Guatemala

Swipe

Fiestadansen

Tijdens fiestas, vooral die van de patroonheilige, worden door de Indianen vaak bailes gedanst; dit zijn rituele dansen die stammen uit de precolumbiaanse tijd, maar vooral uit de tijd van de Spaanse overheersing. Je moet geen sierlijke dansshow verwachten, maar het bijwonen van een fiesta met deze dansen is een onvergetelijke en bijzonder kleurrijke gebeurtenis waarbij je de Indiaanse bevolking weer op een andere manier leert kennen. De opvoeringen die gehouden worden bestaan gedeeltelijk uit dansen, maar bevatten ook teksten die opgezegd worden in plaats van gezongen. De dansers zijn allemaal mannen, die groteske, vaak opgevulde kostuums dragen die meestal in morerías (kostuumverhuurbedrijven) gehuurd zijn. Ze dansen uren achter elkaar en vaak zonder ophouden 3 of 4 dagen achter elkaar. De kostuums en de maskers die gedragen worden, maken het dansen tot een lijden. De dansers zien dit echter als een deel van hun offer, want dansen is voor hen een ritueel dat offers vraagt. Het gebruik van alcohol moet het allemaal wat makkelijker maken en aan het einde van de fiesta kunnen de dansers dan ook nauwelijks overeind blijven.

Toen de Spanjaarden Guatemala veroverd hadden, trokken de katholieke priesters het land binnen om de inheemse bevolking tot het christendom te bekeren. Met afgrijzen keken ze naar de heidense rituelen van de afstammelingen van de Maya’s waarvan de dansen een onderdeel vormden. Tegelijkertijd zagen ze hoe dol men op deze dansen was en de priesters besloten om zelf dansen in elkaar te gaan zetten om op die manier de Indiaanse bevolking te bekeren. Toch bleven er tijdens de koloniale periode heidense dansen bestaan met verwijzingen naar mensenoffers. Van deze oude rituele dansen van de Maya’s is nauwelijks iets overgebleven. Sommige dansen waarin een dier een belangrijke rol speelt, verwijzen naar bepaalde totemdieren die door de Maya’s vereerd werden. Voorbeelden van deze precolumbiaanse dansen zijn: de Baile del Venado, de hertendans en de Baile de la Culebra, de slangendans. De eerste dans is eigenlijk een dans die het oude ritueel van de hertenjacht symboliseert, waarbij het hert de personificatie van de oorlogsgod is die in de Popol Vuh wordt vermeld. Een oud echtpaar leidt de jacht, maar ook andere dieren zoals de jaguar, de leeuw, apen en honden doen hieraan mee. Uiteindelijk wordt het hert gevangen en is er een feest waarbij het hertenvlees genuttigd wordt. Tijdens de slangendans dansen mannen in dierenvellen en met dierenmaskers op met een levende slang. Deze dans wordt nog zelden opgevoerd en zou van Mexicaanse oorsprong kunnen zijn. Zo nu en dan worden er op kerkhoven geheime duivelse dansen opgevoerd.

Zoals gezegd bedachten de katholieke priesters zelf een dansspel met monologen in de Indiaanse taal; zo ontstond in 1542 de Baile de la Conquista (dans van de verovering), die voortgekomen is uit het Europese voorbeeld van de Dans van de Moren. Deze laatste dans heeft de bekering van de moslims tot het christendom tot onderwerp. De Baile de la Conquista is tegenwoordig het meest populair en er is bijna geen Indiaans feest, waarbij die niet wordt opgevoerd of tenminste een deel ervan. In deze dans herdenken de Indianen hun eigen onderwerping aan de Spanjaarden en de hoofdrolspeler is dan ook de conquistador Pedro de Alvarado met zijn rode baard, die door de Indianen Tonatiuh (de zon) wordt genoemd. De dansers bestaan uit twee groepen: de conquistadores die maskers dragen die de roze huid en de grote neus van de blanke karakteriseren en de Indianen onder leiding van het Quiché-opperhoofd Tecún Umán; zij dragen maskers met een bruine huidskleur en hun kleding is minder uitbundig. Een hele belangrijke figuur bij deze dans is de Ajitz, een tovenaar die de Quichés raad geeft en vergezeld wordt door een kleine Ajitz, die de dans van kindsbeen af leert. Aan het einde van de dans wordt het Quiché-opperhoofd Tecún Umán gedood en worden de Quichés tot het christendom bekeerd.

