Mindanao

Swipe

Westelijk Mindanao en de Sulu-Archipel

Het westelijk deel van Mindanao is in feite een groot schiereiland dat via een slechts 15 km brede landengte verbonden is met de rest van het eiland. Belangrijke plaatsen langs de noordoostkust van het schiereiland zijn de haven- en industriestad Ozamiz en Oroquieta, hoofdstad van de provincie Misamis Occidental. De stad Dapitan aan de noordkust was de plaats waar de volksheld José Rizal verbleef tijdens zijn ballingschap van 1892 tot 1896. Op het schiereilandje noordelijk van Dapitan is aan een prachtige, geïsoleerd liggende baai het luxe Dakak Beach Resort gevestigd. Circa 10 km ten zuidwesten van Dapitan ligt Dipolog, provinciehoofdstad van Zamboanga del Norte. Het grootste bevolkingscentrum aan de zuidkust is Pagadian, hoofdstad van Zamboanga del Sur.

Helemaal aan het zuidwestelijke uiteinde van het schiereiland ligt Zamboanga, de toeristisch gezien meest interessante stad in het gebied. De naam van de stad zou afgeleid zijn van het Maleise woord ‘jambangan’ (‘bloemenland’). Een andere opvatting is dat het woord stamt van het begrip ‘sambuan’, een houten paal welke door de kustbewoners gebruikt wordt om een boot vooruit te duwen in ondiep water. Hoewel de plaats al eeuwenlang bewoond werd door de lokale Maleise bevolking beschouwt men 23 juni 1635 als de officiële stichtingsdatum van Zamboanga. Op die dag werd door de jezuïet Melchor de Vera de eerste steen gelegd van de vesting Fort Pilar, toen nog genaamd Real Fuerza de San José. Het stenen bouwwerk diende niet alleen ter bescherming tegen de vijandige islamitische bevolking in de streek, maar moest ook aanvallen weerstaan van Hollandse, Portugese en Engelse oorlogsschepen. Het fort is tijdens de jaren negentig van de 20e eeuw grondig gerestaureerd. In het fort bevinden zich thans ook expositieruimten van het National Museum. In het volkenkundige gedeelte zijn traditionele kleding, gebruiksvoorwerpen en enkele boten van de lokale ‘minderheden’ tentoongesteld. In de tegenoverliggende vleugel van het fort bevindt zich een archeologische afdeling (met Chinees aardewerk, opgedoken bij scheepswrakken) en natuurhistorische afdeling (met een leerzame tentoonstelling over de lokale kustfauna). Het museum is dagelijks (behalve op zaterdag) geopend van 9.00-12.00 en 14.00-17.00 uur). Aan de buitenzijde van de oostelijke muur van de vesting bevindt zich het openluchtaltaar van Nuestra Señora del Pilar. Dit Maria-altaar wordt vooral tijdens de weekenden drukbezocht door gelovigen die er komen bidden en meestal enkele kaarsen aansteken. Iets ten oosten van het fort staat een moskee welke zich spiegelt in het water van een kleine lagune. Helaas wordt het vrije zicht op de moskee thans belemmerd door het vlakbij gebouwde Islamic Institute of the Philippines.

