Topografie en klimaat
De Filippijnen vormen de noordelijke component van het immense eilandenrijk dat zich uitstrekt tussen Australië en het vasteland van Zuidoost-Azië. Het merendeel van de overige eilanden in dit gebied maakt deel uit van de staat Indonesië. In totaal omvat de Filippijnse archipel circa 7100 eilanden en eilandjes. Daarbij zijn ook inbegrepen talloze nietige en vaak naamloze koraaleilandjes, met mangroven begroeide zandbanken en dergelijke. Slechts ongeveer een kwart van de eilanden wordt permanent bewoond. Daarnaast zijn er nog honderden eilandjes die periodiek door vissers bewoond worden. De totale landoppervlakte van de Filippijnen bedraagt circa 300.000 km2 ofwel 8 maal de oppervlakte van Nederland, terwijl de totale kustlengte neerkomt op grofweg 34.500 kilometer. Ongeveer tweederde van de totale oppervlakte wordt ingenomen door de twee grootste eilanden van de archipel: Luzon (ca. 104.700 km2) en Mindanao (ca. 94.600 km2). De tussen Luzon en Mindanao gelegen eilanden staan gezamenlijk bekend onder de naam Visaya-eilanden of kortweg de Visayas. Enkele belangrijke eilanden in de Visaya-groep zijn, van west naar oost: Panay, Negros, Cebu, Bohol, Leyte en Samar. In het noordwesten vormt het langgerekte eiland Palawan een soort natuurlijke verbinding tussen Kalimantan (Borneo) en het noordelijk deel van de Filippijnen. In het zuiden wordt een soortgelijke eilandbrug gevormd tussen Kalimantan en Mindanao door de Sulu-archipel. De Filippijnen danken hun ontstaan vooral aan plooiingsverschijnselen en daarmee gepaard gaande gebergtevorming in het westelijk deel van de Grote Oceaan. In dit gebied bevindt zich een langgerekte breukzone welke zich van noord naar zuid uitstrekt vanaf Kamtsjatka tot in Indonesië en verder zuidoostelijk tot in Nieuw-Zeeland. Ook Taiwan en de eilandenreeks van Japan maken deel uit van deze breukzone. Parallel aan de eilandenketens bevinden zich plaatselijk zeer diepe troggen in de oceaan. Het diepste punt van de Filippijnentrog (-10497 m) bevindt zich zuidoostelijk van het eiland Leyte. In breukzones zijn aardschokken en vulkanisme geen zeldzame verschijnselen en dat geldt ook voor de Filippijnen. In de archipel bevinden zich tientallen vulkanen, waarvan een deel nog actief is.
Dankzij de plooiingsverschijnselen en het vulkanisme zijn de Filippijnen erg reliëfrijk. Grote delen van het gebied bestaan uit gebergten en heuvellandschap, slechts een derde deel van het oppervlak wordt ingenomen door laagland. Het belangrijkste bergmassief op Luzon is de van noord naar zuid lopende Cordillera Central (Centrale Gebergte). De hoogste bergtop in dit gebied is de Pulag (2928 m). Parallel aan de oostkust van Luzon ligt de nog weinig ontsloten en dunbevolkte Sierra Madre met als hoogste top de Anacuao (1850 m). Tussen de Cordillera en de Sierra Madre baant zich de 354 kilometer lange Cagayan-rivier door de gelijknamige vallei een weg naar zee. Het centrale deel van Luzon wordt ingenomen door de Central Plain (Centrale Vlakte), het belangrijkste rijstteeltgebied van de Filippijnen, waar zich ook de grootste bevolkingsconcentratie bevindt. In het zuiden wordt de Central Plain begrensd door de Baai van Manila. Iets verder naar het zuidoosten ligt Laguna de Bay, het grootste meer in de republiek. Het landschap van het zuidelijk deel van Luzon wordt getypeerd door een grillig gevormde kust en de aanwezigheid van enkele geïsoleerd liggende vulkanen. De bekendste daarvan is de zeer fraai gevormde Mayon vulkaan die een hoogte bereikt van 2421 m. Palawan en de Visaya-eilanden hebben een landschap dat grotendeels bestaat uit heuvels en bergen. Alleen langs de kust bevindt zich plaatselijk een smalle strook laagland. Op sommige plaatsen is het gebergte hoger dan 2000 m, zoals op het eiland Negros dat gedomineerd wordt door de Canlaon vulkaan (2465 m). Ook het grote zuidelijke eiland Mindanao is erg bergachtig, maar er bevinden zich tevens twee betrekkelijk grote en vruchtbare laaglandgebieden, nl. de Agusanvallei en de Cotabatovallei. Het laatstgenoemde gebied wordt doorsneden door de Mindanao-rivier of Rio Grande de Mindanao, de rivier met het omvangrijkste stroomgebied van het eiland. Een deel van het water in de Mindanao-rivier is afkomstig van bergstromen die ontspringen in het Apo-massief, waar zich de hoogste berg van de Filippijnen bevindt, nl. de 2955 m hoge Mount Apo.