De kostuums van de Baile de la Conquista zijn gemaakt van zijden en fluwelen stoffen die met zilver en goud bestikt zijn en waaraan vele versierselen worden bevestigd zoals zilveren munten en spiegeltjes. Het blonde haar van de Spaanse veroveraars wordt gevormd door strengen sisal die onder grote fluwelen hoeden vandaan komen. Deze hoeden doen denken aan militaire uniformen uit de 18e en 19e eeuw, want het zijn vaak twee- of driekantige steken met geverfde veren, struisvogelveren of quetzalveren.

Deze prachtige kostuums worden in morerías (kostuumverhuurbedrijven) gehuurd. Uit koloniale bronnen blijkt dat er sinds de 17e eeuw personen waren die de maskers en de kostuums maakten en dat er later verhuurhuizen ontstonden waarvan de eigenaars ‘moreros’ genoemd werden. In het midden van de 19e eeuw deden zij goede zaken, maar tegenwoordig maken ze moeilijke tijden door als gevolg van de invloed van de protestanten en bepaalde groepen orthodoxe katholieken. De morerías zijn familiebedrijven waarbij de vader meestal het bedrijf runt, maar alle familieleden een eigen taak hebben zoals het naaien en borduren van de kostuums, de reparatie van oudere kostuums, het maken van pruiken van geverfde maguey- of sisalvezels etc. Enige dagen voor het feest gaan inwoners van het dorp, die speciaal uitgezocht worden, de kostuums huren. Het beroemdste kostuumverhuurbedrijf, bekend in heel Midden-Amerika, bevindt zich in San Cristóbal Totonicapán. Als de kostuums in het dorp aangekomen zijn, worden ze vanwege hun kostbaarheid goed bewaakt.

De maskers zijn heel belangrijk; het dragen van een masker heeft een religieus en magisch karakter. Vanaf de preklassieke Maya-tijd waren religieuze gebouwen vaak met architectonische maskers versierd waarbij het masker van de regengod Chac veelvuldig voorkwam. De priesters droegen tijdens de rituelen maskers van de goden die zij vertegenwoordigden, want het doel van het dragen van een masker is een gedaanteverwisseling van de drager in een andere persoon. Het masker is een heilig en magisch object dat vroeger ook in het graf van hoogwaardigheidsbekleders meegegeven werd.

Aan het dragen van een masker gaan vaak speciale rituelen vooraf die de trance van de drager moeten bewerkstelligen zoals vasten, seksuele onthouding, het zingen van liederen en het drinken van alcohol. Ook wordt er een nachtwake bij de maskers en de kostuums georganiseerd en moeten de dansers, tijdens de vooravond van het feest bij hun kostuums en maskers gebeden opzeggen en wierook branden opdat het masker de drager niet zal verslinden! Dat het dragen van maskers te maken heeft met magie blijkt ook uit het feit dat zowel de dansers als de maskermakers behekst schijnen te kunnen worden.

De techniek die in de koloniale tijd gebruikt werd voor het maken van maskers was afkomstig van de religieuze beeldhouwkunst. Op het hout werd een dun laagje pleisterkalk aangebracht en daarna werd het masker beschilderd en gevernist. Vroeger werd alleen hardhout zoals cederhout gebruikt, tegenwoordig komen ook zachtere soorten als grenen- en cipressenhout in aanmerking. Het blok hout wordt aan de achterkant uitgehold zodat de holte op het gezicht past. De oogholtes worden meestal gevuld met glazen ogen die in houten mallen gemaakt worden en later beschilderd worden of de ogen worden direct op het hout geschilderd. De danser ziet door de twee gaten die boven de ogen maar onder de wenkbrauwen aangebracht worden. De mond en de neus worden vaak opengelaten opdat de danser enigszins gehoord kan worden. De verf wordt tegenwoordig direct, zonder een kalklaagje, op de maskers aangebracht. De kwaliteit van de houten maskers loopt terug onder andere als gevolg van het toenemende toerisme; het haar, de baard en de snor worden bijvoorbeeld ruwer afgewerkt. Er worden ook maskers van papier-maché gemaakt. De maskers van de Conquistadores zijn lichtroze van kleur en hebben een gemene uitdrukking. De maskers zijn gewoonlijk kleiner dan de gezichten van de Indianen. Die van personen zijn ongeveer 24 cm lang en de maskers van dieren zijn iets groter, zo tussen de 26 en 30 cm. Rond het masker worden doeken gewikkeld zodat er geen onbedekte plaatsen te zien zijn. Het ademhalen is voor de danser niet bepaald gemakkelijk, omdat de neus- en mondopeningen van de maskers klein zijn. Wat knoflook onder het masker schijnt te helpen. De maskers vertegenwoordigen menselijke en dierlijke typen en geen bovennatuurlijke machten met uitzondering van de duivel die tijdens enkele fiestas een rol speelt.

