Patagonië en Vuurland: Aisén en Magallanes

Swipe

Landschap en klimaat

Patagonië kan geografisch gezien in drie of vier zones worden ingedeeld, parallel aan de kust en de Andes:

1). Een eilandenarchipel met regenwoud voor de kust

Net als Chiloé is de eilandenarchipel voor de kust van Patagonië de zuidelijke voortzetting van het kustgebergte en de centrale laagvlakte, die hier grotendeels onder zee zijn verdwenen. De eilandenarchipel is een 100 km brede zone van eilanden, schiereilanden, fjorden en zeestraten. Het reliëf van de eilanden is ontstaan door geologische opheffing langs breuken, die aan de ligging van de vele zeestraten zijn te herkennen. De heuvelachtige eilanden zijn maximaal 1000 meter hoog en bestaan uit schisten en granieten, onderdeel van de grote granietintrusie van de Patagonische Andes (zie verder geologie van de Andes). De eilanden zijn vrijwel alle onbewoond, op een enkele nederzetting na (Melinka, Puerto Aguire, Puerto Eden). Kolonisatie van deze eilanden is voor het grootste deel mislukt, gezien het miserabele weer met meer dan 2000 mm regen per jaar. De meeste eilanden zijn met gematigd regenwoud bedekt, dat bestaat uit de altijdgroene boomsoorten coigüe, canelo, tepa, tineo en andere. Het regenwoud heeft hier een complexe structuur met een dichte ondergroei van vooral fuinque, de kaneelkleurige arrayán en struiken als quila (bamboeachtige) en chilco (Fuchsia magallanica). Hoe zuidelijker in het eilandengebied hoe minder dicht het regenwoud wordt. In de zuidelijkste eilandenzone van Magallanes met extreem veel neerslag (tot 5000 mm/j!) kan op de buitenste eilanden zelfs geen bos meer groeien. Op arme bodems waar het te stormachtig en te nat is voor bos vinden we een lage begroeiing van dwergstruiken, grassen, (veen)mossen, heide en veenplanten, die worden aangeduid met de naam ‘Tundra Magallanica’. Een groot deel van de met regenwoud gedekte eilandenzone van Patagonië en Vuurland is beschermd in nationale parken.

2). Andesgebergte met fjorden en gletsjers

De hoofdkam van het Andesgebergte grenst in Patagonië vrijwel overal direct aan zee met imposante en steile bergwanden en diepe fjorden en is hierdoor vrijwel ontoegankelijk. De lagere delen en dwarsdalen aan de westkant van de Andes zijn vanwege het regenrijke klimaat begroeid met dicht regenwoud met een vergelijkbare samenstelling als dat van de eilanden. Het gebergte rijst uit zee vaak tot grote hoogte op en neemt het grootste deel van het vasteland in beslag met een chaotisch geheel van gletsjers, toppen en vulkanen, culminerend in de 4000 meter hoge San Valentin. Vergeleken met de rest van Chili vormt de Andes hier niet de oostgrens van het land, maar vormt het het centrale en westelijke deel van het land, ten oosten waarvan zich de meeste plaatsen bevinden. In de Andes tussen Puerto Montt en Chaitén ontbreken vlakke stukken land geheel en voor het aanleggen van de Carretera Austral was dit dan ook het moeilijkste deel. In de Región Aisén zijn alleen rond Coihaique ten oosten van het Andesgebergte grote stukken vlak land aanwezig, waar het grootste deel van de bevolking woont (Coihaique, Chile Chico, Cochrane). Zuidelijker breekt de Andes op in een aantal afzonderlijke bergmassieven, en in de Región Magallanes bevindt zich rond Punta Arenas een grote onderbreking in het gebergte. De bergen van Vuurland zijn een stuk lager, maar maken met hun spitse en besneeuwde toppen (de sneeuwgrens ligt hier een stuk lager) een ruige indruk.