Net voorbij de moskee begint de moslimwijk Rio Hondo, een nederzetting met paalwoningen. Smalle houten loopbruggen fungeren als straten. Doordat vrij veel planken in een gammele staat verkeren of verdwenen zijn vergt het lopen over deze straatjes wel de nodige voorzichtigheid. Kinderen en soms ook oudere bewoners nodigen westerse bezoekers regelmatig uit een foto te nemen door te roepen ‘hey Joe, gimme a shot’ of ‘take me a picture’. Maar men loopt ook kans op negatieve tot ronduit agressieve reacties. De bewoners behoren merendeels tot de Tausug en de Samal. Tevens hebben zich verscheidene Bajao-families in de wijk gevestigd. Er vertoeft ook altijd een aantal Samal en Bajao (‘zeezigeuners’) met hun kleine boten in de buurt van de werf van Zamboanga en tegenover de kademuur van het aan zee gelegen Lantaka Hotel. Hier bieden ze de toeristen mooie schelpen en koralen te koop aan. Uit oogpunt van natuurbehoud kan men er overigens beter van afzien stukken koraal te kopen, bovendien is het materiaal zeer breekbaar. In het Lantaka Hotel is ook een informatiekantoor voor toeristen gevestigd. Dicht bij de werf bevindt zich de schilderachtige Public Market. Vooral de visafdeling is de moeite waard. De aangeboden koopwaar is zeer gevarieerd. Men ziet er prachtige koraalvissen, barracuda’s, tonijnen, grote kreeftachtigen, inktvissen, enzovoort. Men kan hier het best een kijkje nemen tijdens de vroege ochtenduren of in de namiddag. Ongeveer tweehonderdvijftig meter noordelijk van de Public Market ligt de Plaza Pershing. Dit plein bevindt zich midden in de stadskern en is genoemd naar generaal John ‘Black Jack’ Pershing, de eerste Amerikaanse gouverneur van Mindanao. Het westelijke stadsdeel van Zamboanga wordt aan de zeezijde begrensd door de fraaie Justice R.T. Lim Boulevard (Cawa Cawa Boulevard), waarlangs een aantal mooie acaciabomen groeien. Op zondagen komen vaak Filippijnse families naar de boulevard om er te picknicken en te baden. Voor de kust liggen hier meestal verscheidene ‘basnigs’ voor anker. Dit zijn grote, kleurrijke uitleggerboten die wel wat doen denken aan vikingschepen. De talrijke touwen welke vanaf de mast omlaag lopen suggereren wellicht dat het gaat om zeilvaartuigen, maar de boten worden aangedreven door een motor. De touwen zijn bevestigd aan de uitleggers en verhogen daardoor de stabiliteit. Wel van een groot zeil voorzien is een ander boottype dat men hier ook regelmatig ziet, de zogenoemde ‘vinta’. Gewoonlijk is het zeil eenvoudig gekleurd, maar bij speciale gelegenheden worden soms mooie veelkleurige zeilen gebruikt. Rond de middag installeert men langs de boulevard eenvoudige barbecuekraampjes met eettafeltjes. Hier kan men geroosterde maïskolven, kippenpootjes, inktvisjes en dergelijke kopen en tijdens het nuttigen daarvan genieten van de zonsondergang. Voor degelijker maaltijden kan men onder andere terecht bij het Hai San Seafood Restaurant en Zamboanga Seafood House, beide aan de San José Road. Vooral aan te bevelen is ook het restaurant van het Lantaka Hotel. Buiten de stad Zamboanga bevindt zich binnen een straal van 25 km een aantal interessante excursiedoelen.

Enkele kilometers zuidelijk van de stad ligt het circa 240 ha grote koraaleilandje Great Santa Cruz Island, bereikbaar per ‘pumpboat’ vanaf het Lantaka Hotel (retourprijs per boot ongeveer 500 pesos). Het heeft een mooi strand met prachtig rozeachtig getint koraal-zand. Langs het strand zijn overdekte picknickplaatsen aangelegd en er is een kraampje waar men frisdrank kan kopen. Behalve zonnebaden en snorkelen kan men tevens een wandeling maken naar de kleine Samal-begraafplaats (al enkele decennia niet meer in gebruik) en het Samal-paalwoningendorpje dat gelegen is bij de monding van een mangrovelagune. Circa 19 km ten noordoosten van Zamboanga ligt de islamitische nederzetting Taluksangay. In het centrum van dit vooral door Samal bewoonde plaatsje staat een pittoreske moskee. Vanaf de houten pier heeft men een mooi uitzicht op de paalwoningen. De bewoners leven vooral van de visvangst en van de verkoop van brandhout dat verzameld wordt in de mangrovebossen in de omgeving. Ongeveer 7 km westelijk van de stad ligt langs de kust het Yakan Weaving Village, een groepje woningen van enkele Yakan-families die in hun onderhoud voorzien door de verkoop van traditioneel geproduceerde weefartikelen. Zo’n 15 km verder westelijk ligt San Ramon met de in 1870 door de Spanjaarden gestichte Prison and Penal Farm. Bij de ingang van de gevangenis staat in de schaduw van enkele indrukwekkende acacia’s een winkeltje waar men houtsnijproducten kan kopen die gemaakt zijn door de gedetineerden. Aan de noordkant van Zamboanga, circa 7 km vanaf de Public Market, bevindt zich op een hoogte van 500 m boven zeeniveau het Pasonanca Park. Het park heeft onder andere een drietal zwembassins, maar de belangrijkste attractie is het geheel gemeubileerde Tree House. Geïnteresseerden kunnen in dit boomhuis gratis een nacht doorbrengen (informeren in de City Hall in Zamboanga). Iets noordelijk van het Pasonanca Park ligt het Climaco Freedom Park, waar men omhoog kan wandelen naar een groot wit kruis bovenop Holy Hill. Vanaf dit punt heeft men een mooi uitzicht over de stad en de Basilan Strait. De verder noordelijk gelegen berghellingen zijn nog begroeid met mooi tropisch oerwoud dat men in verband met de watervoorziening van de stad voor de toekomst wil behouden.

