Santa Clara
De hoofdstad van de provincie Villa Clara werd pas in 1689 gesticht. Een aantal families streek op deze plaats neer nadat Remedios voor de zoveelste keer door zeerovers geplunderd was. Later, nadat een grote brand Remedios min of meer verwoestte, voegden zich daar nog een aantal mensen bij en geleidelijk aan kreeg de stad economische betekenis. Na Pinar del Río is de omgeving van Santa Clara de plaats voor de beste Cubaanse tabak. Deze tabak staat bekend als Vuelta Arriba.
Verder is de industrie van grote betekenis voor deze plaats. Naast z’n cement- en textielindustrie is er een bedrijf, de INPUD, waar (op initiatief van Che Guevara), elektrische huishoudelijke apparaten gemaakt en geassembleerd worden, het grootste bedrijf op dit gebied op Cuba. Natuurlijk heeft ook Santa Clara zijn suikerindustrie.
Op het schaduwrijke stadsplein, het Parque Vidal, is het goed toeven. Regelmatig worden hier muziekuitvoeringen in de open lucht gegeven. Santa Clara bezit weinig bezienswaardigheden, maar er zijn tóch een paar gebouwen met een opmerkelijk verleden. Het Teatro Caridad bijvoorbeeld, werd in 1885 gebouwd in opdracht van de familie Abreu, schatrijk geworden in de suiker, om de armen van de stad kennis te laten maken cultuur. Schuldgevoelens?
Vaststaat dat in de stad in 1878 al een eerste school werd gesticht en een kliniek waar gratis geneeskundige hulp werd geboden. Het theater, aan de Calle Máximo Gómez, werd later ingericht als klooster, er was ooit een handelsschool in gevestigd en het deed zelfs enige tijd dienst als ministerie. Nee, het gebouw werd geen museum, hoewel de meubelen die zich in het ‘1878 Restaurant’, de huidige naam en bestemming van het pand, daar wel geschikt voor zouden zijn.
Terug naar het Parque Vidal, waar het museum voor decoratieve kunst bezocht kan worden, evenals Buen Viaje, een kerkje met een fraai houten plafond. Het onvermijdelijke Casa de la Troba en het provinciaal toeristenbureau bevinden zich eveneens op het plein. Overigens, de meeste steden hebben een Casa de la Troba. Het is een soort buurthuis waar lokale (muziek)verenigingen, groepen en solisten repeteren, voorstellingen en uitvoeringen geven. Sommige casas zijn beroemd, zoals die in Havana en in Santiago de Cuba.
De moderne geschiedenis van Santa Clara begint feitelijk met de revolutie. Men zou kunnen zeggen dat Santa Clara de bakermat is van het huidige Cuba. Het was hier dat Che Guevara (zie Ernesto “Che” Guevara) in december 1958 uit het Escambray gebergte naar Santa Clara getrokken, Batista in feite tot zijn vertrek dwong. Nadat Che Guevara met zijn troepen de stad was binnengetrokken, reageerde Batista door wapens en munitie naar de stad te sturen. De gepantserde trein waarin dit alles zich bevond werd gemakkelijk door Che onderschept en buitgemaakt. De 21 wagons waren weliswaar gepantserd, maar men had verzuimd de onderkanten eveneens te versterken.
De wapens werden ingezet tegen het leger van Batista dat geen schijn van kans meer had, temeer niet daar steeds meer Cubanen zich bij de goed getrainde guerrillas aansloten en manschappen van het Cubaanse leger massaal de zijde van de rebellen kozen. Vier van de gepantserde wagons die deel uitmaakten van de trein én de bulldozer die de trein uit de rails duwde, zijn als monument blijven bestaan, het Monumento al Tren Blindado (het museum van de gepantserde trein). Veel gegevens over de revolutie bevinden zich in het Museo de la Revolución, gevestigd aan de gelijknamige plaza.
Op dit plein bevindt zich verder een geweldig bronzen standbeeld van Che. ‘Hasta La Victoria Siempra’ staat op de sokkel ‘Altijd op weg naar de overwinning’. Deze strofe uit de afscheidsbrief van Guevara aan Castro ter gelegenheid van zijn vertrek naar Bolivia, zult u door het gehele land als billboard aantreffen met een portret van Che. Op de achtergrond van het beeld is een muur opgesteld waarin gevechtsscènes zijn uitgehouwen.
