Wie is wie en wie was wie op Cuba
Agramonte, Ignacio / 1841-1873; generaal van de opstandelingen uit Camagüey tijdens de eerste onafhankelijkheidsoorlog, ook bekend als de 10-jarige oorlog (1868-1878).
Batista y Zaldivar, Fulgencio / 1901-1973; van 1934 t/m 1958 met tussenpozen president van Cuba, maar gedurende de gehele periode de sterke man achter de schermen, marionet van de VS, gehaat vanwege zijn dictatoriale beleid; tijdens zijn bewind was meer dan 50% van het nationale inkomen afkomstig van corruptie.
Bosque, Juan Almeida / 1927-2009; een van de ‘commandantes’ onder Castro tijdens de inname van Santiago de Cuba in 1958; werd later vooral bekend als de rechterhand van Castro.
Cienfuegos Gorriarán, Camilo / 1932-1959; naast Che Guevara de belangrijkste ‘commandante’ tijdens de revolutie, leider van de ‘derde colonne’. was verantwoordelijk voor de inname van Yaguajay (een plaats ten oosten van Santa Clara) en werd bekend als ‘de held van Yaguajay’.
Finlay, Carlos J. / 1833-1915; Cubaans geleerde, kreeg wereldfaam door zijn ontdekking dat gele koorts door muggen wordt overgebracht. (Andere bronnen schrijven deze ontdekking toe aan een Amerikaanse legerarts (Walter Reed) die de ontdekking op Cuba gedaan zou hebben.)
Castro Ruz, Fidel A. / geb. 1926 regeringsleider van 1959 tot 2008, kwam aan de macht via een opstand tegen het (Amerikaanse) bewind van Batista; maakte van Cuba een socialistische republiek.
Castro Espín, Mariela / geb. 1962 in Havana, dochter van Raúl Castro en nicht van Fidel Castro, voorvechtster voor de holebirechten (samentrekking van ho(moseksueel), le(sbienne) en bi(seksueel)) op Cuba vele jaren onbespreekbaar en directeur van Cubaanse National Centre for Sexual Education (CENESEX).
Castro Ruz, Raúl / geb. 1931, jongere broer van Fidel Castro en waarnemend president van augustus 2006 tot 24 februari 2008; sindsdien Cubaans president.
Céspedes, Carlos M. de / 1819-1874; Vader des Vaderlands, was de eerste plantage-eigenaar die zijn slaven vrijliet; vrijheidsstrijder en voorvechter voor afschaffing slavernij.
Colón, Christoffer / 1451-1506; Spaanse naam voor Columbus, Italiaanse zeevaarder en ontdekkingsreiziger in Spaanse dienst; ontdekte Cuba in 1492.
Cortés, Hernán / 1485-1547; een van de conquistadores; ontvolkte Trinidad in 1518 door rekrutering in verband met voorgenomen verovering Mexico.
Estrada, Tomás / 1832-1908; van 1902 tot 1906 Cuba’s eerste president.
Figueredo, Perucho (Pedro Felipe) / 1818-1870; componeerde in 1867 La Bayamesa, het Cubaanse volkslied, aanvankelijk met een grote anti-Spaanse strekking; werd tijdens de 10-jarige oorlog tegen Spanje gevangen genomen en geëxecuteerd.
García, Calixto / 1838-1898; eigenlijke naam Calixto García Iñiquez; generaal en rebellenleider tijdens de tweede onafhankelijkheidsoorlog (1895-1898); verdreef op 28 april 1898 de Spanjaarden voorgoed uit Bayamo en speelde een belangrijke rol tijdens de landing van de Amerikanen bij Daiquirí op 20 juni 1898.
Gómez, José M. / 1858-1921; 2e president van Cuba na de tweede Amerikaanse interventie tussen 1906 en 1909, tijdens welke periode Cuba onder Amerikaans militair bestuur stond; knoeide op grote schaal met de nationale loterij.
Gómez, Máximo / 1836-1905; generaal, afkomstig uit de Dominicaanse Republiek; speelde een cruciale rol tijdens beide onafhankelijkheidsoorlogen; een van de belangrijkste medewerkers van José Martí.
