Het Caribische gebied

Swipe

De Ruïnes van Quiriguá

Quiriguá, een afgelegen plaatsje met zo’n 1300 inwoners, ligt te midden van bananenplantages. Het bestaat voornamelijk uit bouwvallige houten huizen die rond het spoorwegstation gebouwd zijn, vanwaar de bananen verzonden worden. Het voormalige grote ziekenhuis van de United Fruit Company, dat gespecialiseerd was in tropische ziekten, wordt nu onder andere als school gebruikt. In Quiriguá wordt een fiesta gevierd in de eerste week van juni van donderdag tot en met zondag. Het klimaat is hier heet en vochtig, ‘s avonds koelt het nauwelijks af.

De ruïnes van Quiriguá bevinden zich 3 km buiten de stad. Je kunt met een microbus vanuit Quiriguá naar de kruising van de Carretera al Atlántico via een onverharde weg. Dan moet je nog drie kilometer langs een bananenplantage naar de ruïnes lopen. Er is geen enkele schaduw op deze weg. Het is dus een lange, warme wandeling. Je kunt ook tegen een kleine vergoeding achterop een brommer meerijden naar de ingang van de ruïnes, maar ga nooit met z’n tweeën achterop één brommer, want je brengt het er nauwelijks levend van af. Soms kun je ook met een pick-up meeliften. De ruïnes zijn geopend van 8.00 tot 16.30 uur; de entree bedraagt Q25. Er is wat eten en drinken verkrijgbaar.

Historische achtergronden

Tegen het einde van de 5e of het begin van de 6e eeuw vestigden de Maya’s zich hier in de vruchtbare laagvlakte van de Mota-gua-rivier. Vermoedelijk waren het inwoners van het 50 km verwijderd liggende Maya-centrum Copán. Dit cultuscentrum is waarschijnlijk in slechts 65 jaar ontstaan. In eerste instantie dacht men dat Quiriguá een soort satellietstad van Copán was, maar dat gold alleen voor de eerste periode. Tijdens de regeringen van de 3e en 4e heerser van Copán van 445 tot 495 na Chr. werd Quiriguá door Copán bestuurd. De 13e heerser van Copán, 18 Konijn, werd echter door Cauac Hemel, de eerste heerser van Quiriguá, gevangengenomen en onthoofd in 738 na Chr., waardoor Quiriguá onafhankelijk werd. Het is mogelijk dat Cauac Hemel hierbij geholpen werd door niet-Maya-volkeren. Quiriguá werd vanaf 724 na Chr. bestuurd door Cauac (tweebenige of tweearmige) Hemel, die 60 jaar op de troon zat. Hij kreeg drie of vier opvolgers van wie Jade Hemel in 805 de scepter in handen kreeg. Quiriguá had een gunstige ligging in verband met de jadehandel langs de Río Motagua. De stad kende een bloeiperiode van ruim 100 jaar tot ongveer 850 na Chr., wat later was dan de meeste andere Maya-centra.

Inmiddels is door het huidige archeologische onderzoek duidelijk geworden dat Cauac Hemel Copán wilde imiteren en zelfs overtreffen door nog hogere stèles op te richten, een nog grotere plaza aan te leggen en nog grotere tempels en paleizen te bouwen. Copán en Quiriguá vertonen dan ook overeenkomsten op architectonisch gebied. Op vijf monumenten op de Gran Plaza noemde Cauac zijn overwinning op 18 Konijn; op één monument staat: ‘Cauac Hemel besteeg de troon in het land van 18 Konijn.’ Misschien heeft hij zich ook land van Copán toegeëigend. Toch bleef ondanks de bloei van de stad de bevolking slechts een kwart van die van Copán.

De ontdekker van Quiriguá is de Engelse schilder en tekenaar Frederick Catherwood, die de eeuwenoude monumenten zo realistisch in beeld bracht dat John Lloyd Stephens onmiddellijk de overeenkomst zag met Copán. Hoewel hij Quiriguá nooit bezocht had, wilde hij het gebied kopen net als Copán. De eigenaars, de gebroeders Payés, vroegen echter een zo hoog bedrag dat de koop niet doorging.

Alfred Maudslay was de leider van het eerste wetenschappelijke onderzoek dat van 1881 tot 1894 plaatsvond. Tussen 1910 en 1914 werden de eerste monumenten uitgegraven. De opgravingen werden van 1915 tot 1934 voortgezet door het Carnegie Institution onder leiding van Sylvanus G. Morley, die dacht dat Quiriguá een kolonie van Copán was. Op het ogenblik wordt het Quiriguá Project uitgevoerd door de University of Pennsylvania.

