Praag

Swipe

Malá Strana

De Premysl Otakar II stichtte in 1257 aan de voet van de burcht een tweede stad, Malá Strana (Kleine of Smalle Zijde) om de grote toeloop van Duitse kolonisten op te kunnen vangen. In de loop der eeuwen werd het stadsdeel uitgebreid. Na 1620 verrezen grote paleizen die onderdak boden aan de rijke adel. Tussen de paleizen staan charmante huizen met booggalerijen en mooie gevels.

De straat Nerudova is een toepasselijke straat om een rondgang door het stadsdeel te beginnen. De straat is namelijk genoemd naar de Tsjechische schrijver Jan Neruda (1834-1891). In zijn boek ‘Verhalen van de Kleine Zijde’ beschreef hij het leven in deze wijk op humoristische wijze. De schrijver/journalist woonde vanaf 1843 in het huis ‘In de drie zonnen’. ‘In de drie violen’ en ‘In de ezel bij de kribbe’ zijn voorbeelden van andere opmerkelijke gevelstenen in deze straat. In het huis ‘In de gouden leeuw’ op nummer 32, bevindt zich een oude apotheek. Op nummer 240 in de straat Nerudova staat het rococo Bretfeldpaleis uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Graaf Pachta, de eerste eigenaar van het paleis, was een befaamd gastheer. Zijn galabals waren vooral onder schrijvers en kunstenaars populair. Een van de gasten was Wolfgang Amadeus Mozart. Graaf Pachta had hem een keer voor het diner uitgenodigd. Voordat Mozart te eten kreeg werd hij een uurtje met ganzenveer en papier opgesloten. Eerst moest hij maar eens de compositie maken waarom Pachta al zo vaak gevraagd had. Mozart werd tijdens zijn eerste bal op het paleis aan de legendarische hartenjager Giacomo Casanova voorgesteld. Casanova is Mozart later behulpzaam geweest bij de totstandkoming van het libretto van de opera Don Giovanni. Er wordt ook wel gezegd dat hij als voorbeeld diende voor de losbandige Don.

Een van de belangrijkste ontwerpers uit de hoogbarok, František Kanka ontwierp het Morzinipaleis (1713) en het daar tegenover liggende Thun-Hohensteinpaleis (1723-1726). Hij nam twee bekende barokbeeldhouwers, Ferdinand Brakkov en Matthias Braun in dienst om de decoraties te verzorgen. De twee adelaars die de poort van het Thunpaleis lijken te bewaken zijn de heraldische symbolen van de familie Kanka.

Het Lobkovicpaleis werd tussen 1703 en 1706 door Giovanni Battista Alliprandi in de vroeg-barokke stijl opgetrokken. In 1753 kreeg de familie Lobkovic het paleis in handen. De mooie tuin achter het gebouw reikt tot aan de Petrínheuvel. Tegenwoordig is in het pand de Duitse ambassade gevestigd. In de tuin van het paleis staat een beeld van een Trabantje op twee benen. Het beeld herinnert aan de Oost-Duitsers die ten tijde van de Fluwelen Revolutie over de muur van de toenmalige West-Duitse ambassade klommen en twee weken in de tuin bivakkeerden, in de hoop op politiek asiel. Ze lieten massaal hun Trabantjes voor de ingang van de ambassade staan.

Het hart van het stadsdeel Malá Strana klopte in vroegere tijden op het Malostranské Námestí, dat in de dertiende eeuw is ontstaan. Aan het plein staat de barokke Sint-Nicolaaskerk (chrám sv. Mikuláš, niet te verwarren met de kerk met dezelfde naam aan het Oude Stadsplein). Met de bouw werd in 1704 door Christian Dientzenhofer begonnen. Zijn zoon Kilian zette de werkzaamheden voort. Het interieur toont de hand van diverse meesters uit de baroktijd. Aan de plafondschildering werd zeven jaar gewerkt (1761-1768). Het onderwerp van het fresco is het leven van Sint-Nicolaas. Het grote orgel werd in 1745 door Thomas Schwarz gemaakt. Wolfgang Amadeus Mozart speelde gedurende zijn verblijf in Praag op dit instrument. Na Mozarts dood werd het requiem dat hij zelf gecomponeerd had, in de kerk aan hem opgedragen.

Aan de noordkant van het plein staat op nummer 7/19 het voormalige woonhuis van familie Šternberk. In het huisje dat iets terug staat brak in 1541 een brand uit die het grootste deel van de Malá Strana in de as legde.

