Noord-Luzon

Swipe

Het Centrale Bergland

Het Centrale Bergland van Luzon of wel de Cordillera Central strekt zich in noord-zuidrichting uit over een afstand van bijna 250 km, terwijl de breedte van de bergketen gemiddeld zo’n 50 km bedraagt. De bergen in het gebied bereiken plaatselijk hoogten van meer dan 2500 m; de hoogste top is de Mt. Pulag (2930 m; ook bekend onder de naam Mt. Pulog). Baguio aan de zuidwestkant van de bergketen is de grootste stad van de streek en is vanuit het laagland bereikbaar over goede wegen. In de meer centrale delen van het bergland zijn de wegen over het algemeen van matige tot slechte kwaliteit: smal, bochtig, hobbelig en tijdens regenperioden vaak erg modderig. Gedurende het natte jaargetijde (juli-november) komt het regelmatig voor dat een wegverbinding tijdelijk afgesloten is ten gevolge van een aardverschuiving. Het ligt voor de hand dat het reizen over dergelijke bergwegen vaak een nogal tijdrovende zaak is. Voor een redelijke rondreis door het gebied moet men dan ook rekenen op een reistijd van ongeveer een week. Aangezien het aantal doorgaande wegen vrij beperkt is maken vrij veel toeristen gebruik van dezelfde reisroute, namelijk Baguio-Bontoc-Banaue of vice versa. Bij de hiervolgende plaatsbeschrijving zal ik dan ook deze volgorde aanhouden. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan interessante bestemmingen welke gelegen zijn aan zijwegen van de genoemde route.

