De zeezigeuners van de Sulu-archipel
Een aparte bevolkingsgroep onder de bewoners van de Sulu-archipel vormen de Bajao Laut of 'mensen van de zee'. Pigafetta, de geschiedschrijver van de expeditie van Magalhães, schreef in 1521 over hen: 'ze wonen altijd op hun boten en hebben geen woningen op de vaste wal'. Ook heden ten dage leven nog vele Bajao-gezinnen op hun traditionele uitleggerwoonboten. Het aantal Bajao wordt geschat op circa 40000, van wie ongeveer tweederde woont in het gebied van de Sulu-archipel. Deze archipel is rijk aan koraalriffen waar de Bajao vissen en andere zeedieren vangen. Een deel van de vangst wordt gebruikt voor eigen consumptie en de rest wordt gedroogd en later verhandeld. Het karakteristieke vissersvaartuig van de Bajao is de 'lipa', een zeven tot twaalf meter lange houten boot, waarmee tochten gemaakt worden tot ver op open zee. Het zeegebied dat door de Bajao bevaren wordt omvat zowel de Suluzee als de Celebeszee.
De Bajao zijn van oorsprong animisten. Ziekten schrijven zij toe aan de invloed van boze geesten ('saitan'). Door een sjamaan, genaamd 'jin', kunnen deze boze geesten uitgedreven worden zodat de zieke kan genezen. Ook de dood is omgeven met rituelen. De graven bevinden zich op speciaal daarvoor gereserveerde eilanden. De overledene krijgt gewoonlijk enkele voorwerpen mee die hij in het hiernamaals zou kunnen gebruiken. Ook bovenop het graf worden dergelijke voorwerpen geplaatst, onder andere in bonte kleuren geschilderde houten modellen van boten. Een typerend aspect van de traditionele huwelijksvoltrekking bij de Bajao is het verschijnsel dat men het gezicht van zowel bruid als bruidegom wit maakt met krijt, waarna men met houtskool enkele zwarte strepen op het gelaat aanbrengt. Daardoor verkrijgen de gezichten een nogal maskerachtige en ernstige uitdrukking.
Geleidelijk aan gaan steeds meer Bajao hun vrije leven op zee verruilen voor een min of meer permanent leven aan de kust, waar ze zich vestigen in paalwoningen. Behalve de visvangst vormt voor deze kustbewoners ook het oogsten van zeewier een bron van inkomsten. In hun streven meer geaccepteerd te worden door de overige bevolking hebben vele Bajao zich inmiddels bekeerd tot de islam. Volgens de informatie van het Nationaal Museum te Zamboanga heeft overigens de term 'bajao' voor de Filippijnse zeezigeuners zelf geen echte betekenis en is de aanduiding 'Sama Dilaut' ofwel zeebewonende Sama(l) correcter. Het woord 'bajao' wordt wel gebruikt door de zeezigeuners van noordelijk Borneo.