Om hun bruine huid te verbergen dragen de dansers vaak handschoenen.

De Indianen die meestal blootsvoets zijn of sandalen dragen, moeten nu laarzen dragen. Tegenwoordig dragen ze ook vaak gym-schoenen met kousen wat een vreemd gezicht is bij die uitbundige kostuums.

Tijdens de fiestas kunnen ook nog andere dansen gezien worden zoals de Danza de los vaqueros (dans van de cowboys), die een satire is op de stierengevechten, en de Dans van de Moren, die de christelijke overwinning op de Moren laat zien; het zijn twee typisch Spaanse dansen. Dan is er nog de dans van de vulkaan die de strijd tussen de Spanjaarden en de Indianen bij de vulkaan Agua tot onderwerp heeft. De laatste jaren is de Baile de los Mexicanos (dans van de Mexicanen) populair geworden; deze dans heeft een spottend karakter wat te zien is aan de maskers met de soms opvallend grote neuzen. Het is een satire op het leven op de plantages en de stierengevechten. De dansers zijn cowboys en bazen die het kostuum van de Mexicaanse charro dragen en verder doen er ook stieren aan de dans mee.

Het verschil tussen de dansen zit niet zozeer in de passen, die vrij eenvoudig zijn, maar in het thema van de dans. Deze gaat vaak over een belangrijke historische gebeurtenis of over een ritueel, waarvan de precieze betekenis soms verloren is gegaan. Samenvattend gaan de dansen meestal over een strijd in verhalende vorm. Er zijn alleen mannelijke dansers die soms ook vrouwenrollen voor hun rekening nemen. De dansers vinden het meestal een eer om mee te doen, terwijl hun deelname veel oefening vergt en veel geld kost voor de huur van de kostuums. Enige maanden voor de opvoering, die vooral tijdens de jaarlijkse fiesta van de patroonheilige plaatsvindt, beginnen de dansgroepen te oefenen. De algehele organisatie is in handen van de ‘autor’ (eigenaar) of ‘maestro de danza’, meestal de schoolmeester of een van de dorpsoudsten. Vroeger maakte hij deel uit van de morería, maar nu werkt hij zelfstandig. Hij studeert met de dansers de spreekrollen en passen in door ze voortdurend voor te zeggen en voor te doen. De teksten staan op papier hoewel ze gedeeltelijk mondeling van vader op zoon doorgegeven worden, maar ze kunnen ook samen met de kostuums bij de morería gehuurd worden. Het meedoen aan een dans die meestal drie tot vier dagen bijna ononderbroken opgevoerd moet worden, vraagt een grote krachtsinspanning en een enorm uithoudingsvermogen. Enige tijd voor het feest tot aan het einde van het feest mogen de dansers geen vrouw aanraken en worden ze door een chuchkajau (Maya-priester) met rituelen begeleid, want het is de bedoeling dat ze tijdens het dansen in contact komen met de goden. De begeleiding bij de meeste dansen bestaan uit een trommel en een chirimía of een marimba.

Een bijzondere, vrij zeldzame dans is de Palo Volador (vliegende mast) die in de lucht uitgevoerd wordt en soms in Chichicastenango tijdens een feest te zien is. Deze precolumbiaanse dans is van Mexicaans-Azteekse oorsprong en heeft te maken met de aanbidding van de zon. Aan een hoge mast, die voor de kerk wordt opgericht, worden twee touwen vastgemaakt. De dansers hangen met het hoofd naar beneden en met één been in een lus van een van de touwen. Als het touw zich ontrolt, draaien de mannen rond en beschrijven al zwaaiende een steeds groter wordende cirkel, totdat ze ten slotte de grond bereiken.

Het enige precolumbiaanse dansspel van de Quiché-Indianen dat geen enkele Spaanse invloed heeft ondergaan is Rabinal Achí. Het werd door Brasseur de Boubourg in het Frans vertaald en voor het eerst in 1862 in Frankrijk gepubliceerd. Behalve de tekst waren er ook aantekeningen over de choreografie, kostuums en de muziek, hoewel deze laatste nogal vaag aangeduid werd. Het thema van deze dans is de offerdood van de Quiché-edelman Achí, die voor zijn dood een dans moet opvoeren voor zijn overwinnaar koning Rabinal. Hij zal het offeraltaar bestijgen met twaalf krijgers in jaguar- en adelaarskostuum, symbolen van dapperheid.

Sinds 1856 wordt dit drama nog zelden opgevoerd vanwege de hoge kosten die het met zich meebrengt. Ook willen de Indianen niet dat buitenstaanders de opvoering van dit drama bijwonen.

10 prachtige bestemmingen in Guatemala