Zandstranden en mangrovebossen
Langs de duizenden kilometers kust van de archipel bevinden zich talloze idyllische, door palmen omzoomde stranden waarvan slechts een klein deel regelmatig door toeristen bezocht wordt. Talrijke kleine eilandjes worden hoogstens af en toe door lokale vissers met een bezoek vereerd. Soms kan men langs de stranden leuke vondsten doen van allerlei soorten schelpen. De aldus gevonden exemplaren zijn weliswaar niet zo fraai als de schelpen die her en der te koop worden aangeboden, maar de oorspronkelijke eigenaren van de gevonden schelpen zijn in ieder geval op natuurlijke wijze doodgegaan. Bovendien worden de wilde populaties van de schelpdieren niet bedreigd als men aangespoelde schelpen verzamelt en dat risico is wel aanwezig als men exemplaren gaat kopen. De verscheidenheid aan schelpdieren is op de Filippijnen zeer groot. Vooral de slakken (klasse Gastropoda) zijn zeer goed vertegenwoordigd. Erg populair bij verzamelaars zijn onder andere de 'kauries' (familie Cypraeidae). De bekendste soort is wel de tijgerkaurie (Cypraea tigris), waarvan de schelp ongeveer 10 cm lang wordt. De kauries danken hun populariteit niet alleen aan hun karakteristieke vorm en de vaak erg fraaie tinten, maar vooral ook aan het hoog glanzende oppervlak van de schelpen. Ook zeer geliefd zijn de kegelslakken (familie Conidae). Deze bezitten een gifstekel om prooien mee te doden. Als een kegelslak in het nauw gedreven wordt kan hij de stekel ook als verdedigingswapen gebruiken en in sommige gevallen is dat ook voor mensen fataal gebleken. Erg merkwaardige dieren welke 's nachts hun activiteiten ontplooien op het strand zijn de kokospalmkreeften of klapperdieven (geslacht Birgus). Deze tot meer dan 3 kg zware dieren danken hun naam aan het feit dat ze onder andere opengebarsten kokosnoten eten. Daarnaast leven ze van allerlei ander plantaardig materiaal en ook van aas. Ze zijn tegenwoordig erg schaars geworden, omdat ze erg lekker zijn. Ook de zeeschildpadden (familie Chelonidae) die hun eieren ingraven op rustige zandstranden zijn ten gevolge van overbejaging helaas sterk in aantal achteruit gegaan. De bekendste soort is de soepschildpad (Chelonia mydas). Belangrijke legplaatsen van zeeschildpadden bevinden zich op de Turtle Islands (Schildpadeilanden) in het zuidwestelijk deel van de Suluzee.
Een biologisch gezien veel interessanter kustbiotoop dan de zandstranden vormen de mangrovebossen. Mangroven groeien in de getijdenzone, waar ze met hun wirwar van wortels slik en aanspoelsel vasthouden en daardoor zorgen voor een natuurlijke landaanwinning. Bij zware stormen fungeren de mangrovebossen als een soort buffer en bieden aldus bescherming aan het achterland. Vaak kan men een duidelijke zonering onderscheiden in het mangrovebos. Op de vloedlijn groeien de sonneratia's, vooral Sonneratia griffithii. Hun wortels hebben omhoogstaande 'pneumatoforen' die als korte staken boven het slik uitsteken. Men veronderstelt dat deze punten bij laag water een rol spelen bij de gaswisseling. Achter de Sonneratia-gordel bevinden zich de Rhizophora-bomen. Deze bomen staan elk op een 'voetstuk', bestaande uit talloze boogvormige steltwortels. De vruchten van deze bomen vallen als dolken omlaag in de modder onder de moederboom. Meer landinwaarts, op plaatsen die alleen bij hoog springtij overstroomd worden door zeewater, groeien de Bruguiera-bomen. Zij hebben geen steltwortels, maar wortels die gekronkeld over de bodem groeien. Daar waar de mangrovebossen doorsneden worden door brakwaterkreekjes bevindt zich vaak een weelderige vegetatie van nipapalmen (Nipa fruticans).