Baguio

Vanuit Manila is er dagelijks een vliegverbinding met Baguio. Het vliegveld van Baguio ligt echter circa 7 km buiten de stad en in combinatie met de inchecktijd op het Domestic Airport van Manila is men al gauw circa twee uur onderweg. Met de bus bedraagt de reistijd ongeveer 6 uur en is men aanzienlijk goedkoper uit. Vanaf verschillende punten in Manila vertrekken verscheidene keren per dag relatief comfortabele bussen naar Baguio (o.a. Dangwa Tranco, Dimalasang St., Sampaloc; Philippine Rabbit, Oroquieta Street, Sta Cruz; Victory Liner-terminals aan de E. De los Santos Avenue in Cubao en Pasay City). De route voert via de North Luzon Expressway dwars door de Centrale Vlakte. Het laatste deel van het traject loopt door een mooi nauw dal met steile hellingen, waarlangs zich verscheidene watervallen omlaag storten. Baguio ligt op een hoogte van ongeveer 1500 m en wordt beschouwd als de ‘Poort van de Bergprovincies’. Gemiddeld is het in Baguio 8 °C koeler dan in het laagland van Luzon. Vanwege de bergachtige ligging is het gebied erg regenrijk. In Baguio valt ruim twee keer zoveel neerslag als in Manila. Dankzij het relatief koele klimaat is de stad een belangrijke zomerverblijfplaats voor de meer welgestelde Filipino’s en wordt daarom ook wel ‘Summer Capital of the Philippines’ genoemd. De bijnaam ‘City of Pines’ dankt de stad aan de dennenbossen in de streek welke het landschap overigens een min of meer Europees karakter geven. ‘City of Flowers’ is een aanduiding die eveneens wordt gebruikt en de stad is inderdaad relatief rijk aan kleurrijke perken met mooie subtropische bloemen. Baguio is ook bekend als centrum van ‘faith healers’. Louter met gebruikmaking van hun blote handen zouden zij in staat zijn tot het verrichten van ‘operaties’. In juli 1990 werd Baguio zwaar getroffen door een grote aardbeving (7.7 op de schaal van Richter), waarbij honderden mensen omkwamen. In de stad stortten tientallen gebouwen in, waaronder ook enkele luxe hotels (o.a. Baguio Park Hotel en Hyatt Terraces Hotel). Het grootste deel van de schade aan de infrastructuur is daarna weer hersteld. De meeste Filippijnse toeristen bezoeken de stad omstreeks Pasen en dan zijn de hotels vaak volgeboekt en bovendien vraagt men dan soms hogere prijzen voor de kamers. Voor veel westerse bezoekers fungeert Baguio min of meer als tussenstop en zijn de dieper in het bergland gelegen plaatsen zoals Bontoc en Banaue de feitelijke reisdoelen. Niettemin zijn er in de stad een aantal interessante bezienswaardigheden. Centraal in de stad ligt aan de Magsaysay Avenue de kleurrijke City Market. Tot de karakteristieke producten van de streek behoren onder andere aardbeien, aardbeienwijn, houtsnijwerk en zilveren sieraden. Men kan ook zilverwerk kopen in de St. Louis Filigree Shop bij de St. Louis University (geopend 8.00-12.00 uur en 13.00-17.00 uur, behalve op zondag; toegankelijk via het universiteitsterrein vanaf Assumption Road). Er worden hier ook demonstraties gegeven door leerling-zilversmeden. Aan de noordwestkant van de stad kan men in de Easter Weaving School weefsters aan het werk zien. Uiteraard worden er ook producten te koop aangeboden. Men kan hier terecht op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur. In het gebied ten noordwesten van Baguio bevindt zich ook Tam-awan Village, waar men een aantal traditionele Ifugao-huizen kan bewonderen. De kleine houten woningen zijn oorspronkelijk afkomstig uit het gebied van de Ifugao-stam en zijn hier nauwkeurig gereconstrueerd. Men kan er een goede indruk krijgen van de originele leefomstandigheden en andere aspecten van de cultuur van de bewoners van het Centrale Bergland. Vanaf het hoogste punt van dit expositie-dorpje kan men bij goede weersomstandigheden genieten van een mooi panorama van de kustzone van de provincie La Union. De beste kans op goed zicht heeft men doorgaans in de ochtend, want in de loop van de middag treedt vaak wolkenvorming op. De Easter Weaving School en Tam-awan Village zijn vanuit het stadscentrum bereikbaar door een jeepney te nemen vanaf Kayang Street, nabij de City Market. Van hieruit vertrekken ook jeepneys richting Lourdes Grotto, een Maria-altaar geplaatst bovenop de met dennenbomen begroeide Mirador Hill, vanwaar men een prachtig uitzicht heeft over de stad. Het bij het stadscentrum gelegen Burnham Park is een geliefde plaats voor picknicks. In het park is een klein meer aangelegd. Hier worden bootjes verhuurd. Ten zuidoosten van de eigenlijke stad ligt Camp John Hay, destijds een belangrijk ontspanningsoord voor militairen van de US Army en hun familieleden (in 1991 werden de militaire bases op de Filippijnen verlaten door de Amerikanen). Op het uitgestrekte terrein bevinden zich tennis- en golfbanen en verscheidene bars, restaurants en gastenverblijven. De in de restaurants geserveerde maaltijden zijn van goede kwaliteit en relatief goedkoop. Na het vertrek van de Amerikanen zijn de verschillende faciliteiten van het recreatie-oord opengesteld voor toeristen. Camp John Hay was overigens de plaats waar de Japanse overgave werd ondertekend door generaal Tomoyoko Yamashita, de ‘Tijger van Malakka’. Met deze gebeurtenis was een eind gekomen aan de ruim drie jaar lange Japanse bezetting van de Filippijnen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Noordelijk van Camp John Hay ligt aan de Leonard Wood Road, te midden van een fraaie buitenwijk, de Botanical Garden. Tussen de mooie bloemperken heeft men enkele waterloopjes aangelegd waarboven voortdurend kleurige vlinders en libellen rondfladderen. In het park stonden ook enkele originele woningen van verschillende bergstammen. Als gevolg van achterstallig onderhoud is er van deze bouwsels inmiddels echter weinig meer overgebleven. Als men de Leonard Wood Road verder volgt in oostelijke richting komt men bij het Mines View Park, waar men een mooi uitzicht heeft over het mijnbouwgebied van Benguet. De mijnen zijn overigens thans niet meer in bedrijf. Vanuit de stad kan men deze plaats bereiken door een jeepney te nemen tegenover de City Market. Liefhebbers van baden in warm water kunnen in de omgeving van Baguio terecht bij de Asin Hot Springs, waar zich een zwemvijver bevindt die gevoed wordt door water uit warme bronnen. De reistijd per jeepney (vanaf Kayang Street) bedraagt ongeveer een uur en onderweg passeert men ook een klein houtsnijdersdorp. Iets ten noorden van Baguio ligt La Trinidad, de provinciehoofdstad van Benguet. In het Provincial Capitol Building bevindt zich het Benguet Museum met attributen uit deze streek. Men kan La Trinidad in een kwartier bereiken met een jeepney vanaf de City Market in Baguio. Onderweg ziet men aan de stadsrand van Baguio een Chinese tempel welke bekend is onder de naam Bell Church.

