Cultuurlandschappen
Een groot deel van het landoppervlak is in cultuur gebracht. Dit is vooral het geval in de kuststreken en de laaglandgebieden. In vrij veel gebieden (o.a. zuidelijk Luzon, Bohol en delen van Mindanao) wordt het landschapsbeeld bepaald door ontelbare kokosnootpalmen (Cocos nucifera). Een nog aanzienlijk groter areaal wordt benut voor het verbouwen van rijst (Oryza sativa) en maïs (Zea maïs). Uitgestrekte plantages met suikerriet (Saccarum officinarum) bevinden zich o.a. op Negros en in het centrale deel van Luzon. Ten gevolge van de veel toegepaste 'kaingin'-landbouw, waarbij stukken bos gerooid worden en de vrijkomende grond na enkele jaren gewas verbouwen en herhaald afbranden snel uitgeput raakt, is veel land onbruikbaar geworden. Veel heuvels en berghellingen zijn als gevolg van deze praktijken begroeid geraakt met een vegetatie welke overheerst wordt door 'cogon'-gras (Imperata cylindrica), een plant die voor geen enkel doel te benutten is. Bovendien zijn de hellingen veel gevoeliger geworden voor erosie.
Hoewel ook cultuurlandschappen goede levensmogelijkheden bieden voor allerlei wilde diersoorten is de fauna in de gecultiveerde gebieden van de Filippijnen opvallend arm. Dit blijkt onder andere uit de vogelstand. De aantallen van bijvoorbeeld reigerachtigen zijn in veel gebieden met natte rijstteelt (welke een uitstekende biotoop vormen voor deze vogels) verrassend laag. Vermoedelijk is dat vooral een gevolg van bejaging en het behoorlijk intensieve gebruik van pesticiden (giftige gewasbeschermende middelen). De bestrijdingsmiddelen komen via de voedselketen terecht in de vissen die in de ondergelopen rijstvelden worden gekweekt en vormen daardoor op lange termijn ook een bedreiging voor de mens. Plaatselijk lijken de aantallen van bepaalde reigersoorten (o.a. de koereiger en de kleine zilverreiger) de laatste jaren weer wat toe te nemen, mogelijk door verminderde jachtdruk en het gebruik van minder giftige varianten van bestrijdingsmiddelen. Een vrij opvallende vogelsoort die nog betrekkelijk algemeen voorkomt in gecultiveerde gebieden (en tevens in natuurlijke biotopen) is de witkraagijsvogel (Halcyon chloris). Regelmatig kan men hem zien zitten op uitkijkposten als palen en uitstekende dode takken. Bovendien verraadt hij zijn aanwezigheid vaak door zijn opvallende roep. Interessante vogeltjes die men soms in bloemrijke tuinen kan aantreffen zijn honingzuigers (familie Nectariniidae). Deze fraaie vogeltjes, waarvan vooral de mannetjes mooi gekleurd zijn, vormen in Azië en Afrika de tegenhangers van de Amerikaanse kolibries. Op de Filippijnen zijn de honingzuigers vertegenwoordigd met maar liefst twaalf soorten.
Een diersoort die tegenwoordig erg algemeen voorkomt in cultuurgebieden is de Zuid-Amerikaanse pad (Bufo marinus). Hij is na de Eerste Wereldoorlog ingevoerd ter bestrijding van insecten in de kokosplantages. Men ziet ze vooral in de schemering tijdens regenachtige perioden. Nuttige diertjes die vooral binnenshuis de insecten enigszins in toom houden zijn de verschillende soorten gekko's (familie Gekkonidae). Deze kleine hagedisjes zijn dankzij de hechtschijfjes onder hun tenen in staat langs wanden en zelfs plafonds te rennen. Het is vermakelijk om te zien hoe ze over het plafond snelle spurtjes maken om insecten te verschalken. Gekko's komen zeer algemeen voor. Op het platteland vindt men ze in vrijwel iedere woning, maar ook in bijvoorbeeld hotelkamers in de steden komt men ze regelmatig tegen.
Een zeer karakteristiek dier voor de Filippijnen en andere delen van Zuidoost-Azië is de eveneens tot de familie van de gekko's behorende tokkeh (Gekko gecko). Zijn circa 30 cm lange lichaam is bezaaid met oranje vlekken. De tokkeh is minder algemeen dan de kleinere soorten gekko's, maar men kan hem toch wel vrij regelmatig aantreffen. De daken van woningen vormen favoriete verblijfplaatsen. Daar laat hij 's nachts zijn doordringende roep 'tok-kèèèèh' horen. Door velen wordt de tokkeh beschouwd als een symbool van geluk. Minder gewaardeerde dieren die men ook regelmatig bij en in woningen aantreft zijn de talrijke kakkerlakken (insecten-onderorde Blattodea). Vooral de grote exemplaren zien er met hun lange antennes vrij angstaanjagend uit. Het zijn nachtdieren die vooral schadelijk zijn doordat ze voedsel aanvreten. De onaangename geur van de kakkerlakken blijft hangen aan het voedsel zodat ook niet aangevreten delen niet meer geschikt zijn voor consumptie. Kakkerlakken zijn geen specifieke overdragers van bepaalde ziekten, dus wat dat betreft hoeft men niet echt bang voor ze te zijn.