Het Turkije van nu
Kemal Atatürk
De Turkse Republiek Atatürk's Republikeinse Volkspartij was gedurende 27 jaar de enige regeringspartij. Meteen werden vele hervormingen doorgevoerd, die land en bevolking in nauwer contact met de westerse wereld brachten. Het beleid dat Atatürk en ook zijn opvolgers voerden stoelde op zes ideeën: het regeringsbeleid was republikeins (en dus niet feodaal, zoals het Osmaanse sultanaat), nationalistisch (onafhankelijk van elk ander land; het nationalisme was tevens een middel om de eenheid tussen de verschillende Turkse volken te bevorderen), populistisch (alle bewoners hebben een gemeenschappelijk belang, gelijkheid tussen mensen, een regering van, door en voor het volk), etatistisch š(staatsinmenging werd als een goede methode gezien om het landsbelang te dienen), revolutionair (waarmee verwezen werd naar de omvorming van Turkije tot een Europees land) en seculair (religie en staat waren van elkaar gescheiden). Vooral het loskoppelen van kerk en staat speelde een belangrijke rol bij de op Europa gerichte modernisering. De islam was niet langer staatsgodsdienst, de traditionele fez en tulband verdwenen, evenals de sluier. Ook het `bezit' van meer dan een vrouw was niet langer toegestaan. Een andere grote verandering was de vervanging van het Arabische schrift door het Latijnse alfabet.Kemal Atatürk's stierf, op 57–jarige leeftijd, in 1938. Ismet Ináánáá, zijn opvolger, regeerde het land in de geest van Atatürk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Turkije officieel neutraal. Desondanks steunde het Duitsland, totdat dit land begon te verliezen. In februari 1945 werd daarom op het nippertje de oorlog aan Duitsland verklaard.
Na de Tweede Wereldoorlog
Na de oorlog brak een moeilijke periode aan. Zowel grote bestuurlijke als economische problemen riepen om een oplossing. Het politieke geharrewar resulteerde in een militaire omwenteling (1961). Een nieuwe grondwet werd vastgesteld, waarin onder meer vrije meningsuiting, persvrijheid, vrijheid van vergadering en demonstratie, schoolplicht, godsdienstvrijheid en recht op het vormen van politieke partijen waren opgenomen. Grote veranderingen in vergelijking met de oude grondwet, maar in de praktijk kwam er maar weinig van terecht.De militaire leiders maakten al snel plaats voor een burgerregering, maar tien jaar later greep het leger weer in. Tijdens verkiezingen in 1973 won de Republikeinse volkspartij, nu onder aanvoering van de links–liberale Bülent Ecevit. Zijn regering viel al snel; zijn opvolger Demirel deed een nieuwe poging met een rechts–conservatieve regering orde op zaken te stellen, maar de chaos in het land nam alleen maar toe. Daarna was de beurt weer aan Ecevit, die moest proberen de failliete boedel weer nieuw leven in te blazen. Een stagnerende economie en toenemend politiek geweld maakten dit onmogelijk. In 1979 viel Ecevit's regering. Demirel vormde hierop een minderheidskabinet. In de hoop uit de economische crisis te komen werden buitenlandse geldschieters met open armen ontvangen. Tegelijkertijd nam de repressie toe. In de zomer van 1980 namen de militairen onder leiding van generaal Evren de macht over en stelden met harde hand orde op zaken. Regering en parlement werden ontbonden, de politieke partijen werden verboden en Turkije kreeg een militaire rechtspraak. Duizenden mensen verdwenen in de gevangenissen, martelingen waren aan de orde van de dag. In 1983 werden enigszins dubieuze verkiezingen gehouden en officieel keerde de democratie terug; de voormalige minister van financiën Özal werd de nieuwe minister president. Eind oktober 1989 liet Özal zich op omstreden wijze tot president kiezen; zijn Moederlandpartij behaalde bij de lokale verkiezingen in maart nog slechts 22 procent van de stemmen.
De Golf–oorlog van 1991, waarbij Turkije zich aan de zijde van de geallieerden schaarde, hield het gehele land in zijn greep. Na de wapenstilstand kreeg Turkije te maken met grote groepen Koerden, die, op de vlucht voor aanvallen van Iraakse troepen, richting Turkije trokken. De Turkse autoriteiten hadden weinig behoefte aan de komst van de Koerden. Enerzijds vanwege de grote kosten die de opvang ervan vergde, anderzijds omdat de Koerden binnen Turkije een probleem vormen vanwege hun streven naar onafhankelijkheid.
De 21ste eeuw
Tot aan 2001 ging het niet goed in Turkije. Er was veel inflatie en de Turkse economie beleefde een echte crisis. Na de terroristische aanslagen op 11 september 2001 op de Twin Towers in New York gingen de westerse landen ineens anders naar Turkije kijken. Men zag het nu als een land waarop het westen kon bouwen en men begon Turkije financieel te ondersteunen. Daarop ontworstelde Turkije zich uit de klauwen van de economische crisis.
De Koerdische kwestie
Op hun beurt begonnen in 2009 de Turken anders te kijken naar de Koerdische kwestie. De regering zette de eerste hervormingen in, waaronder het toestaan van de Koerdische taal op universiteiten en het wettelijk toestaan van het voeren van de Koerdische naam van dorpen in het Turks-Koerdische gebied. Ook werd het Koerdisch als spreektaal toegestaan op de nationale televisie. In dit zelfde jaar kondigde de PKK aan dat het niet langer wilde vechten tegen de Turkse staat, maar dat het een democratische oplossing wilde zoeken. Helaas werden de besprekingen stopgezet toen er in 2011 weer nieuwe aanslagen waren. Pas in 2012 ging men weer, weliswaar zonder hier ruchtbaarheid aan te geven, aan de onderhandelingstafel zitten. De laffe moord op drie Koerdische activistes in de Franse hoofdstad Parijs leidde tot nieuwe problemen, maar men twijfelt tot op heden aan de rol van de Turkse overheid, omdat de beschuldigende vinger ook wordt gewezen naar de PKK zelf en de Iraanse regering. De finesses van deze aanslag zullen we wel nooit leren kennen.
Premier Erdogan
Sinds 2007 begint premier Erdogan zich steeds totalitairder op te stellen in zijn gedrag en in het publieke debat. Hij wilde bijvoorbeeld een grondwetswijziging waardoor hij vanaf 2014 opnieuw tot premier gekozen kan worden. Dit heeft hem op veel kritiek komen te staan, ook vanuit zijn eigen partij. Bijvoorbeeld president Gul, die eveneens lid is van de partij van Erdogan, was niet blij met deze, door velen als ondemocratisch bestempelde, greep naar de macht van Erdogan.