Grau San Martin, Ramón / 1887-1969; Cubaanse arts en politicus; versloeg Batista bij de verkiezingen in 1944 en was president tot 1948; de corruptie bloeide als nooit tevoren, Batista was ‘adviseur’ aan de zijlijn.
Guevara, Ernesto / 1928-1967; Argentijns arts; ideoloog; vocht voor de sociale bevrijding van Zuid-Amerika; bijnaam: Che, vanwege zijn accent; had een belangrijk aandeel in de revolutie; maakte deel uit van Castro’s regering tot 1965; in 1967 in Bolivia omgebracht; wordt op Cuba als held vereerd; in 1997 bijgezet in eigen mausoleum in Santa Clara.
Hemingway, Ernest M. / 1899-1961; schrijver en Nobelprijswinnaar; bracht een groot gedeelte van zijn leven op Cuba door; tal van zaken in Havana herinneren aan hem; was mateloos populair; werd ‘Papa’ of ‘Ernesto’ genoemd; een aantal van zijn boeken is op Cuba gesitueerd.
Hatuey / -1512; Cuba’s eerste ‘revolutionair’; indiaans (Taíno) stamhoofd; vocht op Cuba tegen de Spanjaarden; werd omgebracht op de brandstapel; weigerde zich te laten bekeren in verband met de aanwezigheid van christenen in de hemel.
Heredia, José Mará / 1842-1905; een van Cuba’s beroemdste dichters, afkomstig uit Santiago de Cuba; sprak zich als een der eersten uit voor onafhankelijkheid; werd verbannen en genoot later grote bekendheid als Frans dichter.
Humboldt, Alexander von / 1769-1859; Duits natuurkundige, ondernam in 1800 en 1804 tweemaal een ontdekkingstocht naar Cuba; woonde kortstondig in Trinidad.
Maceo, Antonio / 1845-1896; belangrijk generaal tijdens beide onafhankelijkheidsoorlogen; de eerste generaal van gemengd bloed: ‘de bronzen titaan’; werd bekend door zijn weigering over vrede te praten als de vrijlating van slaven daarin niet geregeld werd.
Machado, Gerardo / 1871-1939; was Cuba’s dictator tussen 1925 en 1933; slager van huis uit, had ook iets te maken met veediefstal, initiatiefnemer tot de aanleg van de Carretera Central; voerde een schrikbewind, onder zijn leiderschap zijn duizenden tegenstanders van zijn regime vermoord.
Martí, José / 1853-1895; dichter en filosoof, Cuba’s belangrijkste nationale held; op 15-jarige leeftijd reeds actief in woord en geschrift tegen de bezetters, op 17-jarige leeftijd verbannen; sneuvelde als een van de eersten aan het begin van de tweede onafhankelijkheidsoorlog.
Menocal, Mario García / 1866-1941; betrokken bij de tweede onafhankelijkheidsoorlog tegen Spanje, later de derde president van Cuba, bekend als een der corruptste presidenten ooit.
Ocampo, Sebastián de / 1460(?)-1514; een van de conquistadores die met Columbus naar Cuba kwam; voer in 1508 om Cuba heen en stelde vast dat het een eiland was.
Ojeda, Alonso de / 1465-1515; een van de eerste conquistadores; in 1510 gaf hij een Mariabeeld aan een indianenhoofdman in Las Tunas als dank voor diens hulp; het beeld zou hetzelfde zijn als de Virgen del Cobre.
País, Frank / 1934-1957; vrijheidsstrijder ten tijde van revolutie; brein achter vele ‘Castro-acties’; leidde een verzetsbeweging; werd in Santiago standrechtelijk geëxecuteerd.
Velázquez, Diego / 1465-1524; belangrijkste conquistador; kwam op Cuba in 1511; tussen 1512 en 1514 stichtte hij de belangrijkste plaatsen op Cuba, met name de zeven ‘villa’s’.