Naast het huis van de familie Šternberk staat het Smirickypaleis. Dit paleis werd aan het begin van de zeventiende eeuw door de rijkste familie van Bohemen in die tijd, de familie Smiricky in renaissancestijl gebouwd. Later kreeg het paleis een barok uiterlijk. In het paleis werd in 1618 vergaderd door leiders van de anti-Habsburgse oppositie. De Tweede Praagse Defenestratie, die de aanleiding vormde tot de Dertigjarige Oorlog was hiervan het gevolg. Nadat de protestanten bij de Slag op de Witte Berg waren verslagen, werden de bezittingen van Smiricky geconfisqueerd. Het paleis kwam in handen van de roemruchte legeraanvoerder Albrecht Wallenstein, in die tijd een favoriet van keizer Ferdinand II (zie ook onder Cheb).

Ten zuiden van de Sint-Nicolaaskerk loopt de straat Karmelitská, waaraan de Maria Victoriekerk (kostel panny Marie Vítezné) staat. In deze kerk wordt het gezegende Kindeke Jezus van Praag vereerd. Het kleine beeldje is afkomstig uit Spanje en was het huwelijksgeschenk voor Maria Manriques de Lara en Vratislav van Pernštejn. Hun dochter Polyxena deed het kindeke cadeau aan de Praagse karmelieten. Zij zei daarbij: ‘Ik geef u iets wat veel voor mij betekent. Houd het beeldje in ere, dan zal het u goed gaan.’

Of het beeldje echt magische krachten bezit zal altijd wel een mysterie blijven, maar vaststaat dat het na die tijd goed ging met de orde. Ferdinand II ondersteunde de karmelieten financieel en de wijnoogst op de Petrínheuvel was dat jaar overvloedig. Ook van wonderen werd gesproken: zieken werden genezen en de karmelieten bleven tijdens de pestepidemie gespaard. Het Kindeke werd met geschenken overladen. Maria Theresia borduurde zelfs eigenhandig een kledingstuk. Over de hele wereld zijn kopieën van het beeldje te vinden.

Het Waldsteinpaleis staat aan het gelijknamige plein, dat een stuk ten noorden van het Malostranské Námestí ligt. De al eerder genoemde Albrecht von Waldstein (of Wallenstein) gaf de opdracht voor het paleis. De bouw nam zo’n zeven jaar in beslag. In die tijd was het paleis het grootste privé-eigendom van Praag. Drieëntwintig huizen, drie tuinen en een steenbakkerij moesten plaatsmaken voor dit immense complex. Italiaanse en Midden-Europese invloeden vinden zijn weerslag in het laatrenaissance-ontwerp. Ook barokke details zijn te herkennen. In het paleis is nu het ministerie van Cultuur gevestigd. Het gebouw kan slechts tijdens concerten bezocht worden.

Het complex vormt een afgesloten domein waarbinnen zich ook de paleistuin (Valdštejnská zahrada) bevindt. De ingang van deze tuin ligt aan de straat Letenská. In de tuin staat de Sala Terrana, die in de maniëristische stijl is opgetrokken. Baccio di Bianco heeft de taferelen uit de Trojaanse oorlog en het stucwerk in de vorm van vruchten en wijnranken aangebracht. De kunstmatige grot die naast de Sala Terrana is neergezet, wordt ook wel ‘Waldsteins badkamer’ genoemd. In de tuin staan verder kopieën van beelden van Adriaan de Vries. De originelen zijn in 1648 als oorlogsbuit naar de tuinen van het koningsslot Drottingholm in Zweden overgebracht. De tuin wordt aan de noordoostzijde afgesloten door de voormalige manege. In 1854 was de rijschool het decor voor het sprookjesachtige verlovingsbal van Frans Josef I en Elisabeth (Sissi). Nu biedt de manege onderdak aan wisselende exposities. De ingang tot de galerie bevindt zich vlak bij het metrostation Malostranská.

Iets voorbij de brugtoren van de Karelsbrug bevindt zich het Kampa eiland. Dit eiland wordt van Malá Strana gescheiden door een arm in de rivier die de Duivels Stroom (certovka) genoemd wordt. Het eiland veranderde in vroegere tijden regelmatig van vorm door de stroming van het rivierwater. Na de grote brand in het stadsdeel Malá Strana kwam daar verandering in. De stenen die na het sloopwerk niet meer nodig waren, werden gebruikt om de oevers van het eiland te verstevigen.

10 prachtige bestemmingen in Malá Strana en Tsjechië