Het oude Havana
De oude stad staat sinds 1982 op de lijst van wereldmonumenten van de UNESCO. Dat zegt iets over de cultuurhistorische waarde van de huizen en gebouwen die men er vindt. Veel gebouwen werden er al in de 16e en 17e eeuw neergezet, er staan nog een kleine 700 gebouwen uit de 18e en 19e eeuw. Waar ooit de patriciërs huisden, wonen nu gezinnen, dicht opeen gepakt.
Het zijn huurkazernes geworden waar soms zelfs de meest noodzakelijke voorzieningen, zoals stromend water, ontbreken. Tevens zijn er delen die in een zo hoog mogelijk tempo gerestaureerd worden, ze krijgen geen opknapbeurt, nee, ze worden in de oorspronkelijke staat hersteld.
Het oude Havana laat zich het beste te voet bezoeken. De meeste auto’s en bussen worden dan ook geparkeerd aan Avenida del Puerto aan de Baai van Havana. Een bezoek aan het Castillo de la Real Fuerza ligt als eerste voor de hand. Het is in oorsprong het oudste fort van de stad, gebouwd als Castillo de la Fuerza tussen 1538 en 1544. Op sommige plaatsen zijn de muren 6 meter dik en 10 meter hoog, bedoeld om bescherming te bieden tegen zeerovers.
Dat heeft overigens weinig geholpen. Na de plundering door de Engelsen in 1555 besloot men het fort uit te breiden, waarmee men in 1577 gereed was. De drie kanonnen staan nog steeds op de haven gericht. In het fort bevinden zich twee musea: het Museo de Armas en het Museo de la Cerámica Artistica Cubana. Het meest opvallende is echter (een kopie van) het bronzen beeld van Doña Isabel de Bobadilla. Het bevindt zich op een van de kasteeltorens en staat bekend als La Giraldilla, het symbool van Havana. Het originele beeld bevindt zich in het stadsmuseum.
Het is nu maar een klein stukje naar het oudste plein van Havana: de Plaza de Armas. Hier werd, naar de overlevering luidt, Havana gesticht. En waar zou men beter kunnen beginnen dan op de plaats waar Havana zélf begon? El Templete. Het neoklassieke ‘tempeltje’ is zeker niet het oudste bouwwerk, het werd pas in 1828 neergezet ter herinnering aan de eerste mis die op die plaats onder een ceiba (kapokboom) werd opgedragen.
De oorspronkelijke boom is er al lang niet meer, zo’n 200 jaar geleden werd die door een orkaan geveld. Men zegt dat de boom die bij El Templete staat een afstammeling (4e generatie) is van de oorspronkelijke ceiba. Aan de boom worden magische krachten toegeschreven. Hij vormt het jaarlijks middelpunt van een feest ter gelegenheid van de schutspatroon van Havana, San Cristobal. Op 16 november komen mensen naar de boom, lopen er driemaal omheen, werpen een geldstuk op de wortels en doen een wens. Vele toeristen volgen op andere dagen hun voorbeeld. In het gebouw bevindt zich een drietal schilderijen van Jean-Baptiste Vermay waarop de eerste mis in Havana, de inwijding van El Templete en de eerste vergadering van de gemeenteraad van Havana zijn afgebeeld.
Midden op het plein staat een standbeeld van Carlos Manuel de Céspedes, de man die in 1868 zijn slaven hun vrijheid gaf en daarmee een voorbeeld stelde. Hij staat bekend als ‘rebellenleider’ doordat zijn daad de directe aanleiding vormde voor het uitbreken van de Eerste Onafhankelijkheidsoorlog, maar ook als ‘vader des vaderlands’ vanwege zijn grote betekenis voor de Cubaanse onafhankelijkheid ten tijde van de Spaanse koloniale overheersing.
Ten tijde van de koloniale tijd werd een onderkomen gebouwd voor de Spaanse gouverneurs van het land, de kapiteins-generaal. Naar een ontwerp van de beroemde Spaanse architecten Trevejos y Zaldivar en Medina werd tussen 1776 en 1791 het Palacio de los Capinanes Generales gebouwd. De houten bestrating aan de zijde van het plein werd aangelegd in opdracht van een Spaanse gouverneur die aan slapeloosheid leed en op die manier het geratel van de wagenwielen op de keien trachtte in te dammen. Na de Spaanse periode deed het gebouw nog enige tijd dienst als onderkomen van de Amerikaanse militaire gouverneur. Vanaf 1920 werd het gebruikt als presidentieel paleis, totdat in 1929 het Capitolio Nacional gereed kwam. Het paleis werd in gebruik genomen als gemeentehuis tot na de revolutie. Thans kan men het gebouw bezoeken, het stedelijk museum, het Museo de la Ciudad, is er gevestigd. Tevens dient het als kantoor van de stadshistoricus.
Rechts van het Palacio de los Capitanes Generales is het Palacio del Segundo Cabo. Een kijkje op de binnenplaats van dit gebouw uit 1772, oorspronkelijk opgezet als postkantoor, is zeer de moeite waard.