Zayas, Alfredo / 1861-1934; betrokken bij de tweede onafhankelijkheidsoorlog (Spaans-Amerikaanse oorlog), werd later burgemeester van Havana en was van 1921 tot 1925 de vierde president van Cuba; werd als minder corrupt gezien als zijn voorganger Menocal en zijn opvolger Machado.José Martí (1853-1895)
Geen stad, geen dorp, geen gehucht op Cuba waar een standbeeld van José Martí ontbreekt, waar geen straat of plein naar de nationale held genoemd is, waar zich geen gebouw bevindt dat zijn naam draagt. Zijn portret hangt in de meeste huizen, zijn borstbeeld bevindt zich in ontelbare voortuinen. Over de verdiensten van José Martí zijn alle Cubanen het eens: híj was de man die het nationalistisch gevoel in de Cubanen aanwakkerde, híj was degene die richting gaf aan de verzelfstandiging van Cuba.
José Martí werd op 28 januari 1853 in Havana geboren. Het Casa Natal de José Martí aan de Calle Leonor Pérez (in de buurt van het treinstation) herinnert daaraan. Al op zeer jonge leeftijd besefte hij dat Cuba bevrijd moest worden van de overheersing door anderen, waar het al sinds het begin van zijn bestaan onder gebukt ging. Martí was zeer intelligent, hij was ook in staat om zijn gedachten helder aan de ‘gewone man’ over te brengen. Al op 15-jarige leeftijd was hij betrokken bij de uitgave van een krant die zich tegen het koloniale bewind keerde: La Patria Libre (Het Vrije Vaderland). Zijn pen was scherp als die van geen ander, hij ontvouwde zijn denkbeelden en zette de Cubanen aan om in opstand te komen tegen de overheersers. De geldingsdrang van de jongeman ontging de Spanjaarden uiteraard niet, hij werd opgepakt en veroordeeld tot dwangarbeid wegens verraad. Het werk in de steengroeven tastte zijn toch al niet al te sterke gezondheid aan, hij hield er een rugkwaal aan over en bovendien zou hij de rest van zijn leven blijven trekken met zijn been als gevolg van de ketting met de bal die eraan vastgeklonken was. Na zes maanden zware arbeid stortte hij in. Hij werd overgebracht naar het eiland dat tegenwoordig bekend staat als het Isla de la Juventud, sinds jaar en dag een intern verbanningsoord. Hij verbleef daar tot 1870, kwam er enigszins op krachten en werd uiteindelijk naar Spanje verbannen.
In Spanje studeerde hij literatuur, rechten en filosofie, waarna hij het land ontvluchtte. Hij bezocht Engeland en Frankrijk en keerde in het geheim weer terug naar Cuba, waarna hij zich voor korte tijd in Guatemala vestigde. Nadat Cuba amnestie afkondigde voor politieke gevangenen, keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij zijn werkzaamheden, het streven naar onafhankelijkheid weer oppakte. Niet voor lang, de Spanjaarden waren er nog steeds niet van gediend en hij werd opnieuw naar Spanje verbannen. Hij ontsnapte eveneens opnieuw aan zijn Spaanse oppassers en week, via Venezuela, uit naar de Verenigde Staten, het land van de onbegrensde mogelijkheden, waar hij zich in 1881 in New York vestigde. Na korte tijd besefte hij dat Amerika weleens een bedreiging zou kunnen betekenen voor de landen eromheen en hij waarschuwde, middels geschriften, de wereld tegen de expansiedrift van de VS. Hij maakte er op regeringsniveau weinig vrienden mee.
In zijn Amerikaanse periode (hij verbleef er 14 jaar) bleef hij strijden voor een onafhankelijk Cuba. Hij gaf er lezingen, organiseerde politieke bijeenkomsten en probeerde politieke vluchtelingen, die zich vooral in Florida bevonden, te bewegen zich in te zetten voor een vrij en onafhankelijk Cuba. Hij schreef boeken en poëzie en ontwikkelde een filosofie over de gelijkwaardigheid van de mensen, ongeacht afkomst, huidskleur of sekse.
Hij wilde echter meer dan alleen maar theoreticus zijn. Hij stichtte de Cubaanse Revolutionaire Partij in 1892. Zijn voornaamste medewerker daaraan was de eveneens verbannen generaal Máximo Gómez. Samen ontwikkelden ze plannen voor de bevrijding van Cuba. De eerste onafhankelijkheidsoorlog had hen veel geleerd en ze besloten tot een nieuwe aanval op het Spaanse bewind. Tot hun medestanders behoorde ook ‘de bronzen titaan’, generaal Antonio Maceo die zich nog op Cuba bevond. Hij werd ingelicht over hun plannen middels een bericht dat, Cubaanser kán het al niet, verstopt was in een sigaar.