Kabayan

Deze plaats in het oostelijk deel van de provincie Benguet ligt niet aan de route Baguio-Bontoc, maar wordt hier genoemd vanwege de begraafplaatsen met mummies van de Ibaloi-stam. De Ibaloi plaatsten hun doden in foetushouding in uit boomstammen gehakte doodkisten. De ouderdom van de mummies wordt geschat op minstens 500 jaar. Enkele mummies zijn tentoongesteld in het museum in de stad. In verband met vernielingen zijn de belangrijkste grafholen thans afgesloten. Niet ver vanaf Kabayan ligt Mt. Pulag (2930 m), de hoogste bergtop van Luzon. Een beklimming van de Pulag vergt zeker 2-3 dagen en de beste tijd hiervoor is februari-mei. Een gids kan men huren in Kabayan of in het dorpje Ellet aan de westflank van de berg. Bussen naar Kabayan vertrekken doorgaans ‘s ochtends vanaf de Norton Trans Terminal in Baguio en de reistijd bedraagt circa 6 uur. De weg voert langs de in 1963 gebouwde Ambuklao-stuwdam en het gelijknamige stuwmeer dat gevoed wordt door de Agno-rivier. Vanaf Kabayan is er nog geen goede route in noordelijke richting dus als men wil doorreizen naar Bontoc kan men beter eerst weer terug naar Baguio.

Bergroute Baguio-Bontoc

Het bijna 150 km lange traject van Baguio naar Bontoc is vanuit landschappelijk oogpunt een van de fraaiste routes in de archipel. De ruige bergweg was voorheen bekend onder de naam Halsema Highway of – meer toepasselijk – Halsema Mountain Trail, maar werd tijdens het presidentschap van Corazon (“Cory”) Aquino omgedoopt tot de Benigno “Ninoy” Aquino Highway. Niettemin is de oorspronkelijke naam sindsdien steeds in gebruik gebleven. Vanaf de Dangwa-Tranco, Lizardo Trans & D’Rising Sun Terminal bij de City Market in Baguio vertrekken elke ochtend tussen circa 6.00 en 10.00 uur om het uur bussen richting Bontoc. De reistijd bedraagt 7 à 8 uur, afhankelijk van de gesteldheid van de weg (soms erg modderig) en tussenstops. De berghellingen langs het eerste deel van de route zijn vooral begroeid met uitgestrekte dennenbossen en plaatselijk ook loofbos. Voorbij het hoogste punt van het traject (2220 m) is het landschap meer gecultiveerd. Op de langs de hellingen aangelegde terrassen verbouwt men aardappelen en verschillende andere groentesoorten die we ook uit Europa kennen. Daarna voert de route weer door naaldbossen, te midden waarvan ter hoogte van Bauko het kleine hotel Mount Data Lodge is gebouwd. Ten slotte kronkelt de weg omlaag naar het schilderachtig in een prachtig rivierdal gelegen dorpje Sabangan, waarna men korte tijd later Bontoc bereikt.