Vanaf het plein zuidwaarts bevindt zich de Calle Oficios. Deze straat is eigenlijk alleen maar interessant voor liefhebbers van musea, hoewel de gebouwen duidelijk maken dat hier meesters van de bouwkunst aan het werk geweest zijn. In het Museo Numismático, eertijds de residentie van de bisschop van Havana, bevindt zich een collectie munten uit de koloniale tijd, het automuseum biedt ruimte aan antieke auto’s, waaronder een witte Rolls-Royce en in het Casa del Arabe bevinden zich voorwerpen van Arabische kunst en cultuur. Tevens is hierin de enige islamitische gebedsruimte op Cuba gevestigd. In het gebouw bevindt zich een oosters restaurant.
Voor degenen die in de geschiedenis van de slavenhandel geïnteresseerd zijn is een bezoek aan het Casa de Africa een aanrader. Het bevindt zich, nadat men Casa del Arabe is gepasseerd, rechts tussen de Calle Obrapia en de Calle Lamparilla. Het geeft een inzicht in de wijze waarop in de 16e en 17e eeuw honderdduizenden slaven door de Spanjaarden naar Cuba werden gebracht.
Opnieuw rechtsaf komt men via Calle San Ignatio bij de Calle Obispo, een van de drukste straten in Havana. Op de hoek bevindt zich het geheel gerestaureerde hotel Ambos Mundos. In dit hotel was Ernest Hemingway in de jaren dertig een vaste gast en hij schreef hier zijn boek For Whom The Bell Tolls, dat hij in 1940 voltooide. De kamer (nr. 511) van Hemingway is als museum ingericht, hij zou, bij wijze van spreken, zó weer aan de slag kunnen, hoewel een aantal voorwerpen niet origineel is. Het boek werd in 1943 verfilmd.
Laat de Calle Obispo even links liggen en ga rechtdoor. In enkele minuten is de Plaza de la Catedral bereikt, gedomineerd door de barokke Catedral de la Habana. De jezuïetenpaters bouwden het vanaf 1704 grotendeels eigenhandig, maar het duurde tot 1789 voordat het werd ingewijd. De jezuïeten waren toen al uit Cuba verbannen. In 1767 namen de Spanjaarden het karwei over en zetten een aanmerkelijk groter bouwwerk neer dan oorspronkelijk bedoeld was. De kathedraal wordt Catedral de San Cristobal de la Habana genoemd. Men zegt dat Columbus hier van 1797 tot 1898 begraven gelegen heeft nadat men in 1796 zijn beenderen uit Hispaniola (Haïti en de Dominicaanse Republiek tezamen) had overgebracht. De Spanjaarden namen bij hun vertrek de stoffelijke resten weer mee om ze te herbegraven in Sevilla. De kathedraal is te bezichtigen en er worden nog steeds missen opgedragen. Het interieur is sober, maar het bekijken waard. De kathedraal staat op een plaats waar vroeger een moerasachtig gebied was. De oorspronkelijke naam van het plein is dan ook Plazuela de la Ciénaga: moerasplein. Aan het plein bevinden zich nog een paar opmerkelijke optrekjes.
Geïnteresseerden in het koloniale verleden moeten zeker een bezoek brengen aan Museo de Arte Colonial. Dit museum is gevestigd in het oudste herenhuis van Havana, de Casa de Luis Chacón, ook wel bekend als Palacio de los Condes de Casa Bayona of kortweg Casa Bayona. Behalve voorwerpen uit de koloniale tijd beschikt het museum over een prachtige binnenplaats. Doordat het recht tegenover de kathedraal gelegen is én een balkon aan de voorzijde heeft, geeft het ook nog een prachtig uitzicht over de plaza. Verder bevindt zich op het plein nog een tweetal andere zogenaamde ‘stadspaleizen’: het Palacio del Conde Lombillo en het Palacio de los Marqueses de Arcos. Ze werden vrijwel gelijktijdig gebouwd (1737 en 1741) en zijn middels een zuilenrij met elkaar verbonden. Het eerste herbergt het onderwijsmuseum. Men krijgt er een uitstekend beeld van de strijd tegen het analfabetisme op Cuba. In het tweede bouwwerk wordt échte kunst aangeboden. Hier bevindt zich namelijk Taller Experimental de Gráfica de la Habana. U kunt er zien hoe grafische kunst ontstaat en u kunt het er kopen.
In het Casa de Baños is de kunstgalerei van Victor Manuel gevestigd. In de schaduw van de zuilengalerei van restaurant El Patio is het goed toeven. Het bevindt zich in een groot herenhuis, de Casa del Marqués de Aguas Claras, een markies van het zuiverste water dus. Er zijn maar weinig plaatsen in Havana waar op een terras gegeten kan worden, dit is er een van.
