blijkt wel uit de vele mogelijkheden die de sporters geboden wordt: in de winter zijn er zestig liften in gebruik, de meeste afdalingen worden bedekt met kunstsneeuw als het weer even niet meewerkt, voor de tennisliefhebbers zijn er ongeveer 40 banen beschikbaar verdeeld over verschillende courts. Aan het einde van de 19e eeuw begon het wintertoerisme zich te ontwikkelen. Dat had zijn oorzaak:
De toenmalige burgemeester van Kitzbühel, Franz Reisch, las een artikel over skiën in Noorwegen. Hij bedacht dat dat ook wel eens iets kon zijn om zijn gemeente meer bekendheid te geven en hij bestelde een paar lange latten die hij persoonlijk uittestte op de Kitzbüheler Horn. Zijn enthousiasme was (na enkele slippertjes) groot en hij bestelde een wagonlading skies die hij in Kitzbühel in 1894 te koop aanbood. Waarmee Oostenrijk als skinatie op de kaart gezet werd en Kitzbühel vanaf die tijd toonaangevend werd op skigebied. De bekende, elk jaar terugkerende, Hahnenkammrennen werden in 1931 voor het eerst georganiseerd. Behalve een sportieve geschiedenis (er werden zes Olympische kampioenen geboren die in totaal goed waren voor 22 medailles) is ook het verleden de moeite van het vermelden waard. De geschiedenis van Kitzbühel, wat toen nog een heel andere naam had, gaat terug tot 1100 v.Chr. Toen trokken Illyrische volkeren het gebied binnen, met succes op zoek naar kopererts. Ze bleven er totdat de Romeinen, onder keizer Augustus, rond het begin van onze jaartelling, het gebied overnamen, zoals ook de rest van Europa onder Romeins gezag kwam. Hij stichtte er de provincie Noricum. Na de val van het Romeinse rijk kwamen rond 800, vanuit Duitsland, de Bajuwaren of Bavarii (de provincie Beieren in Duitsland ontleent aan dit volk zijn naam) in het gebied wonen. Zij hielden zich vooral bezig met het kappen en verwerken van hout. Tot ver in de 9e eeuw werd in Kitzbühel koper gedolven en de ligging op het kruispunt van wegen (onder andere naar Pass Thurn) verhoogde de economische belangrijkheid, temeer daar het een belangrijke pleisterplaats was op de weg tussen München en Venetië. Rond 1180 komt de naam Chizbuhel voor het eerst in de geschriften voor. In 1271 krijgt het stadsrechten onder de naam Chizzingenspuehel en wordt ommuurd waarbinnen zich steeds meer mensen vestigden. Door het huwelijk tussen Margarete von Tirol-Görz (vanaf 1366 Magarete Maultasch) en de Beierse hertog Ludwig dem Brandenburger ging het gebied in 1342 tot Tirol behoren. Dat duurde maar kort want in de akte die bij de Vrede van Schärding hoorde, werd bepaald dat Tirol in 1369 weer bij Beieren zou komen. Pas op 30 juni 1504 kwam Kitzbühel en omstreken, door tussenkomst van keizer Maximiliaan weer bij Tirol. Hij verpachtte het gebied aan de graven van Lamberg maar eerst op 1 mei 1840 werd dat gedeelte van Tirol officieel aan Oostenrijk overgedragen. Dat duurde tot 1805 toen keizer Franz I Tirol bij de Vrede van Pressburg Tirol opnieuw aan Beieren overdroeg. Na de val van Napoleon werd Tirol door het Wiener Kongress weer teruggeven aan Oostenrijk. De grootste progressie maakte Kitzbühel door nadat keizer Franz Joseph in 1875 de spoorlijn tussen Salzburg en Tirol in gebruik stelde. De beide wereldoorlogen in de 20e eeuw hadden nauwelijks invloed op Kitzbühel en direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog kon de plaats dan ook eenvoudig de draad weer oppakken. Jochberg
Tussen Kitzbühel en Pass Thurn ligt het dorpje Jochberg (923 m). Als je in de winter naar de pas rijdt dan lijkt het net of het helemaal ondergesneeuwd is en levert het, vanaf de weg, een prachtig plaatje op. De populariteit van Kitzbühel straalt een beetje af op Jochberg en steeds meer vakantiegangers die de hectiek van Kitzbühel een beetje willen ontvluchten, kiezen voor Jochberg als standplaats. Met de bus ben je snel aan de voet van de Hahnenkamm, maar Jochberg heeft ook zelf een mooi skigebied. Vroeger was Jochberg vooral bekend als kuuroord vanwege het geneeskrachtige water dat uit de omliggende moerassen opborrelde. Tegenwoordig kun je zwemmen in dat (gefilterde) water in het verwarmde openluchtzwembad. Als je er in de zomer bent dan moet je vooral een bezoek brengen aan het Schaubergwerk Kupferplatte Jochberg. Het biedt middels een rondleiding een goed beeld over de manier waarop in vroeger dagen koper werd gewonnen (dat er koper te vinden was wisten overigens de Illyriërs al). In het dorp vind je de St. Wolgangkirche, gewijd in 1750, waar mooie fresco's te bewonderen zijn.