Beschrijving van de ruïnes

De ruïnes bevinden zich in een prachtig woud van 30 ha, dat in de jaren dertig van de 20e eeuw nog een echt oerwoud was. Tegen-woordig wordt het terrein als park onderhouden. Het bestaat uit een kortgehouden grasveld, de Plaza Ceremonial, waarin en waaromheen de ruïnes van heiligdommen staan. De tempels, stèles en altaren liggen onder grote tropische bomen als ceiba’s en amate-bomen, waarin vele vogels, zoals gieren, huizen. Ten zuiden van de Plaza Ceremonial die ook wel Gran Plaza wordt genoemd en waar de hoogste stèles staan, ligt de Plaza van de balspelplaats. Daar bevinden zich de meest bijzondere zoömorfen.

De Akropolis met vijf paleizen ligt ten zuiden van deze plaza. Er zijn geen grote piramides en maar weinig gebouwen, maar de altaren, stèles en zoömorfen zijn heel bijzonder. Deze bouwwerken vormen de Grupo Principal (hoofdgroep C) en deze ligt het dichtst bij de rivier.

Groep A ligt op een bergrug ten noorden van het dal en werd pas in 1921 door een werknemer van de United Fruit Company ontdekt. Hier staat een tempel met een brede toegang en één kamer. Tevens staan er enige monumenten die dateren uit de periode van 475 tot 495 na Chr. Hier werd een aantal bewerkte voorwerpen van obsidiaan gevonden.

Groep B ligt in het rivierdal en bestaat uit drie kleine heuvels die om een rechthoekige plaza liggen. Van de gebouwen, waarvan slechts weinig is overgebleven, werd er één opgegraven. Er staat één stèle, S, de 1e stèle van Cauac Hemel waarop de datum 746 na Chr. staat.

Als je de entree gepasseerd bent, beland je op de Gran Plaza. Hieronder volgt een beschrijving van de belangrijkste monumenten van groep C die je al wandelend van noord naar zuid passeert. Het reliëf van deze monolieten is minder diep dan in Copán, waardoor de stijl strakker en geometrischer is en de beelden minder realistisch overkomen. De plaza bestond oorspronkelijk uit een serie platforms en kende stenen bestrating. Elke vijf jaar werd een stèle opgericht die weer groter en hoger was dan de vorige. De eerste was stèle H uit 751 na Chr., de grootste en hoogste stèle is E die in 771 na Chr. werd opgericht. Hierna volgden kleinere stèles en na 780 na Chr. maakte men zoömorfen, grote monsterachtige wezens met trekken van verschillende dieren. Ook menselijke wezens komen erin voor. De plaza was een openbaar terrein waar waarschijnlijk ook gehandeld werd in goederen, aangezien de rivier destijds vlakbij was.

Stèle A is een portret van de 1e heerser van Quiriguá, Cauac Hemel, die verantwoordelijk is voor de meeste monumenten op deze plaza. Op de achterkant van de stèle is de dansende jaguargod van de onderwereld afgebeeld.

Stèle C is identiek aan stèle A, beide zijn ze door Cauac Hemel het laatst opgericht in 775 na Chr.

Van Stèle D is het gezicht verdwenen. Het meest bijzonder zijn de hiërogliefen die net als die op stèle F het toppunt van de artistieke mogelijkheden op dit gebied laten zien.

Bij Zoömorf B komt Cauac Hemel uit de bek van het hemelmonster, waarbij de heerser een zonnegodmasker op zijn hoofd draagt. Op dit monument staan zeer ingewikkelde hiërogliefen.

Stèle E is met 10,6 m de hoogste stèle van Quiriguá en misschien wel de hoogste die ooit door de Maya’s gemaakt is. Hierop staat weer Cauac Hemel afgebeeld met een scepter en een schild in zijn handen. Morley ontdekte een fout in de inscripties, waarbij men zich een jaar vergist heeft.

Stèle F staat tegenover E in het midden van de plaza. Het gezicht op de zuidkant wordt omringd door skeletachtige slangen en de heerser houdt de handen op de borst. Op de andere kant staat hij met de scepter en het zonneschild in beide handen. De gezichten hebben een van de kin afhangende baard net als op de stèles in Copán. Morley trof op deze stèle de volgens hem fraaiste hiërogliefen aan.