Bontoc

Het op circa 1000 m boven zeeniveau gelegen stadje Bontoc is de hoofdplaats van de Mountain Province. Het is het centrum van het gebied van de Bontoc, een van de bekendste bergstammen van Luzon. Zeer aan te bevelen is een bezoek aan het Bontoc Museum. Men kan hier talloze voorwerpen en boeiende foto’s bewonderen van de verschillende stammen van het Centrale Bergland. Vanuit Bontoc kan men mooie wandelingen maken naar afgelegen bergdorpjes in de omgeving. Een interessant excursiedoel vormt Maligcong, dat bereikt kan worden na een ongeveer drie uur durende wandeling. Het laatste halfuur wandelt men over een zeer smal paadje te midden van prachtige rijstterrassen welke qua landschappelijke schoonheid kunnen wedijveren met die van Banaue. De dorpsbewoners rekenen er min of meer op van bezoekers geschenken te krijgen zoals versnaperingen of lucifers. De oudere vrouwen in het dorp hebben vaak sterk getatoeëerde armen en dragen ten dele nog traditionele kledingstukken. Bij de jonge vrouwen worden de armen tegenwoordig niet meer van tatoeages voorzien. Eventueel kan het traject naar Maligcong (afgezien van het laatste deel) ook worden afgelegd met een jeepney (enkele per dag; navragen in het hotel). Noordwestelijk van Bontoc ligt het vrij grote dorp Guinaang, dat bereikbaar is via een weggetje waarover incidenteel ook jeepneys rijden (bij voldoende aanbod van passagiers vertrekt er ’s ochtends rond 6.00 uur een vanuit Bontoc). Vanaf Guinaang kan men in ongeveer drie kwartier wandelen naar Mainit, waar zich warme, zwavelhoudende bronnen bevinden. Eventueel kan men vanaf Mainit of Guinaang te voet naar Maligcong en er aldus een forse rondwandeling maken. Wat betreft het wandeltraject Mainit-Maligcong kan men zich het best voor een bescheiden bedrag door een plaatselijke gids laten begeleiden. Vanaf Bontoc in noordoostelijke richting voert een weg langs de Chico-rivier door het gebied van de Kalinga-stam. De in de vallei gelegen plaatsjes Bugnay en Tinglayan zijn bereikbaar per bus of jeepney en van daaruit kan men voettochten maken naar meer afgelegen Kalinga-dorpen in de bergen. Tijdens de laatste decennia van de afgelopen eeuw (vooral in de jaren tachtig, maar ook nog wel tijdens de jaren negentig) gold de provincie Kalinga-Apayao als kritiek gebied in verband met regelmatig optredende guerrilla-activiteiten. De Kalinga’s, gesteund door leden van de NPA (New People’s Army), voerden strijd tegen het regeringsleger vanwege de plannen een stuwdam te bouwen in de Chico-vallei. Hoewel het damproject is afgeblazen is de rust daarna nog niet echt teruggekeerd. In 2001 was er opnieuw sprake van schermutselingen, nu echter tussen enkele rivaliserende Kalinga-dorpgemeenschappen onderling. Hierbij vielen acht doden en talloze gewonden. Indien men het gebied desondanks wil bezoeken dan is het raadzaam eerst informatie in te winnen over de actuele situatie.