Ernest Miller Hemingway (1899-1961)
Het is nauwelijks voor te stellen dat er in Cuba één Amerikaan op handen gedragen wordt. Tóch gebeurt dat. Nu gaat dat weliswaar om een dode Amerikaan, maar, ook tijdens zijn leven was hij razend populair op Cuba: schrijver en Nobelprijswinnaar Hemingway, door de Cubanen liefkozend aangeduid als ‘Ernesto’ of als ‘Papa’. Meer dan twintig jaar bracht hij op Cuba door in en in de omgeving van Havana. Vaak wordt hij in één adem genoemd met José Martí, Cuba’s meest geëerde schrijver. De Cubanen beschouwen hem als één van hen. Hoewel hij zich nimmer in het openbaar uitliet over de politieke situatie op Cuba, was het voor ieder een gegeven dat hij tégen de Amerikanen (en dan vooral tegen de door Amerika gesteunde president Batista) en vóór de revolutie was die hij, in brieven aan zijn vrienden, als een goede en eerlijke revolutie beschreef.
Hemingway’s liefde voor Cuba werd geboren uit het simpele feit dat hij een verwoed visser was. Hij koos zee in Florida en viste dan voor de Cubaanse kust op marlijn. Vaak verbleef hij in Havana, in het hotel dat hij later als min of meer vaste verblijfplaats koos. Jaarlijks wordt vanuit de Marina Hemingway in westelijk Havana een vistoernooi gehouden met de naam: Ernest Hemingway Blauwe Marlijn Toernooi. Tijdens de prijsuitreiking van een van deze toernooien ontmoette hij Fidel Castro, die zich in de prijzen gevist had. Ze spraken lang met elkaar: over marlijn!
Hemingway maakte als vrijwilliger de Eerste Wereldoorlog mee. Hij was oorlogscorrespondent tijdens de Spaanse burgeroorlog en in de Tweede Wereldoorlog. Fidel Castro droeg het boek van Hemingway: For Whom The Bell Tolls, geschreven naar aanleiding van de Spaanse burgeroorlog, bij zich ten tijde van de revolutie om zich in de beschreven guerrillaoorlog te kunnen verdiepen.
Op Cuba bestaat een ware Hemingway cultus. Elke plaats waar de schrijver zich heeft opgehouden is een soort bedevaartsoord geworden voor Hemingway fans. De kroegen waar hij kwam, de plaatsen waar hij verbleef, jaarlijks worden ze door vele honderden Hemingway bewonderaars aangedaan. Er bestaat een ‘Hemingway route’ waarbij alle plaatsen die een rol in het leven van de schrijver tijdens zijn Cubaanse periode speelden, worden aangedaan. In februari 1939 vestigde de schrijver zich op Cuba. Hij nam zijn intrek in het hotel waar hij al vele jaren een kamer huurde: hotel Ambos Mundos gelegen aan de drukste winkelstraat van Havana, de Calle Obispo. Een van zijn favoriete cafés, El Floridita, ligt in de onmiddellijke nabijheid en hij bevond er zich dagelijks. De andere stamkroeg van Hemingway, La Bodeguita del Medio, bevindt zich in de Calle Empedrado. Hemingway had twee lievelingsdrankjes, de daiquiri en de mojito. Het laatstgenoemde is Cuba’s nationale cocktail en het verhaal gaat dat deze werd uitgevonden in La Bodeguita. In El Floridita zou de eerste daiquiri gemixt zijn. De spreuk die de wand van La Bodeguita siert wordt aan Hemingway toegeschreven: ‘My mojito in La Bodeguita, my daiquiri in El Floridita’. De handtekening klopt, maar of de tekst door Hemingway geschreven is valt te betwijfelen. Gezien de prijs van de drankjes in de etablissementen, is het aan te bevelen iets anders te bestellen en elders, voor maximaal de halve prijs kunt u elders een kwalitatief betere cocktail nuttigen.