Samenhangend met de ligging iets ten noorden van de evenaar is er op de Filippijnen sprake van een tropisch klimaat. De archipel strekt zich uit van 5° NB (Sulu-eilanden) tot 21° NB (Batan-eilanden noordelijk van Luzon). Dit komt neer op een afstand van bijna 1800 km. Ondanks deze grote afstand ligt de gemiddelde temperatuur in het zuiden slechts circa 2 °C hoger dan in het noorden. Ook de temperatuurverschillen in de loop van het jaar zijn betrekkelijk gering. De warmste maand is mei en in steden als Manila en Cebu kan de temperatuur dan oplopen tot 35 °C. Tijdens de koudste maand, januari, worden nog temperaturen gemeten tot 30 °C. De verschillen in neerslag zijn veel duidelijker, zowel in de loop van het jaar als in de verschillende delen van de archipel. De kustgebieden aan de westkant van de archipel worden sterk beïnvloed door de zuidwestmoesson, welke hier in de periode juni-oktober veel regen brengt. Tijdens het droge seizoen (december-mei) regent het in deze gebieden relatief weinig. De minste neerslag valt in de periode februari-april. Meer naar het oosten zijn de seizoensverschillen minder uitgesproken. In de kuststreken langs de Grote Oceaan regent het gedurende het gehele jaar regelmatig. Van een echt droog seizoen is hier geen sprake, al valt er tijdens de periode maart-augustus minder neerslag dan tijdens de overige maanden. De natste maanden in deze gebieden zijn november t/m januari, wanneer de noordoostpassaat veel vochtige lucht aanvoert vanaf de oceaan. Als gevolg van aanhoudende wind en de oceaandeining is de zee langs de oostelijke kusten in dit jaargetijde vaak nogal ruig. Gebieden die in de regenschaduw van bergen liggen, zoals de Cagayan-vallei in het noordelijk deel van Luzon, zijn relatief droog. Dit geldt ook voor de eilanden in het centrum van de Visaya-groep (o.a. Cebu) en de noord- en westkant van Mindanao. Als gevolg van het reliëf kunnen de lokale weersomstandigheden soms frappante verschillen vertonen. Zo komt het regelmatig voor dat de zon schijnt aan de kust, terwijl iets landinwaarts de bergen gehuld zijn in een dicht wolkendek waaruit periodiek de beruchte tropische stortbuien losbarsten. In de hoger gelegen bergstreken is het gemiddeld minder warm dan in de laaglandgebieden. Soms kan de temperatuur hier zakken tot waarden beneden 10 °C. De stad Baguio, gelegen in de Cordillera Central, heeft het gehele jaar een aangenaam klimaat al valt er wel vrij veel neerslag. De Filippijnen worden jaarlijks geteisterd door hevige stormen. Dergelijke cyclonen of taifoens kunnen een enorme ravage aanrichten en talloze slachtoffers eisen. Dit is vooral het geval als de stormen gepaard gaan met vloedgolven en ten gevolge van hevige regenval optredende overstromingen en aardverschuivingen. De plaatsen waar een storm heeft huisgehouden zijn vaak jarenlang nog herkenbaar aan omgeknakte kokospalmen en dergelijke. In de periode juli-begin december en vooral omstreeks september is de kans op taifoens het grootst. De kuststreken langs de Grote Oceaan (vooral Leyte, Samar en oostelijk Luzon) worden het meest geteisterd. De eilanden in het westelijk deel van de Visaya-groep, Palawan en het grootste deel van Mindanao hebben relatief weinig te lijden van taifoens. Klimatologisch gezien de beste periode om de Filippijnen te bezoeken is januari-begin mei. Er valt dan relatief weinig regen in de meeste gebieden en de kans op hevige stormen is aanzienlijk kleiner dan tijdens de rest van het jaar. Bij een bezoek gedurende de tweede helft van het jaar moet men rekenen op een aantal regenachtige dagen, vooral in de berggebieden. Het aantal dagen met mooi weer is ook in deze periode echter gewoonlijk in de meerderheid.