Sagada

In plaats van van Baguio meteen naar Bontoc te reizen kan men de reis ook enkele dagen onderbreken in het lieflijke plaatsje Sagada, gelegen ten westen van Bontoc aan een zijweg van de eerder besproken bergroute Baguio-Bontoc. Men kan dan gebruikmaken van de rechtstreekse busverbinding Baguio-Sagada (vanaf de Lizardo Trans en D’Rising Sun Bus Terminal in Baguio vertrekken meerdere bussen tussen circa 7.00 en 9.30 uur ’s ochtends) en dan later per jeepney de reis voortzetten naar Bontoc. Sagada is vooral bekend vanwege de grotten en rotsnissen, waarvan er verscheidene al eeuwenlang worden benut als begraafplaatsen. Ook tegenwoordig gebruikt men deze heilige plaatsen nog incidenteel om de doden hun laatste rustplaats te geven. Als men vanuit het dorpscentrum in zuidelijke richting loopt ziet men al direct bij de dorpsrand in de grillige kalksteenformatie links van de weg een tweetal grafnissen met enkele ‘hanging coffins’ ofwel hangende doodkisten. De kisten zijn vastgezet met pinnen en kabels, terwijl een stuk golfplaat fungeert als afdakje tegen regenwater. Iets buiten het dorp staat aan de linkerkant van de weg een houten hekje, waar een trapsgewijs omlaaggaand paadje begint dat leidt naar de grote Lumiang Burial Cave. Hier zijn vele tientallen doodkisten tegen de rotswand boven op elkaar gestapeld. De oude kisten zijn van het originele type dat vervaardigd werd uit uitgeholde boomstammen. Het deksel is vastgezet met houten pinnen. De meer recentelijk geplaatste kisten zijn van het westerse type en gewoon van planken gemaakt. Weer terug op de weg kan men de wandeling voortzetten in zuidelijke richting. Na vrij korte tijd bereikt men een cementen trap (links van de weg) welke omlaag voert naar de Sumaging Cave, een grote druipsteengrot die niet als begraafplaats wordt gebruikt. Men kan de grot bezichtigen onder leiding van een lokale gids (informeren in het kantoor voor toerisme in het dorpscentrum). Het verdient aanbeveling om een eigen zaklantaarn mee te nemen, want de kerosinelamp van de gids geeft weliswaar goed licht, maar is niet geschikt om voorwerpen op iets grotere afstand te belichten. Enkele tientallen meters vanaf de ingang kan men aan het plafond van de grot verscheidene groepen van honderden vleermuizen opmerken. Het gekwetter dat men hoort komt niet van de vleermuizen, maar van salanganen (een soort gierzwaluwen) die in kleinere aantallen de grot bewonen. Dieper in de grot moet men gedeeltelijk door water waden. Een grondige verkenning vergt circa drie uur. Aan de oostkant van het dorp bevinden zich ook begraafplaatsen in een aantal nissen in een steile rotswand. Aan deze kant van het dorp staat de Masferré Studio, waar zwartwitfoto’s bekeken en gekocht kunnen worden die door wijlen Eduardo Masferré zijn gemaakt omstreeks de jaren dertig en veertig van de 20e eeuw. De overnachtingsmogelijkheden in Sagada zijn beperkt tot enkele eenvoudige herbergen, welke in kwaliteit weinig verschillen. Het verblijf is erg goedkoop. Omgerekend betaalt men circa 5-15 euro per overnachting (zonder/met badruimte); maaltijden zijn eveneens zeer gunstig geprijsd. Sagada leent zich uitstekend voor het maken van lange voettochten in de omgeving (dennenbossen, kalksteenformaties, bergstromen en watervallen, pittoreske dorpjes met rijstterrassen). Langs de paden groeien op sommige plaatsen interessante insectenetende bekerplanten. In de herbergen kan men een routebeschrijving vragen voor langere wandelingen.

