Oost-Suriname

Swipe

Commewijne

Een tocht langs de plantages van Commewijne, het district ten oosten van Paramaribo, is op verschillende manieren mogelijk. Een van de mogelijkheden is een rondrit met de auto. Na de afrit van de brug over de Surinamerivier, ter hoogte van Meerzorg, gaat u rechtsaf en vervolgens bij de politiepost links naar Nieuw Amsterdam. Vanaf Fort Nieuw Amsterdam volgt u de weg in oostelijke richting langs de linkeroever van de Commewijnerivier tot aan Alkmaar. Na Alkmaar buigt de asfaltweg zuidelijk naar Tamanredjo en zo komt u terug bij de Oost-westverbinding, de hoofdweg.

Een andere mogelijkheid is een tocht per fiets of bromfiets. U bent dan niet gebonden aan de brug, en kunt met een kleine veerboot oversteken vanaf de zogenoemde Platte Brug vlakbij de Centrale Markt in Paramaribo. De reis kan ook beginnen in Leonsberg, een wijk in Paramaribo-Noord waar u met uw rijwiel per bootje kunt oversteken naar Nieuw Amsterdam. De geoefende fietser kan via Alkmaar en Tamanredjo terugkeren naar Meerzorg.

De leukste manier om Commewijne te bezoeken, is waarschijnlijk per boot. Vanaf het water heeft u een goed uitzicht op de oude plantagewoningen aan de Commewijnerivier. Te Leonsberg kunt u met eigenaren van bootjes onderhandelen over de prijs van een rondvaart over de Commewijnerivier. De Scheepvaart Maatschappij Suriname (SMS) bezorgt post per boot aan de plantages. Passagiers mogen tegen betaling mee. Onderweg worden de plantages Rust en Werk, Alliance en Reijnsdorp (Baki) aangedaan. Deze plantages zijn voor auto’s onbereikbaar. In overleg met het personeel kunt u op de route uitstappen. De postboot maakt een rondvaart en haalt u later weer op. Rust en Werk is de eerste stop aan de Commewijne; het eindpunt van de boot is Baki, de ‘roepnaam’ van Reijnsdorp. Ook touroperators bieden boottochtjes aan.

De plantages

De geschiedenis van tropische landen in de Nieuwe Wereld, waaronder ook die van Suriname, hangt nauw samen met de ontwikkeling van het plantagewezen. De voortdurende strijd tegen het oprukkende onkruid en de bewerking van het land vereiste van meet af aan een groot aantal arbeidskrachten, die in het dunbevolkte Amerika nauwelijks te vinden waren. Naar voorbeeld van de Portugezen in Brazilië introduceerden de Engelsen, halverwege de 17e eeuw, de slavenplantage in Suriname. De Afrikaanse negerslaven bleken beter bestand tegen het afmattende klimaat en tropische ziekten dan de ‘rode slaven’, de indianen.

De Engelse kolonisten vestigden hun volksplanting vooral op de hoge rivieroevers aan de bovenloop van de Surinamerivier. De zware kleigrond van het polderachtige kustgebied kwam voor cultivatie nog niet ter sprake, de lage kustvlakte liep bij elke springvloed onder water. Toen de Zeeuwen in 1667 Suriname op de Engelsen veroverden, verlieten de Engelsen de plantages en gingen met hun slaven scheep naar Tobago. Gouverneur Van Sommelsdijck blies nieuw leven in het plantagewezen. Hij bevorderde de kolonisatie, garandeerde de aanvoer van voldoende slaven en voerde het Zeeuwse poldersysteem in, waardoor ook het kustgebied in cultuur kon worden gebracht. De kleigrond van het lage polderland bleek uitermate vruchtbaar. Zelfs zo vruchtbaar dat de eerste suikerrietsnit wegens grote weligheid niet bruikbaar was. Steeds meer planters verlieten hun bovenstroomse plantages en verhuisden naar grond dichter bij Paramaribo. Het aantal plantages aan de Para-rivier, de Commewijne- en de Cotticarivier namen in snel tempo toe.

