Langs de Carretera Interamericana naar het meer van Atitlán

Swipe

De ruïnes van Iximché

Deze nederzetting ligt 3 km van de stad Tecpán Guatemala bij Pueblo Viejo op 2260 m hoogte. Het was de hoofdstad van het Cakchiquel-volk die in 1470 door de koningen Juntoh en Vukubatz werd gesticht. Deze hoofdstad was ommuurd (zoals Utatlán en Mixco Viejo) en omgeven door diepe ravijnen. De ceremoniële centra en de woonhuizen van de adel werden door een gracht gescheiden van het woongebied van het gewone volk. De stad werd uitgebreid tot de komst van de Spanjaarden ondanks het feit dat de Cakchiquels voortdurend met andere inheemse volkeren in oorlog waren.

Iximché was de eerste vestingstad die de Spanjaarden in 1524 bereikten en waar ze vriendelijk door de Cakchiquels ontvangen werden. Pedro de Alvarado besloot daarna zijn hoofdkwartier in het naburige Tecpán Guatemala te vestigen om van daaruit het koloniale rijk van Guatemala te regeren. De Cakchiquels en de Spanjaarden sloten een bondgenootschap tegen de Tzutuhils en de Quichés, de aartsvijanden van de Cakchiquels. Dit ging goed totdat Pedro’s broer Jorge te veel schatten opeiste, waardoor de Cakchiquels in opstand kwamen. Op 5 september 1524 verlieten ze Iximché en in 1526 werd de stad door de Spanjaarden platgebrand. In 1527 verplaatste Pedro de Alvarado de hoofdstad naar de vallei van Almolonga. Deze hoofdstad heet nu Ciudad Vieja en ligt ten zuiden van Antigua. Pedro de Alvarado werd ‘Tonatiuh’, het Nahuatl-woord voor ‘de zon’, genoemd door de Indianen. Hij boezemde angst in met zijn blonde uiterlijk en zijn reputatie van meedogenloosheid.

Hoe de stad zich ontwikkeld heeft staat beschreven in de Anales de los Cakchiqueles of de ‘Memorial de Sololá’, een 16e-eeuws manuscript over de geschiedenis van de Cakchiquels. Fuentes y Guzman noemde de ruïnes voor het eerst in 1695 en volgens zijn beschrijving verdeelde een met wanden verstevigde gracht de stad in een westelijk deel voor de elite en een oostelijk deel voor de gewone bevolking. Ook John L. Stephens maakte in 1840 gewag van deze scheiding. De eerste echte opgravingen vonden plaats vanaf 1956.

De Cakchiquels veranderden de natuurlijke omgeving tijdens de bouw van de Ciudadela (versterkte stad); ze wijzigden de vorm van de berg net als bij de Monte Alban in Mexico, door het nivelleren van bepaalde gedeeltes en het aanleggen van terrassen. Zo ontstonden er 4 grote en 2 kleinere ceremoniële centra die op hun beurt uit een plaza, tempels, paleizen en huizen bestonden en waarvan er twee tevens een balspelplaats bezaten. Je kunt nu alleen nog de gerestaureerde fundamenten van de bouwwerken bewonderen, aangezien er van de zuilen van de tempels en muren van paleizen en huizen weinig overgebleven is. De fundamenten bestaan uit stenen en mortel, terwijl pleinen en straten van een soort cementen bovenlaag werden voorzien. Er zijn gebouwen gevonden met een drievoudige pleisterlaag; het was namelijk de gewoonte om muren van paleizen opnieuw te bepleisteren, muren opnieuw te beschilderen en de straten opnieuw te plaveien als er een heerser stierf. Deze gewoonte ontdekte een Spaanse kroniekschrijver bij de Quichés en men vermoedt dat de Cakchiquels deze gewoonte ook kenden.

Religie speelde een allesomvattende rol in het leven van de postklassieke Maya-volkeren, wat blijkt uit de piramides, tempels, altaren en offerplaatsen. Hoewel de Maya’s niet op grote schaal geofferd hebben, bleek uit Indiaanse kronieken en muurschilderingen in Tikal dat er twee typen mensenoffers bestonden, die ook in Iximché voorkwamen. De eerste betrof het zogenaamde hartenoffer, waarbij het slachtoffer op een offersteen werd gelegd en de hogepriester zijn borstkas opensneed met een mes van obsidiaan. Hij rukte het hart eruit en legde dit op de adelaarsschaal, waarin ook het bloed opgevangen werd. Een dergelijke concave (holronde) offersteen werd aan de voet van de tempelpiramide aan de Plaza A gevonden.

Ronde altaren zoals die op Plaza B, werden gebruikt voor het gladiatorenoffer, waarbij het slachtoffer aan deze steen vastgebonden werd en vervolgens een gevecht met twee gladiatoren moest leveren. Als hij won was hij vrij, verloor hij dan werd hij tegen een ladder gezet en bestookt met pijlen. Dit type offer kwam oorspronkelijk uit Mexico en was verbonden met het ritueel ter ere van de Azteekse god Xipe Totec (vegetatiegod) dat in het voorjaar plaatsvond. Aangezien blauw de kleur van het offer was, werd het slachtoffer eerst blauw geschilderd.

