Engelse kolonisten van de Canterbury Association stichtten in 1848 aan de monding van de rivier de Avon de stad Christchurch. Founding father John Robert Godley was een oerconservatieve en streng gelovige Engelsman die droomde van een perfecte geloofsgemeenschap, waarin kerk en staat het samen voor het zeggen hadden. De stadsbestuurders moesten daarom afkomstig zijn uit de betere kringen en het anglicaanse geloof voorbeeldig belijden. Maar ook aan het gepeupel stelde Godley hoge eisen. Zo moest een emigrant over goede referenties beschikken om voor een betaalde overtocht in aanmerking te komen. Hij moest een door zijn predikant vergeven getuigschrift kunnen overleggen waarin stond dat hij niet dronk en nijver en eerlijk was en dat hij en zijn gezin eerzame anglicaanse burgers waren. Alleen zo kon een godvruchtige stad ontstaan, vrij van armoede, drankzucht en criminaliteit. De uitverkoren kolonisten voeren als de zogenaamde Canterbury Pilgrims naar hun nieuwe vaderland.