Guatemala

Swipe

Costumbre

Vele Indiaanse gemeenschappen in Guatemala leven nog op dezelfde wijze als hun voorouders in de koloniale tijd deden. Ze dragen met de hand geweven kleding en verbouwen maïs op een arbeidsintensieve wijze op heel kleine, schrale milpa’s (maïsakkers), die vaak ver van hun huis op berg- of vulkaanhellingen liggen. Een inheemse medicijnman begeleidt met rituelen het zaaien en oogsten van de maïs inclusief de tussenliggende stadia. Hij weet precies hoe hij de goden moet beïnvloeden om een rijke oogst binnen te halen. Er worden ook tarwe en andere granen verbouwd hoewel die meestal voor de export bestemd zijn. Verder worden op tablones (geïrrigeerde akkers op terrassen) groentes gekweekt. Deze akkerbouw is voornamelijk zelfvoorzienend en de Indiaanse economie staat dan ook eigenlijk buiten de nationale economie. Het menu van de inheemse bevolking bestaat al eeuwen uit maïstortilla’s (maïspannenkoekjes) en bonen. Men eet enige inheemse groentes en vlees wordt alleen bij bijzondere gelegenheden gegeten.

Omdat de opbrengsten steeds minder worden, zijn de Indiaanse boeren gedwongen om enige maanden per jaar op de grote fincas (plantages) aan de kust te gaan werken. Deze veranderde arbeidsomstandigheden die met de introductie van de koffiecultuur aan het einde van de 19e eeuw ontstonden, doorbraken het Indiaanse isolement. Het zijn niet alleen de familiehoofden die tijdelijk migreren, maar de hele familie gaat vaak mee. Deze tijdelijke migraties hebben tot gevolg gehad dat sommige gemeenschappen verladiniseerden en hun tradities verloren gingen. Deze tradities zijn onder andere zichtbaar in de kleding; de meeste vrouwen dragen nog de traditionele kleding hoewel hierin ook een soort eenheidsdracht aan het ontstaan is: de huipil (blouse) en de corte (rok) bestaan dan uit machinaal geweven stof. Deze kleding is veel goedkoper dan de ingenieus met de hand geweven huipil en dat is de belangrijkste reden dat steeds meer vrouwen overgaan tot de eenheidsdracht. De meeste Indiaanse mannen dragen goedkope westerse kleding waarbij de banda (ceintuur), de ponchito en de sandalen nog Indiaanse elementen zijn.

Deze seizoenarbeid op de grote plantages is ook noodzakelijk, omdat 90% van de boerenfamilies te weinig grond heeft om rond te kunnen komen. Zowel grootgrondbezit als kleingrondbezit neemt in Guatemala zeer extreme vormen aan. Aan de ene kant is er het overbevolkte hoogland waar Indianen maïs, bonen en andere gewassen op kleine stukjes land verbouwen. Daartegenover zijn er grote plantages en veebedrijven in de beide kustgebieden en de koffiebedrijven op de lagere gedeelten van de berghellingen. Van 1952 tot 1954 werd een landhervorming doorgevoerd die echter later weer werd teruggedraaid. Het aantal gezinnen zonder land is sterk toegenomen. Dit laatste is voor de Indianen een onverteerbare zaak aangezien zij een heilige band met hun grond hebben, die zij moeder aarde noemen. Vroeger werd de grond door de gemeenschap bewerkt en beheerd en was er geen sprake van privébezit. Deze gemeenschappelijke dorpsgronden zijn grotendeels verdwenen. De laatste jaren neemt de seizoenarbeid sterk af vooral op de grote katoen- en suikerbedrijven, omdat de grootgrondbezitters tot mechanisatie overgaan. Acht van de tien plattelandsgezinnen leven in grote armoede en hebben niet genoeg geld om in de minimale voedselbehoeften te voorzien.

De landbouwproducten die niet voor eigen gebruik noodzakelijk zijn, worden verhandeld op de markt die wekelijks, vaak op zondag, in het dorp plaatsvindt. Grotere plaatsen hebben vaak elke week twee markten. De traditionele handelsroutes bestaan uit voetpaden waarbij uren gelopen wordt om de markt te bereiken. De producten zitten meestal in een net of een grote doek die door de Indiaanse mannen met een mecapal (draagband) om het voorhoofd gedragen wordt. Een andere manier van dragen is door middel van een cacaxte (houten draagstel). De vrouwen dragen producten in grote manden in perfecte balans op hun hoofd die op een tot een rondje gevouwen tzut (doek) rusten. Deze afstanden worden tegenwoordig ook vaak met een vrachtwagen of bus overbrugd. De markt is behalve een plaats om handel te drijven ook een ontmoetingsplaats om de laatste nieuwtjes uit te wisselen en heeft dus naast de commerciële functie een duidelijk sociale functie. Opvallend is de rustige manier waarop gecommuniceerd wordt. De verbeterde transportmogelijkheden hebben ook invloed gehad op het al of niet handhaven van de tradities.