Drie ceremoniële plaatsen rond een plaza, die A, B, en C genoemd worden, zijn inmiddels opgegraven en gerestaureerd. Het belangrijkste bouwwerk is de tempelpiramide aan Plaza A, die uit de tweede bouwfase stamt en vier terrassen met loodrechte zijwanden telt. Aan één kant van de piramide loopt een trap omhoog en de muren en zuilen waren bedekt met wandschilderingen in primaire kleuren, die leken op Mixteekse schilderingen uit Mexico.

Ten noordoosten van Plaza B ligt een paleis dat de drie achtereenvolgende bouwfasen doorliep en steeds op dezelfde manier met vier langgerekte ruimtes rond een binnenhof werd uitgebreid. De beide balspelplaatsen hebben dezelfde klassieke vorm met schuine zijwanden en hetzelfde formaat, terwijl er geen marcadores of stenen ringen aangetroffen zijn.

Graven werden onder terrassen van huizen gevonden en zij bevatten meestal meerdere personen die prachtige sieraden droegen, zoals een armband in Mexicaanse stijl bestaande uit achterhoofdsbeenderen van menselijke schedels met ingekraste sterren en vogels. Een dergelijke armband vond men eveneens in een graf in Monte Alban (Mexico).

Toen de strategisch belangrijke vestingsteden Utatlán en Iximché vielen, bleven de Quichés en Cakchiquels een guerrilla-oorlog tegen de Spanjaarden voeren, waarbij de Cakchiquels tot 1530 enig succes boekten.

In het Centro de Visitantes kun je de opgegraven objecten bekijken, zoals messen van obsidiaan, grote wierookbranders, keramiek, schedels van onthoofde mensen en een fluit die gemaakt is van een dijbeen van een kind. In de Spaanstalige gids van Jorge Guil-lemín, die hier verkrijgbaar is, staan afbeeldingen van deze objecten. Ook is er een schaalmodel van de oorspronkelijke stad te zien. De ruïnes zijn geopend van 8.00-17.00 uur. De entree bedraagt Q25.

Vanuit Guatemala Ciudad rijden er frequent bussen vanaf de 20 Calle/Avenida Bolívar, zone 1, van 5.30-19.00 uur naar Tecpán. Van daaruit vertrekken iedere 45 minuten bussen en micro’s naar Iximché. Rond 17.30 uur vertrekt de laatste bus vanaf Tecpán. Als je een eersteklasbus wilt, moet je een bus naar Quetzaltenango nemen (zie Quetzaltenango van A tot Z). Vanuit Tecpán moet je naar de ruïnes lopen, deze wandeling van 5 km voert over een kronkelende onverharde weg door bossen en maïsvelden. Er is geen restaurant bij de ruïnes, dus neem wat etenswaren mee. In Tecpan zijn diverse comedores waar je wat kunt eten.

Na je bezoek aan de ruïnes kun je een bus naar Guatemala Ciudad aanhouden. Vanuit Tecpán vertrekt elk halfuur tussen 3.00 en 17.00 uur een bus naar Guatemala Ciudad. Bussen richting het meer van Atitlán en Quetzaltenango passeren tot 15.00 uur.

Naar het meer van Atitlán

Vanuit Guatemala Ciudad is het meer van Atitlán via de Carretera Inter-americana gemakkelijk te bereiken; het is 147 km naar Panajachel. Ten westen van Tecpán klimt de Carretera Interamericana op 3000 m hoogte door een bebost landschap langs kleine verspreide nederzettingen. Vanaf Antigua is het 3 uur rijden naar Los Encuentros door een schitterend landschap dat zo nu en dan aan Zwitserland doet denken. Aan deze route liggen kruispunten met wegen naar Godínez en de kust, Chichicastenango, Panajachel en het meer van Atitlán. Een andere weg loopt ten zuiden van de Carretera Interamericana naar het meer van Atitlán via Patzicía en Patzún, maar aangezien deze weg nogal slecht is, kun je hem beter niet nemen. Bij Las Trampas gaat er ook nog een mooie, kronkelende weg zuidwaarts naar Godínez, San Lucas Tolimán en verder naar de snelweg richting de kust.

Bij Los Encuentros moet je afslaan naar het zuiden richting Sololá. Onderweg kom je een kazerne tegen aan de rechterkant van de weg waar een ‘kunstwerk’ in de vorm van een paar enorme soldatenlaarzen voor staan met een helm er bovenop. Vanaf Sololá gaat de weg steil naar beneden; aan de rechterkant heb je een prachtig uitzicht op het meer.

Langs de Carretera Interamericana naar het meer van Atitlán

Rondreizen

Groepsrondreis Guatemala

Tijdens deze avontuurlijke rondreis door Guatemala ontdek je de prachtige, ongerepte natuur, de kleurrijke inwoners en de oude koloniale gebouwen. We brengen...

v.a. 2129.00 p.p.

10 prachtige bestemmingen in De ruïnes van Iximché en Guatemala