De aanleg van een plantage was een kostbare zaak. Investeringen in dammen, sluizen en vaarkanalen alleen al, beliepen tussen de 100.000 en 250.000 harde achttiende-eeuwse guldens. Het bezorgde de kolonisten permanent hoofdbrekens of de opbrengst van suiker, koffie, cacao of tabak de investering zou rechtvaardigen. Veel plantagenamen waren kenmerkend voor de tijdgeest zoals: Zorg en Hoop, Meerzorg, Zorgvlied, de Goede Hoop en Frederikshoop. Maar ook: Lust tot Rust, Zeldenrust, Den Nijd ten Spijt, Worsteling Jacobs en Rust en Werk. Andere plantages kregen persoonsnamen of plaatsnamen. Zo liggen Berlijn en Boston beide in Suriname en ligt Livorno op enkele kilometers afstand van Domburg. Met de komst van Franse hugenoten ontstonden er namen als Tout lui faut, Ma Retraite, Mon Souci, La Espérance en La Providence. De Engelsen noemden hun plantages Paradise, Friendship en Totness.

Het aantal Surinaamse plantages liep halverwege de achttiende eeuw op tot circa 500. Door een krach op de Amsterdamse beurs in 1773 liep de financiering voor de geldverslindende volksplanting spaak. Veel plantagebezitters verlieten berooid de kolonie. De eigenaren lieten in deze periode van ‘absenteïsme’ het bestuur over aan beheerders, die door roofbouw en uitbuiting van de slaven hun inkomen snel wilden vermeerderen. Het weglopersaantal onder de slaven groeide. Een tegenslag die gepaard ging met dalende prijzen voor de plantageproducten op de wereldmarkt. In 1862 waren er nog slechts 216 plantages in bedrijf. De emancipatie van de slaven bracht uiteindelijk de nekslag voor het plantagewezen dat zonder goedkope werkkrachten niet kon bestaan. De geïmporteerde Chinese, Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders verlengden doorgaans hun arbeidsovereenkomst niet, maar vestigden zich na afloop van hun contract als kleinlandbouwer.

Op de oude plantages heerst tegenwoordig een sfeer van vergane glorie. Slechts een enkel is nog min of meer in gebruik. Tussen de bakstenen dammen en sluizen van weleer hebben de nakomelingen van Javaanse en Hindostaanse immigranten hun landbouwgrondjes aangelegd. In Commewijne neemt de belangstelling voor de landbouw de laatste jaren af. De bevolking houdt zich in toenemende mate bezig met visserij. Afgezien daarvan zorgen particuliere veeteelt- en aquacultuurbedrijven voor nieuwe werkgelegenheid.

Peperpot

Vlak na de afrit van de brug over de Surinamerivier kunt u de eerste geasfalteerde weg rechtsaf slaan naar plantage en natuurpark Peperpot. Bent u met de fiets, dan is het na de oversteek bij Meerzorg nog een stevig stuk op de trappers. Vanaf de Oost-westverbinding slingert een weg door het woongebied van Javaanse en Hindostaanse boeren naar de voormalige koffieplantage.

Van de ooit florerende plantage is helaas nog weinig over. De koffieaanplant is overwoekerd, maar een deel van de gebouwen is gerenoveerd voor verhuur en verkoop. 

De plantage van de familie Janssen 

In de vorige eeuw was Peperpot in handen van de familie Janssen. De familiegeschiedenis begint in 1896 bij Anton Janssen een apothekersassistent in Amsterdam. Janssen zoekt avontuur en reageert op een advertentie in de krant voor een baan in Suriname. Hij wordt aanvankelijk tewerkgesteld bij de aanleg van het Tout-Lui-Fautkanaal en trouwt met de handschoen met een meisje uit Middelburg. In 1905 komt hij in dienst van de Rubber Cultuur Maatschappij en wordt beheerder van Peperpot. Al gauw wordt de plantage familieeigendom. Het gaat goed met de koffie. Janssen heeft Javaanse contractarbeiders die het veldwerk doen en in huis helpt de negerin Amalia – geboren als vrije vrouw net na de afschaffing van de slavernij – met de zorg voor de vier kinderen van het echtpaar.

