Praag

Swipe

Praag

‘Praag! Die naam alleen al is als gezang. De zuivere klank raakt in Bohemen een gevoelige snaar en ontroert het hart…’
Svatopluk Cech

In het hart van Bohemen ligt Praag, de gouden stad. De kroniekschrijver Cosmas vertelt de legende van de stichting van de stad Praag (Praha). In dit verhaal speelt de zieneres Libuše (zie geschiedenis) de hoofdrol. Kort na haar huwelijk met Premysl keek zij vanaf het kasteel Vyšehrad over de Moldau uit, wees naar het aan de overzijde gelegen gebied en voorspelde het volgende: ‘Voor mijn ogen verrijst aan beide zijden van de Moldau een stad met kastelen en torens. Deze draagt een koningskroon en haar roem zal tot de sterren reiken.’

Vervolgens gaf zij een dienaar de opdracht de oevers van de rivier te volgen. De eerste man die hij tegenkwam, moest hij naar zijn dagtaak vragen. Bij terugkeer vertelde hij dat de man bezig was een nieuwe bovendorpel (prah) voor zijn hut te maken. Daarop sprak Libuše: ‘Vertel de man en zijn dorpsgenoten dat zij een stad moeten bouwen die de naam Praha zal dragen. Want, zoals een ieder moet bukken om onder een bovendorpel door te gaan, zo zullen alle Tsjechische steden eens buigen voor de grootheid van Praha.’

Geschiedenis

Aan het einde van de negende eeuw verlegden de Premyslide vorst Borivoj (850-895) en zijn vrouw Ludmila de residentie naar Praag en lieten op de plaats waar de huidige burcht staat een fort bouwen. Aan de voet van de burchtheuvel ontstond een nederzetting. Hun kleinzoon Wenceslas stichtte in 925 de Sint-Vitusrotonde.

Rond die tijd ontstond ook Vyšehrad op de andere oever van de Moldau. Vanwege de gunstige ligging aan handelsroutes en bij een doorwaadbare plaats in de rivier was Praag in die tijd een belangrijk handelscentrum. Boleslav II stichtte in 973 een bisdom in de stad. De eerste bisschop was de monnik Adalbert. Hij werd later heilig verklaard. In de elfde eeuw werd melding gemaakt van een marktplaats op de plek waar zich nu het Staromestké Námestí (het Oudestadsplein) bevindt. Aangetrokken door de bedrijvigheid streken steeds meer joodse en Duitse kolonisten in Praag neer.

In 1172 werden de beide oevers van de Moldau door de Judithbrug verbonden. De nederzetting op de rechteroever kreeg in 1235 stadsrechten en werd Staré Mesto (Oude Stad) genoemd. In 1257 stichtte koning Otakar II de Malá Strana (Kleine Zijde) aan de voet van de burchtheuvel als aparte wijk voor Duitse kooplieden. In dezelfde eeuw werd Josefov een zelfstandige joodse stad.

Een periode van grote bloei brak aan toen Karel IV in 1346 de Boheemse troon besteeg. Al vanaf 1340 heerste hij over dit gebied. Hij koos Praag als keizerlijke residentie toen hij in 1355 keizer van het Heilige Roomse Rijk werd. Praag werd het politieke en culturele centrum van het rijk. Hij liet de burcht van vergulde loden daken voorzien, zodat deze bij zonnig weer zouden stralen en schitteren, als teken van de grote roem van het koninkrijk. Aan die tijd dankt Praag de bijnaam ‘gouden stad’.

In 1344 was Praag tot aartsbisdom geworden. In datzelfde jaar begon men met de bouw van de Sint-Vituskathedraal. Vier jaar later werd de Nové Mesto (Nieuwe Stad) gesticht. De stad ontstond ten zuidoosten van de Staré Mesto. Een uitbreiding op de linkeroever van de Moldau zou problemen hebben gegeven vanwege de sterk oplopende bodem. Karel probeerde door de bouw van de Nieuwe Stad het probleem van overbevolking in de Staré Mesto aan te pakken. Inwoners van Praag werden door de belofte dat zij gedurende 12 jaar geen belasting hoefden te betalen, gestimuleerd naar de nieuwe stad te verhuizen. Vooral armere mensen en handwerkslieden maakten van deze regeling gebruik.

Het stratenplan was zeer opmerkelijk voor die tijd. Het was zodanig ruim opgezet dat er tot nu toe geen ingrijpende veranderingen hoefden te worden aangebracht. In datzelfde jaar stichtte Karel de eerste universiteit in Midden-Europa, ‘opdat de natie de vruchten van de wetenschap op haar eigen tafel gedekt kan vinden’. Een paar jaar later begon Peter Parler, een van de opmerkelijkste architecten uit die tijd, met de bouw van de Karelsbrug, die de in 1342 ingestorte Judithbrug moest vervangen. Onder Karels bescherming groeide de rijkdom en de invloed van de katholieke kerk. Vooral na Karels dood leidde de corruptie die hierdoor ontstond tot onvrede bij de bevolking. In de Praagse Bethlehemkapel predikte Jan Hus tegen misstanden in de kerk.

Na de dood van Jan Hus op de brandstapel, namen de hussieten de wapens op tegen de Duitse bovenlaag van de bevolking. Zij gooiden in 1419 enkele katholieke raadsheren uit een raam van het raadhuis van de Nieuwe Stad. De eerste Praagse defenestratie was een feit.

In 1490 verlegde koning Vladislav de koninklijke residentie naar Hongarije. Het gevolg was dat Praag zijn politieke betekenis verloor. Eerder al had Praag op handelsgebied aan belangrijkheid ingeboet. Ook onder de meeste Habsburgers speelde Praag geen politieke rol van betekenis omdat zij het centrum van de macht in Wenen concentreerden. Onder Rudolf II (1576-1611), een hartstochtelijk kunstliefhebber, bloeide Praag korte tijd weer op als centrum van kunst en wetenschap. Rudolf koos de stad als zijn permanente residentie. Hij omringde zichzelf met kunstenaars, geschiedkundigen, wetenschappers en alchemisten.

Aan het begin van de Dertigjarige Oorlog werd Praag de residentie van Frederik van de Paltz, de Winterkoning. Na de overwinning van de Habsburgers bij de Slag op de Witte Berg (1620) werd Wenen opnieuw het hart van het rijk. Praag werd door de regerende vorsten niet vaak meer bezocht. Vrijwel alleen bij de kroning tot koning van Bohemen lieten de keizers zich zien.

Onder Josef II (1780-1790) werden de afzondelijke steden samengevoegd tot één grote stad, die tegenwoordig zo’n 1,2 miljoen inwoners telt. Op 28 oktober 1918 werd de eerste Tsjechoslowaakse Republiek te Praag uitgeroepen. De president, Tomáš Masaryk koos Praag als residentie. Praag werd de hoofdstad van het land. Die functie heeft de stad vervuld, totdat zij op 1 januari 1993 hoofdstad van Tsjechië werd.

10 prachtige bestemmingen in Praag en Tsjechië