Hemingway had z’n buien. Hij kon een beminnelijk mens zijn, maar kon ook heel vervelend doen, zelfs lichamelijk geweld schuwde hij niet. Hij werd onder andere omschreven als: opschepperig, leugenachtig, lichtgeraakt en rancuneus. Vaststaat dat hij vaak dronken was. Hij leed aan depressies en kon zijn omgeving tot radeloosheid brengen door hen te demonstreren hoe hij ooit zelfmoord zou plegen. Maar, hij was vooral een briljant schrijver. Verschillende van zijn boeken werden verfilmd en hij kreeg voor zijn novelle ‘De Old Man and The Sea’ uit 1952 (ook verfilmd met Spencer Tracy in de hoofdrol) niet alleen de Pulitzerprijs, maar in 1954 óók de Nobelprijs voor literatuur. De erbij behorende medaille schonk hij aan het Cubaanse volk. Deze werd tentoongesteld in de basiliek van El Cobre, nabij Santiago de Cuba. In 1988 werd het kleinood gestolen, maar later weer teruggevonden. Sindsdien wordt het bewaard in de kluis van een bank in Santiago.
Hemingway hád iets met de zee. Hij kon er dagen op uittrekken met zijn jacht, de Pilar, om te vissen. Het schip lag afgemeerd in Cojímar, een vissersdorp ten westen van Havana, óók al zo’n bedevaartplaats voor fans. Het dorp diende als achtergrond voor ‘The Old Man and The Sea’, het café La Terraza speelt er een rol in en het was de woonplaats van de mannen die model stonden voor Santiago, de hoofdpersoon uit de novelle. Een van hen was Gregorio Fuentes die vanaf 1938 kapitein was van de Pilar. De ander was een visser uit het plaatsje: Carlos Guitiérrez. Voor een andere hoofdrolspeler, Manolin, stond Manolito, de zoon van de eigenaar van het café La Terraza, model.
In San Francisco de Paula, een buitenwijk van Havana, ligt het Hemingway Museum. Hier leeft de herinnering aan de schrijver voort. De villa, Finca Vigía, werd in 1939 door hem gehuurd en in 1940 aangekocht. Het pand dateert uit 1888. De ernaast staande toren werd in opdracht van zijn vierde vrouw, Mary Welsh, in 1947 gebouwd en was bedoeld als werkvertrek. Hemingway was er zelden, hij werkte liever in de villa. Het huis is niet toegankelijk, na de diefstal van enkele bezittingen hebben de autoriteiten besloten om het huis gesloten te houden. Alle attributen die zo kenmerkend waren voor de schrijver, zijn nog aanwezig, hij zou ook hier, zó weer kunnen gaan schrijven. De grote ramen in het huis maken dat u een goede indruk kunt krijgen van de manier waarop de schrijver werkte. U kunt zijn bibliotheek zien, zijn schrijfmachine, jachttrofeeën en zelfs flessen waarin zich de drank bevond die nét zo’n belangrijke rol in zijn leven speelde als zijn pen. Het is dan weliswaar niet toegestaan om het huis te betreden, de prachtige tuinen eromheen, waarin o.a. het (droogstaande) zwembad maakt het complex de moeite van het bezichtigen waard. In het zwembad trok Gary Cooper, de hoofdrolspeler van twee naar zijn werk vervaardigde films (A Farewell To Arms (1929) en For Whom The Bell Tolls (1940)) ooit zijn baantjes. U vindt er zijn boot de Pilar en zijn honden liggen er begraven. De al eerdergenoemde toren is eveneens toegankelijk.
Het huis is na zijn vertrek door de Cubaanse regering opgeëist in de staat waarin het zich bevond. Zijn weduwe kreeg bezoek van Fidel Castro persoonlijk en heeft toestemming gekregen om een aantal manuscripten w.o. het in 1986 postuum uitgegeven ‘The Garden of Eden’, enkele schilderijen en haar persoonlijke bezittingen uit het huis te verwijderen.
In 1960 vertrok Hemingway uit Cuba. Volgens sommige verhalen als gevolg van politieke druk, volgens andere, meer aannemelijk, om zich in de Verenigde Staten te laten behandelen in verband met zijn depressiviteit. Hij werd behandeld in een kliniek voor geesteszieken, maar vond daar geen baat bij. Op 2 juli 1961 schoot hij zichzelf op zijn ranch in Idaho door het hoofd.