In 1935 neemt zoon Jan-Piet het bedrijf van zijn vader over, maar de tijden zijn veranderd. Het zijn de crisisjaren en koffie levert op de wereldmarkt weinig op. Zijn vrouw Ger schrijft hierover aan een vriend: ‘Ik stuur je gauw weer koffie. ‘t Hoeft niet te bezwaren want ze is f 0.25 een kilo dus zou ik je, of beter Jan-Piet, je wel een boot cadeau kunnen doen.’

Ger Janssen was afkomstig uit Den Haag. Ze miste de stad en de schouwburg en kon maar moeilijk wennen aan het afgezonderde leven op de plantage. Ook Paramaribo vond ze weinig aantrekkelijk. Aan dezelfde vriend schrijft ze over de hoofdstad van de kolonie en de dochter van de gouverneur: ‘Maar hoe prettig 't ook is om veel menschen te zien ik zou toch niet graag in de stad wonen. -Verbeel-je zeg alles in de stad gymnastiekt momenteel, alle dikke dames ook, omdat juffrouw Kielstra ook in de gymnastiek club is. Verder dragen ze nu allemaal dag en nacht handschoenen want juffrouw Kielstra draagt ze.’

Ondanks de economische recessie glijden de dagen op de plantage aangenaam voorbij. ‘s Middags wordt er gewandeld langs de cacoabomen. De kinderen ravotten in de trenzen en vangen kikkers in glazen potjes. De koffiemamaboom geurt en in de rivier ligt een bootje voor pleziervaarten. Het gezin leeft voornamelijk van de moestuin en de eigen koe, waarvoor de koeienjongen als een van de weinige personeelsleden wordt aangehouden. Maar in de jaren zestig is het gedaan met Peperpot. De inkomsten blijven laag en het achterstallig onderhoud neemt de overhand. Jan-Piet Janssen, de laatste directeur van Peperpot, doet noodgedwongen de plantage van de hand en verhuist naar het voor hem grotendeels onbekende moederland.

Bron: mw. T. Boogert-Janssen

Na een slagboom die toegang biedt tot het terrein ligt links het natuurpark Peperpot (geopend din. t/m zon. 8:30 tot 17:00 uur, kaarten zijn tot 16:00 uur verkrijgbaar). In het park zijn vooral in de vroege ochtend vogels te zien en te horen. Verderop aan het weggetje bevinden zich de voormalige opzichters- en directeurswoning. Aan het water ligt de fabriek waar de koffiebonen in ovens werden gedroogd en er tegenover bevindt zich de houten koffieloods. In schamele rijtjeshuizen achter de bestuurswoningen verblijven de nakomelingen van de arbeiders van Peperpot. De enige Surinaamse koffie die nog wel de schappen van de goed gesorteerde supermarkt bereikt, is Katwijkkoffie, een particulier initiatief van de eigenaar van de gelijknamige plantage.

Tamanredjo

Ongeveer 20 kilometer na Meerzorg ligt aan de Oost-westverbinding het dorpje Tamanredjo. Het plaatsje bestaat uit lintbebouwing langs de hoofdweg zonder een echte dorpskern. Nadat aan het begin van de vorige eeuw de plantagedorpen in Suriname leegliepen, moest Tamanredjo uitgroeien tot een groeikern voor de Javaanse bevolking van Commewijne. De Stichting Landbouw Ontwikkeling Commewijne (SLOC) werd met ontwikkelingsgelden opgericht om werkgelegenheid te creëren voor het gebied, maar het project kwam niet van de grond. Tegenwoordig fungeert het dorp, met zijn gunstige ligging tussen Paramaribo en Albina, als tank- en snackstop voor automobilisten.

Tamanredjo herkent u aan de hoge verkeersdrempels bij het betreden van het dorp. Let op: de drempels worden niet allemaal aangegeven door waarschuwingsborden, waardoor u in het donker aardig over het wegdek kunt stuiteren. Het dorp heeft een pompstation, een supermarkt en een aantal warungs die ondermeer lekkere saoto verkopen (Javaanse groente-soep) en petjil (groenten met pindasaus). In Tamanredjo kunt u linksaf slaan richting Alkmaar, gelegen aan de oever van de Commewijnerivier.