Op dit plein zijn op 8 oktober 1997, de dag waarop het 30 jaar geleden was dat Che Guevara gedood werd, de stoffelijke resten van Che in een voor hem ingericht mausoleum bijgezet. Zolang de verering van Ernesto ‘Che’ Guevara blijft bestaan, zal Santa Clara een soort bedevaartsoord zijn voor de Cubanen.
De oudste plaats in de provincie is Remedios, op 3 mei 1514 door Vasco Porcallo de Figueroa (alwéér een andere conquistador) gesticht als San Juan de los Remedios. In opzet wijkt de stad niet af van elke andere stad uit die tijd: een plein met een kerk, een gemeentehuis en een plaats waar de soldaten verbleven. Een dergelijk plein kreeg dan ook vaak de naam Plaza de Armas, omdat op het plein de militaire parades werden gehouden. De stad werd in 1692 in opdracht van de inquisitie platgebrand, nadat een priester beweerde dat er een leger demonen in de stad huisde. De inwoners herbouwden de stad. Misschien vinden in deze geschiedenis de Parrandas hun oorsprong.
Parranda betekent lol maken, herrie schoppen. Het feest heeft veel weg van Vastenavond, al werd het op een ander tijdstip gevierd. Oorspronkelijk werd op kerstavond, teneinde de inwoners van Remedios aan te sporen de nachtmis te bezoeken, met behulp van alles wat kabaal maakte, later door allerlei dweilorkesten, een maximum aan geluid geproduceerd. Het is niet uitgesloten dat dit aanvankelijk bedoeld was om de boze geesten te verdrijven. Dat dit uit de hand zou lopen was te voorzien. Op zeker moment bezocht niemand de nachtmis meer. Het feest veranderde van karakter.
De festiviteiten werden verplaatst naar de laatste zaterdag van het jaar. De inwoners van de twee grootste stadswijken: San Salvador en Carmen, bouwden in het diepste geheim praalwagens. In een soort wedstrijd werd uitgemaakt wie de fraaiste praalwagen en wie het aardigste orkest op de been had gebracht. Dat was nog niet zo eenvoudig, want de praalwagens werden niet alleen op uiterlijk beoordeeld.
Na de traditionele rondrit door de stad, die tegen het invallen van de duisternis begon, begeleid door de orkesten die de al even traditionele polkas parranderas speelden, werden ze tegenover elkaar op het Plaza Martí opgesteld. Op vernuftige manier was er allerlei vuurwerk in de wagens ingebouwd en pas na het afsteken daarvan werd de winnaar bepaald. Het feest ging echter door tot in de vroege ochtend, waarbij de praalwagens en orkesten in optocht gevolgd werden door lampion- en vaandeldragers.
De herinnering aan de Parrandas (na het uitroepen van de ‘bijzondere periode in vredestijd’ stopte men met de traditie) wordt levend gehouden in het Museo de las Parrandas een paar minuten lopen van het Plaza Martí.
Op het plaza zélf vraagt een tweetal gebouwen bijzondere aandacht. Natuurlijk is daar de kerk: de Iglesia de San Juan Bautista. De kerk dateert uit 1541 en is daarmee een van de oudste kerken op Cuba. Als door een wonder overleefde het de stadsbranden, maar een aardbeving in 1939 richtte veel schade aan. De kerk is tamelijk onopvallend aan de buitenkant. De grote blikvanger is het altaar in de kerk. Het werd uit cederhout gemaakt door de Cubaanse beeldhouwer Rogelio Atá en overtrokken met 24-karaats goud. De kosten kwamen voor rekening van Gutimio Falla Bonnet, die eveneens de tien jaar durende restauratie bekostigde.
Het Museo de Música is gevestigd in het geboortehuis van Alejandro García Caturla, een van de stadshelden, advocaat en componist. De man was zijn tijd ver vooruit op sociaal en maatschappelijk terrein. Hij had maling aan conventies en was wars van alles wat naar corruptie rook. Zo trouwde hij een zwarte vrouw en na haar overlijden haar zuster. Hij weigerde steekpenningen, wat hem later waarschijnlijk noodlottig werd. Hij paste dus niet in de ‘Batista cultuur’. Na zijn studies in het buitenland, keerde hij steeds weer terug naar zijn eigen orkest en was enthousiast deelnemer aan de Parrandas.