Pal ten zuiden van Zamboanga ligt het bergachtige eiland Basilan, dat sinds 1973 een zelfstandige provincie vormt. De boottocht van Zamboanga naar de provinciehoofdplaats Isabela vergt ongeveer 1,5 uur. Van de ongeveer 300.000 eilandbewoners behoort een derde tot de Yakan. Dit volk is vooral bekend vanwege de kwalitatief hoogwaardige weefproducten. In het langs de noordoostkust gelegen plaatsje Lamitan wordt op donderdag en zondag een interessante markt gehouden. Vanuit de wijde omgeving komen traditionele Yakan hier naar toe om hun waren te verhandelen. Andere moslimgroeperingen dan de Yakan op Basilan zijn de Tausug, Samal en Bajao. Verder hebben zich op het eiland immigranten gevestigd vanuit Zamboanga (Chavacanos) en vanuit de Visayas. Een van de belangrijkste inkomstenbronnen op Basilan vormt het winnen van latex dat gebruikt wordt voor de fabrikage van rubber. Tevens houdt men zich bezig met de productie van onder andere koffie, cacao, kopra en palmolie. De visserij is uiteraard ook een economisch belangrijke bedrijfstak. Helaas is Basilan vooral de laatste jaren herhaaldelijk in negatieve zin in het nieuws gekomen vanwege gijzelingsacties en schermutselingen tussen verzetsgroeperingen en het regeringsleger.

Zuidwestelijk van Basilan strekt zich over een lengte van meer dan 300 km de Sulu-archipel uit. Deze eilandenreeks vormt de scheiding tussen de Suluzee en de Celebeszee. Vanuit het naburige Borneo drong via de Sulu-eilanden de islam door op de Filippijnen. De eerste moskee op Filippijnse bodem werd reeds in 1380 gebouwd door de moslim Karim al-Makdum op het eilandje Simunul. De islamisering van de Sulu-archipel was grotendeels voltooid rond het eind van de 15e eeuw, dus voordat de Spanjaarden op de Filippijnen arriveerden. Tegenwoordig behoort circa 90 % van de bevolking in het gebied tot aanhangers van de islam. De grootste bevolkingsgroep vormen de Tausug. Zij hebben in economisch en politiek opzicht de meeste invloed in de archipel. Andere belangrijke bevolkingsgroepen zijn de Samal en de Bajao. De laatste groep, ook bekend als ‘zeezigeuners’, staat het laagst op de sociale ladder. Oorspronkelijk leefden de meeste Bajao vrijwel continu op hun boten op zee, maar thans hebben velen zich gevestigd in paalwoningdorpen langs de kust. Ook vele Samal en Tausug leven in dergelijke kustdorpen. Visvangst en handel vormen de belangrijkste inkomstenbronnen op de eilanden. Het grootste bevolkingscentrum in het gebied is de plaats Jolo (uitgesproken als ‘Holo’), gelegen op het gelijknamige eiland en hoofdstad van de provincie Sulu. In 1876, meer dan 350 jaar na de beroemde expeditie van Magalhães, bouwden de Spanjaarden een vesting op Jolo. Twintig jaar later werd de Spaanse vlag weer gestreken op dit tijdelijke christelijke bolwerk in de Sulu-archipel. In 1974 braken er hevige gevechten uit tussen rebellerende moslims en regeringstroepen en werd de stad Jolo gedeeltelijk verwoest. De stad Bongao is de hoofdplaats van de provincie Tawi-Tawi. Aan de rand van de stad bevindt zich een paalwoningennederzetting welke bewoond wordt door Bajao. Op het naburige eiland Sanga Sanga ligt het plaatselijke vliegveld. Dit eiland is door een smalle zeestraat gescheiden van Tawi-Tawi, het grootste eiland van de provincie. In het uiterste zuidwestelijke deel van de provincie ligt de plaats Sitangkai, ook wel genaamd ‘Het Venetië van het Verre Oosten’. Deze grote paalwoningennederzetting is gebouwd op een uitgestrekt koraalrif en is alleen bereikbaar met kleine boten. Grotere schepen moeten op enkele kilometers afstand voor anker gaan in het Tumindao Channel, westelijk van het eiland Sibutu. Ook op andere plaatsen in dit gebied bevinden zich geïsoleerd liggende paalwoningdorpen op boven zee uitstekende riffen. Tot begin 1982 was de gehele Sulu-archipel voor buitenlanders verboden gebied in verband met de sociale spanningen en het risico van piraterij. Tegenwoordig is het toeristen weer toegestaan het gebied te bereizen, maar aangezien de feitelijke situatie niet echt is verbeterd zijn grote delen van de archipel nog steeds onveilig. Er zijn in het gebied nauwelijks accommodaties aanwezig voor toeristen. Alleen in de grotere plaatsen als Jolo en Bangao zijn enkele eenvoudige pensions. Bovendien kampt men op de eilanden met zoetwatertekorten en beheersen veel mensen niet de Engelse taal. Indien men niettemin het gebied wil bezoeken kan men het best eerst navragen hoe de actuele situatie is bij het Ministerie van Defensie in Manila (Camp Aguinaldo) of bij de militaire instanties in Zamboanga (South Western Command).

10 prachtige bestemmingen in Westelijk Mindanao en de Sulu-Archipel en Filipijnen