Zoömorf G is het begrafenismonument van Cauac Hemel waarop de datum van de gevangenneming van 18 Konijn staat vermeld. Tevens draagt het de inscriptie van de opvolger Hemel Xul, die waarschijnlijk de zoon van Cauac Hemel was. De noordkant heeft een jaguarkop waar uit de bek een menselijk hoofd en bovenlichaam steekt; de zuidkant bestaat uit een hoofd met masker en veren.

De oudste stèle van groep C is stèle H, de tweede die Cauac Hemel oprichtte. Hij draagt een enorme veren hoofdtooi; houdt een tweekoppige ceremoniële staf in de handen; draagt bijzondere ronde oorpluggen en boven zijn voorhoofd is het masker van de zonnegod te zien. Op de achterkant van de stèle staat het zeldzame motief van de geweven mat.

Stèle J is van bruine zandsteen gemaakt en weegt zo’n 30 ton. Het is weer een portret van Cauac Hemel die met scepter en een schild met de jaguargod van de onderwereld staat afgebeeld. Een inscriptie met een strijdbijl vermeldt de gevangenneming van 18 Konijn. De zijkanten en de achterkant staan vol met inscripties.

De stèles I en K zijn opgericht door Krul Hemel, de kleinzoon of achterkleinzoon van Cauac Hemel. Ze zijn veel kleiner en plomper. De persoon op stèle I draagt twee zonnegodmaskers op het hoofd. De achterkant toont de heerser in kleermakerszit in een nis op de troon, die gevormd wordt door een monster. De hele stèle is omringd met meer dan 200 veren.

Stèle K is de laatst opgerichte stèle (805 na Chr.) in Quiriguá en vermeldt de troonsbestijging van Jade Hemel, de laatste heerser van deze dynastie. Maudslay ontdekte de stèle in 1884 en noemde hem ‘de dwerg’. Op beide kanten staat de heerser afgebeeld.

Je bereikt nu de plaza van de balspelplaats. De kleine balspelplaats is niet gerestaureerd. Op deze plaza staan het oudste monument van groep C en de meest bijzondere zoömorf.

Ten zuiden van de balspelplaats ligt zoömorf P, ‘de grote schildpad’, het meest bekende monument van Quiriguá. Dit werd in 795 na Chr. aan het einde van de regering van Hemel Xul geplaatst. Op de bovenkant staat een monster afgebeeld; op de noordkant zit de heerser in de open bek van het monster. Zowel de oostkant als de westkant toont het oog van het monster waar zich rechtsboven een brulaap bevindt. Dit zou Hun Batz, een van de halfbroers van de goddelijke tweeling uit de Popol Vuh kunnen zijn. Op de zuidkant bevindt zich een schelpmotief, het symbool van de onderwereld; de kop van het monster wordt omgeven door hiërogliefen. Het altaar van deze zoömorf is een grote, platte schijf van bruine zandsteen waarop een monster afgebeeld staat op wiens rug een antropomorfische figuur ligt.

Zoömorf O is gemaakt tijdens de regering van Hemel Xul en is vrij grof bewerkt. De zuidkant toont een masker met het portret van de dikneuzige zonnegod. Het altaar van deze zoömorf is veel fijner bewerkt en bestaat voor eenderde uit een gemaskerde aapachtige figuur en voor tweederde uit hiërogliefen.

Altaar M is het oudste monument dat op zijn oorspronkelijke plaats staat; het stamt uit 731 na Chr. Maudslay zag er een krokodillenkop in en Morley een jaguar.

Altaar N is waarschijnlijk een van de alleroudste monumenten maar het draagt geen inscripties. Het stelt een tweekoppig monster voor.

Ten zuiden van de plaza van de balspelplaats ligt de Akropolis, een wooncomplex voor de heersers waar vijf paleizen staan, o.a. die van Cauac Hemel en Jade Hemel. In Cauacs paleis werden zwarte rivierstenen aangetroffen die verhit werden voor een stoombad. De grote trap van de balspelplaats naar de Akropolis werd door Jade Hemel gebouwd.

Quiriguá is zeker een bezoek waard.

Rondreizen

Groepsrondreis Guatemala

Tijdens deze avontuurlijke rondreis door Guatemala ontdek je de prachtige, ongerepte natuur, de kleurrijke inwoners en de oude koloniale gebouwen. We brengen...

v.a. 2129.00 p.p.

10 prachtige bestemmingen in De Ruïnes van Quiriguá en Guatemala