Alkmaar en Spieringshoek

De noordelijke weg vanuit Tamanredjo voert u in 10 kilometer door de bakove-aanplant van de plaatselijke bevolking naar Alkmaar. In Alkmaar houdt de weg op bij de buurtwinkel. Hier kunt u kiezen: rechtsaf naar Spieringshoek, de laatste plantage die over de weg bereikbaar is, of linksaf richting Nieuw Amsterdam. Het bijzondere aan Spieringshoek is dat de plantagewoning gebouwd is op stalen neuten. De merkwaardige constructie werd in 1863 gebouwd voor een tentoonstelling in Brussel en later in Suriname weer opgebouwd. Het plantagehuis in Alkmaar is ingericht als kindertehuis. De Evangelische Gemeenschap bouwde in Alkmaar een school, een polikliniek en uiteraard een kerkje. Fraai is de zware bakstenen sluis aan de oever van de Commewijne.

Zorgvlied en Ellen

Vanaf Alkmaar kunt u een boropasi (doorsteek) nemen naar plantage Zorgvlied. Hiervoor volgt u het pad dat evenwijdig loopt aan de rivier. Het oude plantagehuis bestaat uit twee verdiepingen op neuten (steunpalen) en heeft een steil dak. De omgaande galerij met houten trap is kenmerkend voor de koloniale bouwstijl. Langs de bakstenen sluis komt u terug op de hoofdweg. Via het meisjes- en jongensinternaat van Leliëndaal bereikt u medisch centrum Ellen. Opvallend aan Ellen zijn, rond het streekziekenhuis, de identieke volkswoningen met puntdaken. De huizen waren oorspronkelijk bedoeld voor de Javaanse werknemers van de suikerfabriek Mariënburg, maar zij betrokken liever kampongachtige nederzettingen. Net als andere dorpsgemeenten in de omgeving kent Ellen een grote leegloop. De overwegend Javaanse jongeren trekken in groten getale voor studie en werk naar de stad.

Mariënburg

Aan Ellen grenst plantage Mariënburg. In 1882 werd hier de Surinaamse suikerfabriek Mariënburg geopend, zodat de rietplanters van de omliggende plantages zich verzekerd zouden weten van afname van hun suikerriet. Al in 1902 ontstonden er onlusten onder de Javaanse en Hindostaanse werknemers. De toenmalige directeur werd door een arbeider omgebracht wegens vermeend seksueel misbruik van diens vrouw. Het conflict escaleerde tot een arbeidersopstand voor betere lonen en leefomstandigheden. Uiteindelijk werd de koloniale krijgsmacht ingeschakeld. De stokerij werd omsingeld en er vielen vierentwintig doden.

Tot de jaren zestig van de twintigste eeuw heeft de Nederlandse Handelmaatschappij (NHM), voorloper van de ABN-AMRO, gepro-beerd de suikercultuur tot grote hoogte te brengen. Mariënburg kreeg zestig kilometer railtransport. Stoomlocomotieven reden het riet uit het 6.000 ha grote areaal naar de fabriek. Machines voor de vervaardiging van suiker, maar ook van alcohol en rum, werden door elektriciteit aangedreven. Na jaren van voorspoed stagneerde de aanvoer van suikerriet. Door slechte oogsten en een dalende marktprijs konden de rietplanters het financieel niet meer bolwerken. Mariënburg werd gedwongen haar eigen rietaanplant uit te breiden. In 1964 deed de NHM de suikerplantage van de hand aan een cultuurmaatschappij in Amsterdam. Tien jaar later verkochten de Amsterdamse eigenaren Mariënburg voor één symbolische gulden aan de Surinaamse overheid. Suriname werd opgezadeld met een kapotte onderneming en honderden ambtenaren.

Begin jaren tachtig sloot Mariënburg definitief haar poort. In de bouwval staan nog stoomketels uit 1921, die vanwege het instortingsgevaar van de fabriek niet te bezichtigen zijn. Het kantoor van de fabriek herbergt tegenwoordig een internetcafé en de oude plantagewoning is voor overnachtingen omgebouwd tot de Mariënburg Inn. Na Mariënburg kunt u nog een bezoek brengen aan het eveneens in het district Commewijne gelegen openluchtmuseum Fort Nieuw Amsterdam.