Dankzij de rijkdom aan organisch materiaal vormen de mangroven een zeer voedselrijk biotoop. Het zijn belangrijke kraamkamers voor garnalen en allerlei soorten vissen. Zeer merkwaardige vissen, welke ook als volwassen dieren hun leven in de mangroven doorbrengen, zijn de slijkspringers. Hun wetenschappelijke naam Periopthalmus is een verwijzing naar de uitpuilende ogen op de kop die daardoor doet denken aan de kop van een kikker. De slijkspringers leiden een amfibisch leven. Zolang de kieuwkamers maar vochtig blijven voelen ze zich ook buiten het water uitstekend thuis. Met hun borstvinnen kunnen ze zich voortbewegen over de modder en omhoogklimmen langs mangrovewortels en bij gevaar kunnen ze zelfs met kleine sprongetjes wegspurten. Ook de balts speelt zich vaak op het droge af. Daarbij zetten de partners telkens parmantig hun rugvin op. Andere merkwaardige en zeer karakteristieke bewoners van de getijdenzone zijn de wenkkrabben (geslacht Uca). Bij de mannetjes van de wenkkrabben heeft een van beide scharen buitensporige proporties aangenomen. Deze schaar is ongeveer net zo groot en zwaar als de rest van het lichaam. De levendig gekleurde mannetjes gebruiken hun geweldige schaar om er driest mee te zwaaien naar concurrerende mannetjes of om er uitnodigend mee te 'wuiven' naar een passerend vrouwtje. Het is een grappig schouwspel dat men het best van enige afstand met een verrekijker kan bekijken. Ook erg vermakelijk zijn de kleine soldaatkrabben (Dotilla mictyroides). Ze leven in horden bij elkaar en marcheren als een leger over de modder waar ze zich bij verontrusting snel kunnen ingraven.
De mangroven en bijbehorende slikgebieden vormen een leefgebied voor veel vogelsoorten. Men heeft er een uitstekende gelegenheid allerlei reigerachtigen waar te nemen. Een algemeen voorkomende soort is de kleine mangrovereiger (Butorides striatus). Opvallender dankzij hun witte kleur en hun weinig verborgen levenswijze zijn de verschillende zilverreigersoorten (geslacht Egretta). Van de plaatselijk nog betrekkelijk algemene rifreiger (Egretta sacra) bestaat er naast een geheel witte ook een donkergrijze kleurfase. De grootste reigersoort op de Filippijnen is de solitair jagende Sumatraanse reiger (Ardea sumatrana). Op de slikgebieden fourageren soms grote aantallen wadvogels, zoals verschillende soorten plevieren (Charadrius), wulpen (Numenius), ruiters (Tringa) en strandlopers (Calidris en andere geslachten). Een belangrijk deel van deze vogels is afkomstig uit Noordoost-Aziatische broedgebieden. Ze gebruiken de Filippijnse slikken als doortrek- en overwinteringsgebied. In sommige delen van de archipel kan men in de kustgebieden nog regelmatig de prachtige witbuikzeearend (Haliaeetus leucogaster) waarnemen. Tijdens het zweven houdt deze grote roofvogel zijn vleugels in een ondiepe 'V'-stand. Evenals de tropische regenwouden worden de mangrovebossen ernstig bedreigd door de mens. In het begin van deze eeuw besloeg het totale areaal mangroven op de Filippijnen circa 450.000 hectaren. Daarvan is thans minder dan een kwart overgebleven. Een groot deel van het oorspronkelijke areaal heeft moeten plaatsmaken voor commerciële 'aquacultuur' (het kweken van garnalen, vissen en andere waterorganismen). Ook houtkap vormt een ernstige bedreiging. Vooral het Rhizophora-hout ('bakauan') is vanwege de hoge verbrandingswaarde erg geliefd als brandhout. Het wordt ook gebruikt als timmerhout en de bast benut men om visnetten mee te beschermen en de kokosdrank 'tuba' bij te kleuren. Het besef dat de mangroven een zeer belangrijke levensgemeenschap vormen begint geleidelijk door te dringen en het is te hopen dat de resterende kustbossen in de toekomst meer bescherming zullen genieten.