De Patagonische Andes is ontstaan door intensieve opheffing van de aardkorst, waarbij grote hoeveelheden vloeibaar gesteente in de aardkorst omhoog kwamen. Door de afbraak van het gebergte zijn die ‘granietgesteenten’ nu over een groot deel van Patagonië aan de oppervlakte gekomen, en zijn de oude bedekkende gesteenten verdwenen. Vooral bij de Torres del Paine zijn die bedekkende oudere gesteentelagen nog goed te herkennen als donkere lagen bovenop de lichtgekleurde graniettorens. Vanwege het extreme klimaat (continu wind en vorstverwering op geringe hoogte) zijn in de Patagonische granietmassieven scherpe rotstoppen met imposante loodrechte wanden ontstaan. Een aantal beroemde bergen als Cerro Torre, Cerro Fitzroy en de Torres del Paine golden lange tijd als onbeklimbaar, vooral door het abominabele weer. Want op de rotsen die het meest aan de ijzige wind zijn blootgesteld vormen zich grillige sneeuwpartijen, zogenaamde ‘hongos de hielo’ (ijspaddestoelen). Deze ijspaddestoelen, zoals die rond de top van de Cerro Torre, zijn karakteristiek voor de hoge bergen van de Patagonische Andes (en berucht bij alpinisten). Na jaren van vergeefse pogingen beklommen Lionel Terray en Guido Magnone uiteindelijk in 1952 de Fitzroy, Cesare Maestri en Toni Egger in 1959 de extreem moeilijke Cerro Torre, en in 1963 Don Whillans en Chris Bonnington de Paine-toren. Ook nu nog is dit gebied geliefd bij alpinisten uit de hele wereld. Door het slechte weer moeten nog steeds veel beklimmingen na tal van pogingen worden opgegeven.

Actieve vulkanen zoals in het merengebied, vinden we in zuidelijk Patagonië en Vuurland niet zoveel. Over een afstand van 1500 km vinden we slechts vijf vulkanen, die alle wel de hoogste toppen van het gebergte uitmaken en de vorige eeuw actief waren. De midden in de Patagonische ijskap gelegen vulkaan Cerro Aguilera werd pas in 1985 ontdekt. Vulkaan Cerro Hudson, ten zuiden van Coihaique, kwam in 1992 in het nieuws vanwege een heftige uitbarsting, waarbij grote hoeveelheden as werden uitgestoten en tot op 500 km afstand in Argentinië neerkwamen. Langs de weg Coihaique – Cochrane zijn de gevolgen van deze natuurramp goed te zien: grote gebieden zijn geheel bedekt met een decimeters dikke aslaag. Dat de vulkanische uitbarstingen in dit deel van Patagonië niet tot rampen leiden zoals in andere landen van Zuid-Amerika is te danken aan de zeer geringe bevolkingsdichtheid.

3). Loofboszone tussen Andes en steppe

Een sterk in breedte wisselend gebied langs de oostkant van de Andes bestaat uit lage bergmassieven en heuvelland, van vulkanische en sedimentgesteenten. Vooral rond de Straat van Magallanes en in Vuurland wordt het Andesgebergte onderbroken door grote stukken heuvelland. In deze overgangszone aan de lijzijde van de Andes vindt een verandering plaats van het regenrijke Andesgebergte naar de droge Patagonische steppe met minder dan 400 mm regen per jaar. In deze overgangszone groeit een vrij open bladverliezend loofbos van Nothofagussoorten, hoofdzakelijk lenga (of ‘Roble colorado’). De ondergroei van het lengabos bestaat uit struiken als calafate, michay en maitencillo. Op de overgangsgebieden naar het regenwoud (in de Andesdalen) mengt de lenga zich met ñirre (‘Roble blanco’) en coigüe.

4). ‘Patagonische steppe’ of ‘Pampa’

Ten oosten van het Andesgebergte strekt zich de Patagonische steppe of ‘Pampa’ uit over de grens met Argentinië tot aan de Atlantische Oceaan. De Patagonische steppe is een enorm groot gebied van uitgestrekte plateaus bedekt met rolstenen die het ijs na de laatste ijstijd heeft achtergelaten. De Pampa is opgebouwd uit oude sedimentgesteenten, die werden gevormd tijdens een lange periode waarin het gebied telkens wisselde van ondiepe zee naar land en omgekeerd: in zee gevormde kalksteen, leien en mergels wisselen af met rivierzanden en grindlagen. Hier en daar rijzen donkere ‘tafelbergen’ van basalt op uit de vlakte, vulkanische gesteenten die samenhangen met het vulkanisme van de Andes. En veelvuldige vulkaanuitbarstingen in de Andes hebben delen van de Patagonische steppeplateaus met vulkanische assen bedekt, die door de harde westenwinden werden meegevoerd. In de gesteenten langs en voor de kust van de steppe van Magallanes en Vuurland werden in het begin van de vorige eeuw rijke steenkool-, olie- en gasvoorraden gevonden, die erg belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van zuidelijk Patagonië.

