Porto

Swipe

Porto

De provinciehoofdstad Porto vormt het industriële hart van Portugal. De stad zelf is niet zo groot en telt een kleine 500 duizend inwoners. Maar met de randgemeenten mee is in de toch al dichtbevolkte Douro-delta een agglomeratie ontstaan van ruim 1,8 miljoen zielen.

Trots zal een Portogalees u vertellen dat ‘zijn’ stad het West-Iberische Rotterdam is en dat in deze Atlantische haven het geld wordt verdiend. 

Porto ligt over een afstand van 5 km terrasgewijs tegen de rechteroever van de Rio Douro. Karakteristiek zijn de twee imposante 19e-eeuwse stalen bruggen. Ten westen daarvan liggen de oude stadskwartieren waaraan de stad zijn charme ontleent.

De straatjes zijn er smal, steil en ongelijk. De winkeltjes liggen vol met ouderwetse zaken en de smeedijzeren balkons bezwijken bijkans onder vrolijk wapperend wasgoed. Vrouwen zitten op de stoep, in een hoek van een steeg slaapt iemand zijn roes uit, kinderen spelen tussen de dicht opeengepakte huizen. Achter verpauperde en met azulejos betegelde gevels gaan kleine, maar vaak goede tascas (eethuisjes) schuil. 

Maar Porto heeft ook een modieuze kant met moderne winkelstraten, uitstekende warenhuizen, prachtige grand cafés en kolossale shoppingcenters met honderden winkels en tientallen restaurants onder één dak.

De traditionele barcos rabelos, de zeilscheepjes die vroeger de portwijn aanvoerden, varen alleen nog voor de toeristen. Die komen hoofdzakelijk voor de als molsgangen in de bergen uitgegraven wijnkelders even buiten de stad; ze zijn omgetoverd tot commerciële bodega’s met klinkende internationale handelsnamen.

‘Mooie haven’

In de tijd van de Romeinen zijn er twee afzonderlijke nederzettingen geweest, een aan elke kant van de rivier. Op de rechter oever lag Portus (‘haven’); aan de overkant Cale, dat ‘mooi’ betekende. De Visigoten bouwden tussen 540 en 997 de Romeinse erfenis verder uit. Na een kortstondige Moorse bezetting werd het hele gebied tussen de Rio Minho en Douro een christelijk bolwerk. In het begin van de Middeleeuwen had de stad geen echte naam en werd simpelweg aangeduid met o Porto, ofwel: De Haven.

Na het verkrijgen van stadsrechten in de 12e eeuw werd begonnen met de bouw van de kathedraal en kreeg Porto steeds meer stadse allures. Zowel rondom de kerk als langs de lager gelegen rivieroever verrezen smalle, uit granietblokken opgetrokken huizen. In de 14e eeuw kreeg de oude binnenstad zijn definitieve vorm, omsloten door stadsmuren die in oude kronieken de ‘Muros de dom Fernando’ worden genoemd, naar de koning die ze liet bouwen.

Met de opkomende handelsvaart kreeg Porto een belangrijke economische impuls. Daarbij richtte de stad zich vooral op Engeland en Vlaanderen. Onder prins Hendrik de Zeevaarder die hier in 1394 werd geboren, ontwikkelde Porto zich tot het centrum van de Portugese expansiedrift.

Opstand der dronkaards

In ruil voor het toelaten van Engelse wol op de Portugese markt, mochten de Portugezen in de 18e eeuw wijn uit het Douro-dal naar Engeland verschepen. Al snel werden de wat trage Portugese handelshuizen verdrongen door hun Angelsaksische concurrenten.

Als reactie daarop stichtte de wèl voortvarende Markies van Pombal, Portugals eerste minister onder koning José, in 1757 zijn eigen handelshuis. Hij verwierf het monopolie van de wijn uit de bovenstroom van de Douro wat leidde tot gewapend verzet van de wijnboeren, bekend als de Revolta dos Borrachos (‘opstand der dronkaards’).

De truc met de wijnvaten

In de Franse tijd is Porto het toneel geweest van hevige gevechten tussen generaal Soult en zijn Engelse opponent Wellington. Door het verwijderen van de oeververbinding waanden de Fransen zich veilig in de stad. De vanuit het zuiden oprukkende Wellington slaagde er echter in met behulp van enorme wijnvaten manschappen over de rivier te zetten en zo de stad bij verrassing in te nemen.

Het aanhoudende verzet van de inwoners van Porto – ‘Tripeiros’ worden ze ook wel genoemd – tegen de Engelse omhelzing in de 19e eeuw, resulteerde in de eerste liberale grondwet van Portugal.

Overigens stamt deze op het eerste gezicht wat onsmakelijke bijnaam uit 1415: de inwoners van de stad en de boeren uit de omgeving stelden toen al hun vee ter beschikking van de eerste Portugese ontdekkingsreis naar Afrika. Het verhaal wil dat hun daarna slechts de tripas, de darmen, van het geslachte vee restte. Sindsdien tonen de Portogalezen zich een meester in het creëren van gerechten met ‘tripas’.

Vanaf het begin van de vorige eeuw is de groei van de stad planologisch volkomen ongecontroleerd geweest met als gevolg uitgebreide sloppenwijken. In de jaren 50 werden al plannen ontwikkeld om enigszins lijn te brengen in de verdere uitbouw van de stad, maar studies halverwege de jaren 70 toonden aan, dat er geen kruid was gewassen tegen de snelle bevolkingsgroei en de toenemende verpaupering.

In Porto is dan ook goed te zien dat in het Portugal van vandaag de dag de woningnood een van de grootste problemen vormt.

Porto is al sinds de 19e eeuw het belangrijkste industriecentrum van het land. De wat wankele en verouderde scheepsbouw, textiel- en leerindustrie hebben er in de jaren 60 versterking gekregen van de petrochemische industrie. De zeehaven van de stad, Porto de Leixoes, ligt aan de monding van de rivier bij het industriestadje Matosinhos en is de grootste van het land.

Economisch belangrijk is ook de vissershaven (eveneens de grootste van het land) en de daarbij behorende visverwerkende industrie.

10 prachtige bestemmingen in Porto en Portugal