De Indiaanse families wonen in dorpen of op het land vaak in adobe (lemen) huizen die één of twee ruimtes bevatten met een kookhoek van stenen en nauwelijks of geen meubilair. De ruimtes zijn meestal niet voorzien van ventilatiemogelijkheden. Een oude Maya-traditie is het bezit van een temaxcal, een stoombad, dat meestal uit een klein hokje naast het huis bestaat. Op de daken staat vaak een kruis of een Tzijolaj, een afbeelding van de Spaanse heilige Sint-Jacobus te paard. Indianen zien deze heilige als een boodschapper van de goden, maar hij was oorspronkelijk de beschermheilige van de Spaanse veroveraars.

Als gevolg van deze vaak primitieve omstandigheden kent Guatemala een hoge kindersterfte. De gezondheidsvoorzieningen op het platteland zijn bedroevend: er is slechts één arts op 20.000 inwoners, waarbij driekwart van het aantal artsen in de hoofdstad werkt. De Indiaanse families maken dan ook veelvuldig gebruik van de Zahorín, de traditionele genezer die door middel van gebeden, tovermiddelen en kruiden de zieke tracht te genezen.

45% van de Guatemalanen is analfabeet, waarbij de situatie onder de inheemse bevolking in het hoogland nog eens drie- tot viermaal slechter is in vergelijking met de stedelijke gebieden. Het traditionele onderwijs werd in het Spaans gegeven, maar men is tegenwoordig van mening dat het onderwijs op het platteland tweetalig moet zijn. Verschillende ontwikkelingsorganisaties zoals Unicef hebben projecten opgezet om de onderwijssituatie te verbeteren. De Indianen die Spaans spreken hebben natuurlijk betere mogelijkheden om zich buiten de gemeenschap staande te houden.

Het rollenpatroon binnen het gezin en de familie is weinig veranderd. De man werkt op het land en bedrijft enige handel, terwijl de vrouw voor het huishouden zorgt, weeft en meehelpt de producten naar de markt te brengen. Soms helpt ze ook mee op het land. De Indiaanse kinderen hangen de eerste jaren van hun leven veel in een draagdoek op hun moeders rug en krijgen borstvoeding wanneer ze er zin in hebben. Vaak wordt het hoofdje van de pasgeboren baby afgedekt met een doek of muts om hem te beschermen tegen het boze oog van vreemdelingen. Een echte jeugd kennen kinderen eigenlijk niet omdat ze op 6- of 7-jarige leeftijd al mee moeten helpen en als arbeidskrachten beschouwd worden. Dat ze als kleine volwassenen gezien worden, blijkt al uit de kleding, die is hetzelfde als van hun ouders.

De traditionele Indiaanse cultuur kent geen vaststaande huwelijksgewoonten, deze zijn meestal plaatsgebonden. Vroeger was er sprake van het uithuwelijken van de vrouw, maar zij moest wel toestemming verlenen. Om de relatie in gunstige zin te beïnvloeden werd soms de hulp van een medicijnman ingeroepen om een liefdeselixer te brouwen. Vervolgens werd de hoogte van de bruidsschat bepaald in overleg tussen ouders van de bruid en de dorpsoudste. Deze bruidsschat, die de bruidegom aan de ouders van de bruid betaalde, was ter compensatie van een verloren gegane arbeidskracht. Hierna kon het paar gaan samenleven. Bij een mislukt huwelijk werd de bruidsschat terugbetaald. Tegenwoordig wordt geen bruidsschat meer betaald; er wordt minder onderhandeld en burgerlijke en kerkelijke huwelijken komen steeds meer voor.

Sommige Indiaanse gemeenschappen leven op zeer traditionele wijze en houden vast aan hun costumbre. Andere nemen nieuwe levensstijlen veel sneller over. Welke tradities bewaard zullen blijven en welke zullen verdwijnen, is niet te zeggen. Sommigen denken dat deze traditionele Indiaanse levensstijl geheel zal verdwijnen en dat de Indiaanse cultuur volledig op zal gaan in de nationale cultuur. Voorlopig worden de Indianen nog steeds als tweederangsburgers gezien en die positie zorgt er misschien voor dat hun tradities nog lang zullen blijven voortbestaan. Ook het opkomende indigenisme (inheemse bewustwording) draagt ertoe bij dat de Indiaanse identiteit versterkt wordt en dat de Indianen internationaal voor hun rechten gaan opkomen. Deze internationale beweging van Indiaanse volken heeft zich verenigd in de CMPI (Consejo Mundial de Pueblos Indígenas), de wereldraad van inheemse volkeren. Inmiddels is er een aantal Indiaanse organisaties in Guatemala ontstaan die de positie van de Indianen willen verbeteren zoals de CUC, een boerenorganisatie; de CONAVIGUA, waarin weduwen zich verenigd hebben, de CERJ een raad van Indiaanse gemeenten en de GAM, een mensenrechtenorganisatie.

10 prachtige bestemmingen in Guatemala