Reizen vanuit Nieuw-Zeeland en Australië

Swipe

Snareseilanden

De Snaresarchipel ligt 209 km ten zuidwesten van Bluff op 48°01'Z 166°36'O. De archipel is verdeeld over twee groepen eilanden. De eerste groep bestaat uit het grootste eiland North East (2,8 km2), Broughton van slechts een 0,5 km2 en de rotsen Alert Stack en Daption Rocks. De tweede groep, de zogenaamde westelijke keten bestaat uit een vijftal kleine eilandjes met Maorinamen (Tahi, Rua, Toru, Wha en Rima).

De eilanden zijn op dezelfde dag (23 november 1791) door twee verschillende mensen ontdekt. Kapitein George Vancouver en luitenant-ter-Zee Broughton waren beiden met hun schip op weg vanaf Dusky Sound in Nieuw-Zeeland, maar door een storm verloren ze elkaar uit het oog. Vancouver noemde de eilanden Snares, Broughton noemde ze Knighteilanden. Blijkbaar waren de ontdekkingen nog niet algemeen bekend, want in december 1792 kwam kapitein William Raven de eilanden tegen en noemde ze Sunday-eilanden. In 1842 werd de archipel overgedragen aan Nieuw-Zeeland. In 1961 werd de archipel een natuurreservaat.

In 1998 werd het uitgeroepen tot Werelderfgoed. Het is niet toegestaan om op de eilanden aan land te gaan. Wel mogen zodiaccruises door de archipel gemaakt worden. Tijdens deze tochten krijgt u een goede indruk van de rijkdom aan vogels en planten op de eilanden.

De archipel heeft een vrij constant klimaat. Met een gemiddelde temperatuur van 11° C is het warmer dan op de meeste subantarctische eilanden. De hoeveelheid neerslag (1200 mm per jaar) is gebruikelijk voor de subantarctisch eilanden.

North East kent 20 inheemse plantensoorten. Er komt zelfs een kleine boom voor, de subantarctische boommadelief (Olearia lyalli) die in het binnenland groeit. De Hebe elliptica is een struik die meer aan de kust voorkomt. In het oosten is bijna geen onderbegroeiing vanwege de broedende zwarte pijlstormvogels. In vochtige valleien komen diverse varens voor zoals de naaldschildvaren (Polystichum vestitum), Asplenium obtusatum en Blechnum durum. Verder zijn er grote velden met boendergrassen. Ook de Snareseilanden kennen de reuzenkruiden zoals Macquariekool (Stilbocarpa robusta), Snaresreuzenwortel (Anisotome acutifolia) en Cooks scheurkbuikkruid (Lepidium oleraceum). De enige geïntroduceerde planten zijn vogelmuur (Stellaria media) en tuintjesgras (Poa annua). Er komen in totaal een kleine honderd vogelsoorten voor. Endemisch zijn de Snareskuifpinguïn (23.000 paren), de Snaresvarenvogel en de Snaresvliegenvanger. Verder komen er voor: de Bullers albatros, de wenkbrauwalbatros, de Kaapse duif (die kleiner is dan in de andere gebieden), de zwarte pijlstormvogel, regenstormvogel, alkstormvogeltje en diverse prions.

Rond de eilanden leven de Nieuw-Zeelandse pelsrob, de Hookers zeeleeuw, het zeeluipaard en de zuidelijke zeeolifant.

10 prachtige bestemmingen in Snareseilanden en Antarctica