Nieuw-Zeeland

Swipe

Landbouw

De eerste kolonisten verbouwden hun gewassen vrijwel uitsluitend voor zichzelf. De landbouw ontwikkelde zich het sterkst aan de oostkust van het Zuidereiland. Het was daar vrij droog en de aanwezige graslanden konden gemakkelijk tot bouwland worden omgeploegd. Het opzetten van een veestapel was daarentegen verre van eenvoudig. Schapen die vanuit Sydney werden aangevoerd stierven al snel omdat ze het vochtige klimaat niet konden verdragen. Door het kruisen van merino’s met Europese schapenrassen werd uiteindelijk een ras verkregen dat hier wel kon aarden. Nieuw-Zeeland kon zich op de export van vlees en wol gaan toeleggen. De uitvinding van de koeltechniek zorgde ervoor dat lamsvlees, rundvlees, boter en kaas naar Groot-Brittannië konden worden geëxporteerd. Dit was het begin van een geweldige opbloei van de schapenteelt en de zuivelindustrie in Nieuw-Zeeland.