Bent u met de fiets, dan kunt u om terug te keren naar de stad vlak bij Nieuw Amsterdam bij de steiger te Voorburg met een klein veerbootje oversteken naar Leonsberg, een wijk in Paramaribo-Noord. Automobilisten moeten over de geasfalteerde weg langs de Surinamerivier doorrijden naar Meerzorg en vandaar over De Brug naar Paramaribo.

Rust en Werk

Op de rechteroever van de Beneden-Commewijnerivier ligt plantage Rust en Werk. Ooit werden Rust en Werk en een aantal omliggende percelen kapotte plantages genoemd. De grond zou verzilt zijn en de infrastructuur verwaarloosd. Een zakenman kocht het waardeloze stuk land op. Hij begon met ontbossing en herstelde de afwatering van het gebied. Op het weidse polderlandschap grazen nu honderden koeien. Naast het succesvolle veeteeltbedrijf heeft Van Alen een aantal visvijvers laten aanleggen voor de kweek van garnalen. Plantage Rust en Werk bezit een antieke sluis te midden van de moestuintjes van de Javaanse bewoners. Op de plantage worden aan groepen rondleidingen te fiets aangeboden.

Frederiksdorp

Voor wie Commewijne bezoekt is Frederiksdorp, ten oosten van plantage Rust en Werk, een aanrader. Frederiksdorp is een plantage waaraan hard is gewerkt. De historische huizen, waaronder de directeurswoning van circa 1760, zijn in de oude staat hersteld en geven een idee hoe het plantageleven moet zijn geweest. Eigenaar de heer Hagemeijer leidt bezoekers graag rond over zijn plantage. Overnachten in een van de appartementen behoort tot de mogelijkheden, evenals uitstapjes in de omgeving, en er is een klein restaurant. Per auto of fiets is Frederiksdorp niet bereikbaar. Maak voor een boottocht naar Frederiksdorp een afspraak met een eigenaar van een bootje op de steiger van Leonsberg in het noorden van Paramaribo, of dichterbij (waardoor voordeliger), aan de waterkant te Mariënburg in het district Commewijne(uw eventuele huurfiets mag mee aan boord).

Alliance

Ook op de voormalige Surinaamse suikerplantage Alliance kan er overnacht worden in een eenvoudig logeergebouw. In 1954 werd Alliance opgekocht door het toemalige gouvernement met het doel de plantagearbeiders om te scholen tot kleinlandbouwers. Sindsdien wordt er door het bedrijf citrusvruchten verbouwd. Een monumentale oprijlaan met aan weerskanten tamarindebomen leidt naar de oude plantagewoning. In de voortuin staat aan de voet van de houten trap naar de galerij een fraai borstbeeld op een piëdestal. De woning zelf vertoont een groot aantal elementen uit de 18e eeuw (panelen, deuren en trap), maar de neuten waarop het huis rust zijn gemaakt van machinale baksteen uit de 19e eeuw. Men vermoedt dat het plantagehuis dateert uit de 19e eeuw, en dat er bij de bouw gebruik werd gemaakt van oud materiaal. Verder heeft Alliance een winkel, een school en een kerk.

Baki

Plantage Baki is de laatste halte van de rivierboot (de wekelijkse postboot). Baki is de onofficiële benaming voor de dorpsgemeente die de plantages Reijnsdorp en Bruinendaal omvat. Baki ligt aan de Matapica-kreek, die halverwege overgaat in het Matapica-kanaal en uiteindelijk naar de oceaan leidt. Door constante aanslibbing is deze verbinding tussen de Commewijnerivier en de zee plaatselijk zeer ondiep. Fascinerend om te zien is de veranderende vegetatie van jong (secundair) bos naar het mangrovebos van het brakwatergebied. In het noordelijke deel van het kanaal dicht bij het zoute water van de zee biedt de vegetatie een doodse aanblik. In Baki is een klein museum ingericht met een mooie collectie aan oude flessen, prenten, kaarten en gebruiksvoorwerpen. Wie meer wil weten over de historie van het gebied bezoekt per boot de Warappakreek waar nog resten bewaard zijn gebleven van een oude suikerfabriek, sluizen en graven. De kreek werd in de plantagetijd door slaven met schoppen uitgegraven. 

10 prachtige bestemmingen in Commewijne en Suriname