Om die reden is zijn saxhoorn, die hij gebruikte tijdens de optochten, in het Parrandas museum ondergebracht. De rest van zijn persoonlijke bezittingen staat in het museum dat aan hem gewijd is. Hij staat bekend als een van Cuba’s grootste componisten. Als rechter weigerde hij een omkoopsom aan te nemen van een plaatselijke politicus. Al dan niet in opdracht van Batista werd hij kort daarna, op 12 november 1940, 34 jaar oud, vermoord.
Als u een dagje wilt gaan vissen, of op een schitterend gelegen kampeerplaats wilt verblijven dan moet u naar Caibarién, een vissersplaatsje op enkele kilometers afstand van Remedios gaan. De vissers nemen u graag een dag mee de Atlantische Oceaan op en de pont brengt u in een kwartier naar Cayo Conuco, een 145 ha groot eiland voor de kust en een paradijs voor natuurliefhebbers. Op de camping zijn eenvoudige bungalows te huur.
Caibarién stelt weinig voor, maar aan de pakhuizen is duidelijk te zien dat dit ooit een havenplaats van betekenis was. De lange pier wordt gebruikt door watersporters, in de omgeving zijn fraaie strandjes. Overigens, langs de noordkust van Villa Clara bevindt zich de Archipiélago de Sabana, een uitgestrekte archipel met tientallen grotere en kleinere, bewoonde en onbewoonde eilandjes. Een lustoord voor rustzoekers en natuurliefhebbers!
In het uiterste noordwesten van de provincie ligt Corralillo, bekend van de Elguea bronnen. In een eenvoudig hotel nabij de bronnen (een constructie die op geheel Cuba opgang doet als gezondheidstoerisme), verblijven patiënten met reumatische en huidaandoeningen. Ook mensen die te kampen hebben met ademhalingsproblemen of tobben met aandoeningen van het zenuwgestel, schijnen baat te vinden bij de zwavelhoudende modderbaden.
Aan de andere kant van Santa Clara, ongeveer halverwege de weg naar Trinidad (via Manicaragua), op de grens met de provincie Cienfuegos, ligt het Embalse Hanabanilla. Het is een stuwmeer dat zich in de Sierra de Escambray bevindt. Er bevindt zich een waterkrachtcentrale. Verder is het van belang voor de watervoorziening én het is een belangrijk recreatiegebied voor Cubanen uit de wijde omgeving. Ook komen er veel toeristen die er een dag doorbrengen om te roeien of te wandelen, voor een tochtje met de boot of om te hengelen. Het meer is befaamd door de aanwezigheid van forelbaars.
Zolang het huidige Cuba zal bestaan, misschien wel zolang er idealistische jongeren zijn die de wereld willen veranderen, blijft Che Guevara een idool. Op Cuba is hij een held, een grote vrijheidsstrijder. Zijn persoonlijkheid en idealisme spreken de bevolking tot op de dag van heden nog steeds aan. Zijn politieke idealen zijn wat op de achtergrond geraakt. Misschien is de verering van Che een cultus aan het worden. Een historicus verklaarde eens: ‘Naarmate de tijd vordert zie ik de afbeeldingen van Che veranderen. Zijn haar wordt steeds langer en zijn baard groeit nog steeds. Hij gaat steeds meer op een Christusfiguur lijken’.
In die tijd waren Che’s opvattingen over Christus waarschijnlijk nog niet bekend. Che noemde hem ooit een mislukte revolutionair die, in plaats van de mensheid te binden, tweedracht zaaide en aanleiding was tot vele bloedige oorlogen. Nóg steeds roepen levensgrote billboards langs de weg op ‘om te zijn zoals Che’ en nog steeds beginnen Cubaanse schoolkinderen hun dag met de leus: ‘Pioniers van het communisme, we zullen zijn zoals Che’.
Provincie Villa Clara
Hotel
Met een beetje fantasie ligt Cuba als een sigaar tussen de vingers van de schiereilanden Florida en Yucatan in de mond van...