Banaue

De beroemde rijstterrassen van de Ifugao-stam in de omgeving van Banaue vormen het hoogtepunt van een tocht door het Centrale Bergland. Hoewel ook elders in Zuidoost-Azië zeer fraaie rijstterrassencomplexen te zien zijn (bijvoorbeeld in Indonesië of Sri Lanka) bieden ze nergens zulke indrukwekkende panorama’s als hier op de Filippijnen. De totale oppervlakte van de rijstvelden rond Banaue bedraagt meer dan 250 km2 en zouden de terrassen achter elkaar gelegd worden dan zou de totale afstand genoeg zijn om de helft van de aardbol te overbruggen. Als de jonge rijstplantjes net geplant zijn kunnen de natte akkers onder bepaalde lichtomstandigheden prachtig glinsteren. Wat later in het seizoen worden de velden diepgroen van kleur en tegen de oogsttijd is de tint veranderd in goudgeel. Een van de beste uitzichten heeft men vanaf het speciale ‘Viewpoint’ enkele kilometers noordwestelijk van Banaue, vanwaar men een groot deel van het dal kan overzien. Hier staan ook meestal enkele oude Ifugao-krijgers in traditionele kleding. Voor een bescheiden bedrag laten ze zich door toeristen fotograferen. Een meer diepgaande indruk van het prachtige landschap krijgt men door het maken van voettochten naar kleinere nederzettingen. Bij het informatiekantoortje voor toeristen in Banaue kan men een kaart krijgen met een beschrijving van verschillende wandelingen. Zeer aan te bevelen is een 1- of 2-daagse trip naar Batad, gelegen in een geïsoleerde vallei, die omringd wordt door hoge bergen. Het dorp wordt omgeven door rijstterrassen die aangelegd zijn in de vorm van een reusachtig amfitheater. Een deel van de woningen in Batad behoort nog tot het originele type. Batad ligt op een afstand van ongeveer 17 km vanaf Banaue. Ongeveer 12 km daarvan (richting Mayoyao) kan desgewenst worden afgelegd per jeepney. Men kan dan het best een dag vooraf vragen of er de volgende ochtend vanuit Banaue een jeepjey vertrekt richting Mayoyao en zich laten afzetten bij Batad Junction, waar een bergpad omhoog voert naar de vallei van Batad. Vanaf dit punt moet men de rest van de trip te voet afleggen. In Batad is eenvoudige overnachtingsmogelijkheid aanwezig. Met een gids kan men vanaf het dorp in ongeveer een uur tijd een snelstromende bergrivier met de indrukwekkende, circa 30 m hoge Tappia Waterfall bereiken. Het lopen over de vaak glibberige en smalle randen van de rijstterrassen is soms vrij lastig. Vooral zwaardere wandelaars glijden nogal eens uit. Zonder gids heeft men kans regelmatig vast te lopen op doodlopende paadjes in het terrassencomplex. Een ander mooi dorpje is Banga-an, gelegen langs de route naar Mayoyao, ongeveer 2 km voorbij de afslag naar Batad. Vanaf Banga-an voert overigens ook een voetpad naar Batad dat als alternatieve (terug-)route gebruikt kan worden in plaats van het eerdergenoemde pad. Banaue biedt een vrij grote variatie aan overnachtingsmogelijkheden. Men kan er terecht in het relatief luxueuze Banaue Hotel, maar ook in een aantal eenvoudige en erg goedkope herbergen. Vanaf Bontoc is Banaue bereikbaar per bus of jeepney. De bus vertrekt ’s ochtends ongeveer tussen 7.00-8.30 uur en de reistijd bedraagt 2 à 3 uur. Langs de gehele route kan men genieten van prachtige uitzichten. Ter hoogte van de provinciegrens zijn de hellingen begroeid met fraaie loofbossen, bijzonder rijk aan epifieten. Vanaf Banaue is er een rechtstreekse busverbinding met Manila. Vanuit Manila vertrekt zowel vanaf de Autobus Transport Terminal als vanaf de Dangwa Tranco Terminal (beide aan de Dimasalang Street in het stadsdeel Sampaloc) dagelijks een bus richting Banaue. Informeer bij voorkeur een dag vooraf naar de precieze vertrektijd. De Dangwa Tranco-bus vanaf Banaue naar Manila vertrekt ’s ochtends vroeg (ter plekke navragen, want de vertrektijden variëren nogal eens). De gehele route is geasfalteerd en de reistijd bedraagt circa 9 uur. Eventueel kan men de reis onderbreken in Bayombong om van daaruit een bezoek te brengen aan de merkwaardige zoutformaties van de Salinas Salt Springs, iets ten westen van Bambang.

10 prachtige bestemmingen in Het Centrale Bergland en Filipijnen