De schoonheid van het plein gaat grotendeels verloren doordat het vaak als markt in gebruik is. Vele kunstenaars proberen er hun producten aan de man te brengen. Er zijn fraaie dingen te koop, maar zonder kennis van zaken is de kans op een miskoop levensgroot. Natuurlijk ontbreekt de kitsch al evenmin en regelmatig bevinden zich Cubanen op het plein die ‘origineel’ zijn uitgedost. De bedoeling is zich te laten fotograferen voor minimaal één CUC.
In de aan het plein grenzende Callejón del Choro staat een kleine fontein. Deze herinnert aan het feit dat hier het eerste aquaduct van Cuba was. Links op de Calle Empedrado, om precies te zijn op nummer 207, is het beroemde restaurant Bodequita del Medio gevestigd. Het dankt zijn beroemdheid aan het feit dat zich hier in vroeger dagen veel schrijvers ophielden die hun manuscripten kwamen corrigeren in opdracht van een in de omgeving gevestigde drukker. Het was ooit een kruidenierswinkel, maar door de toeloop van schrijvers begon de grutter, Angel Martinez, drankjes en lunches te verkopen. In de bar op de begane grond plaatsten veel kunstenaars hun handtekening op de wanden. Daarbij de beroemd geworden spreuk van Hemingway, die een vaste bezoeker was: ‘My mojito in La Bodeguita, My Daiquiri in El Floridita’. Hoewel niet te ontkennen valt dat zijn handtekening eronder staat, doen hardnekkige geruchten de ronde dat de spreuk door anderen verzonnen en geplaatst is. Vaststaat dat de mojito, Cuba’s nationale cocktail, hier werd uitgevonden. Deze staat nog steeds op de drankenlijst, maar er zijn andere gelegenheden waar men voor de helft van de prijs die in La Bodeguita betaald moet worden, een mojito geserveerd krijgt die tweemaal zo goed is.
Als men van een echte Cubaanse maaltijd wil genieten: varkensvlees met zwarte bonen, dan is het boven de bar gelegen restaurant een prima gelegenheid. La Bodeguita is door vele beroemde personen bezocht. De vroegere Chileense president Salvador Allende schreef op een van de wanden: Viva Cuba libre, Chile espera (leve het vrije Cuba, Chili hoopt). Verder komt men handtekeningen tegen van Alejo Carpentier, een Cubaans schrijver, Nat ‘King’ Cole en… Fidel Castro.
Wanneer men is uitgekeken in en om het Plaza de la Catedral kan een wandeling gemaakt worden in de Calle Obispo. Vroeger was dit hét centrum van winkelend Havana. Op een paar uitzonderingen na, maken de gebouwen een vervallen indruk. Een aantal ervan is in gebruik als woning, misschien is het woord wooncontainer beter op zijn plaats. De vroeger indrukwekkende gebouwen met bijzonder hoge vertrekken (soms wel tot meer dan 5 meter), zijn horizontaal gesplitst, zodat er steeds een verdieping tussen kwam. Men noemt ze barbacoas, indiaanse paalwoningen. De verbouwing had soms desastreuze gevolgen voor de constructie van de panden. Veel ervan staan uit het lood, andere zijn inmiddels onbewoond vanwege het instortingsgevaar. Winkels zijn dichtgetimmerd en voor andere staan soms lange rijen mensen te wachten tot er iets te koop wordt aangeboden. Slechts op een enkele plaats krijgt men een indruk hoe het vroeger geweest moet zijn.
Het hotel Ambos Mundos werd al even genoemd, maar ook de Panadería San José en vooral de Droguería Johnson zijn fraaie voorbeelden van renovatiewerk. Als men bij deze laatste binnenstapt waant men zich in de jaren twintig. Het Palacio del Turismo bevindt zich aan de rechterkant in de Calle Obispo en is (in principe) dag en nacht geopend.
Aan het einde van de straat (gerekend vanaf het Plaza de Armas) staat aan de linkerzijde (eigenlijk in de Calle San Raphael), de andere kroeg waar Hemingway graag verbleef en waarschijnlijk zijn meest favoriete: El Floridita. Hij mixte hier zijn eigen daiquiri, de Papa Doble, die men nog steeds kan bestellen. In deze bruine kroeg (thans een luxe restaurant, waar het eten bést wat beter kan) schreef Hemingway zijn onvoltooide novelle Islands in the Stream, dat in 1970 postuum werd uitgegeven.
De grens van het oude Havana, Habana Vieja, is nu ongeveer bereikt. Via de Avenida de Bélgica (ook bekend als Calle Monserrate) loopt men het vroegere centrum van Havana in, Centro Habana.
Cultuur snuiven in Havana? Verblijf dan in het Plaza hotel. Dit 4-sterrenhotel heeft een zeer centrale ligging in deze bijzondere stad. Diverse...
Hotel
Met een beetje fantasie ligt Cuba als een sigaar tussen de vingers van de schiereilanden Florida en Yucatan in de mond van...
Iberostar Grand Packard is een luxe 5-sterren hotel en ideaal gelegen in Havana. Vanwege de ideale ligging van het hotel zijn er...