Over de Patagonische vlaktes waaien koude en droge winden (die hun regen boven de Andes al hebben uitgestort) die hier maar weinig regen brengen en een grote verdamping veroorzaken die de bodem uitdroogt. De Patagonische ‘halfwoestijn’ of steppe heeft een ‘macchia-achtige’ begroeiing van droogteminnende borstelige grassen en enkele lage struiken. De immense schaal, de uitgestrektheid en monotonie van de Patagonische steppe maakt op de meeste reizigers grote indruk. Voor sommigen het saaiste landschap dat men zich kan voorstellen, voor anderen een van de fascinerendste gebieden op aarde door de eindeloze ruimte, de wind, de pasteltinten van de macchia-vegetatie, de kleurige gesteenten, en de fraaie wolkenluchten. De eindeloze horizon wordt slechts onderbroken door de skyline van een ver stadje, het stof van een auto in de verte, een rij bomen bij een estancia en kilometers prikkeldraad waarachter schapen grazen.

Klimaat: de ‘eeuwige wind’!

Patagonië en Vuurland hebben een gematigd en koud klimaat, met gemiddelde temperaturen rond 10 °C, beïnvloed door de continue westenwinden uit het poolgebied.

Het is vooral de ‘eeuwige’ wind die grote indruk maakt op bezoekers van Patagonië. De stormachtige Patagonische winden zijn een gevolg van de luchtverplaatsingen tussen het hogedrukgebied boven de Pacific en het lagedrukgebied dat zich boven de Argentijnse Pampa vormt. Deze situatie is gedurende de zomermaanden (nov.-mei) stabiel en veroorzaakt heftige stormen. Een bekende spreuk luidt: ‘Als je Patagonië wilt zien, sta dan stil en het blaast allemaal aan je voorbij.’ Windsnelheden op de Patagonische steppe liggen gemiddeld rond 40-50 km/ uur, en in de Andes beukt de wind vaak met snelheden van 80 tot 150 km/ uur. Ook in Punta Arenas en rond de Straat van Magallanes, een notoir tochtgat, zijn windsnelheden tot 150 km/uur geen uitzondering. De wind zorgt echter ook voor heldere luchten en fraaie vergezichten en een vaak fascinerend spel van jagende lensvormige ‘föhnwolken’ die razend snel lijken aan te groeien en op te lossen.

Zoals eerder beschreven worden de klimaten van Patagonië vooral bepaald door de ligging ten opzichte van het Andesgebergte, dat een van de scherpste klimaatgrenzen op aarde vormt: van regenwoud (met vele meters regen per jaar!) aan de westkant naar droge steppe aan de oostkant. De barre natte en koude westkant van de Andes en de centrale delen met hun ijskappen zijn vrijwel ontoegankelijk. De meeste mensen in Patagonië wonen aan de oostkant van het gebergte op de overgang naar de droge Pampa, waar het een stuk minder regent (Punta Arenas: jaarlijkse neerslag 425 mm; Coihaique, 900 mm), en ’s zomers soms behoorlijk warm kan worden. Maar in de winter daalt de temperatuur vaak onder nul en valt er sneeuw. Ook Torres del Paine ligt aan de oostrand van de Andes en heeft een koud toendraklimaat, met het hele jaar kans op nachtvorst, en veel wind. Op de steppe en in de Andes stormt het gedurende een groot deel van het jaar, vooral in de zomer. Rond de Straat van Magallanes (Punta Arenas), waar de stormen vanaf de oceaan gemakkelijk doordringen, zijn windsnelheden tot 150 km/uur geen uitzondering.

Patagonië en Vuurland: Aisén en Magallanes

10 prachtige bestemmingen in Landschap en klimaat en Chili