De jeepney
Vandaag de dag is de 'jeepney' een even typerend cultuursymbool voor de Filippijnen als de tulpen, klompen en molens dat zijn voor Nederland. Toch dateert het verschijnsel jeepney pas van na de Tweede Wereldoorlog. Toen de oorlog beëindigd was lieten de Amerikanen talloze afgedankte Willys-legerjeeps achter op de Filippijnen. De Filipino's lieten deze jeeps een grondige metamorfose ondergaan waarbij ze werden omgetoverd tot een unieke soort uiterst kleurrijke minibusjes die elk voor zich beschouwd kunnen worden als rijdende kunstwerken. Behalve door hun bonte kleuren vallen de jeepneys vooral op door de talrijke accessoires die vooral op en rondom de motorkap worden aangebracht. Voorbeelden van dergelijke accessoires zijn spiegels en lampen. De meer karakteristieke versierselen zoals zilverkleurige figuren van paarden en hanen welke oorspronkelijk ook veel gebruikt werden treft men de laatste jaren helaas weinig meer aan. Een soortgelijke versobering valt vast te stellen wat betreft de versiering van de flanken van de jeepneys, waar in plaats van fraaie schilderingen van landschappen en dergelijke thans vaak gewoon stickers worden aangebracht.
Wat het gebruik betreft neemt de jeepney min of meer een positie in tussen een goedkope taxi en een bus. Het achterdeel van het voertuig is verlengd en voorzien van twee lange zitbanken waarop circa 12 passagiers met de knieën tegenover elkaar kunnen plaatsnemen. Tevens is er plaats voor twee of drie passagiers op de voorbank naast de bestuurder. Vooral op het platteland komt het geregeld voor dat de capaciteit nog aanzienlijk wordt uitgebreid. De passagiers schuiven dan elk nog een stukje op zodat er weer wat plaats vrijkomt en ook de krappe ruimte tussen de knieën van de mensen op de achterbanken wordt benut. Daar zet men dan kleine houten krukjes neer waarop ook weer drie of vier passagiers terecht kunnen. Kleine kinderen krijgen meestal een plaatsje op de schoot van de ouder. Als er dan ook nog verscheidene lenige jongens en mannen een plekje bemachtigen boven op het dak kan men zich voorstellen dat het aantal passagiers behoorlijk kan oplopen. Zo reed ik op het eiland Leyte eens mee in een jeepney die werkelijk bomvol was in verband met een hanengevecht in een naburig dorp. Op een gegeven moment reden er in, op en hangend aan het voertuig minstens 34 volwassenen mee en bovendien nog 8 kinderen. Dergelijke overvolle jeepneys zijn op plattelandstrajecten overigens bepaald geen uitzondering. Behalve jeepneys van het klassieke, op een jeep gebaseerde type ziet men tegenwoordig ook vaak modernere, minder indrukwekkend ogende varianten. Voorbeelden daarvan zijn de vrij populaire Ford Fiera en Toyota Tamaraw, die onder andere in Cebu erg veel gebruikt worden.
Het vervoer per jeepney in drukke steden als Manila en Cebu lijkt voor de toerist op het eerste gezicht vrij ingewikkeld, maar dat valt bij nadere beschouwing best mee. De jeepneys rijden vaste routes en de plaats van bestemming (meestal een bekende straat of wijk) staat voor op het voertuig aangegeven. Men kan de jeepney aanhouden door simpelweg de hand op te steken. Het basistarief voor de eerste vier kilometer bedraagt 8 pesos (2008). Als men wil uitstappen geeft men dat te kennen door met de hand tegen het metalen dak te tikken, door een sissend geluid te maken ('tsss') of door 'para' (= 'stop') te roepen. Als u op het platteland een grotere afstand per jeepney wilt afleggen kunt u het best vooraf naar de ritprijs informeren, bijvoorbeeld bij de beheerder van het hotel waar u verblijft. In principe vertrekken jeepneys op plattelandstrajecten pas zodra er voldoende passagiers zijn. Als een toerist te kennen geeft snel zijn bestemming te willen bereiken dan is een jeepneychauffeur meestal wel bereid met een niet volle jeepney te vertrekken, maar de toerist betaalt in zo'n geval wel een extra hoge ritprijs (waarin de lege zitplaatsen verrekend zijn). In het plaatselijke jargon wordt een dergelijke rit aangeduid als 'special ride'.