In Suriname valt jaarlijks meer neerslag dan in Nederland, ongeveer 2200 mm per jaar. Door deze klimatologische omstandigheden is het grootste deel van het land bedekt met oerwoud en ziet men planten en bloemen als het ware groeien. Hoewel er het hele jaar door neerslag valt, onderscheidt men een korte en lange regentijd. Het korte regenseizoen is van begin december tot begin februari, gevolgd door een korte droge periode. Januari gaat met 26 graden door voor de koelste maand en de eerste drie maanden van het jaar zijn dan ook favoriet bij de Surinamers. Van eind april tot half augustus is de grote regentijd met daarna de grote droge tijd, waarin ook de Surinaamse schoolvakantie valt.

De seizoenen kunnen per jaar nogal wisselen en ook in de droge perioden kan het regenen. Kortom, in Suriname is het weer eveneens wisselvallig. De regenbuien zijn meestal kort en hevig. Men spreekt dan van een sibibusi: het bos wordt schoongeveegd. Bij een weti alen is er sprake van een witte regen, een druilerige bui. Doe in geval van regen als de Surinamers en ga schuilen. Daarna zijn de erven en straten weer glanzend schoon en ruikt de lucht naar fruit en vers gemaaid gras. Omstreeks 1830 beschreef de Belgische handelsreiziger Pierre Jacques Benoit het vruchtbare klimaat van Suriname als volgt: ‘Niets kan de nieuwe emoties evenaren die het aanschouwen van deze kust, zo rijk aan natuur, in de geest oproept. Wie immers zou in staat zijn al deze wonderen van lente, zomer en herfst in één huwelijk verenigd, te schilderen? De monding van de Surinamerivier biedt een prachtig uitzicht. De rijkheid van vegetatie die als een groene band de oevers van de oceaan omzoomt, vormt een prachtig contrast met de kale kusten die men verlaat als men uit Europa vertrekt.’